4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 28 augustus 2023 krijgt de politie omstreeks 23:30 een melding dat er wordt geschoten in de omgeving van Buurthuis [naam buurthuis] in [naam wijk] , Amsterdam-Zuidoost. Een camerateam van het televisieprogramma Nachtdieren is op dat moment in de buurt opnames aan het maken en heeft de vermeende schutter bij het lossen van de laatste paar schoten kunnen filmen. Als de politie even later ter plaatse is, vinden zij in de buurt van het schietincident een aantal hulzen.
Hierna wordt een onderzoek naar de schutter gestart, waarbij naast de camerabeelden van Nachtdieren, ook bewakingsbeelden van Buurthuis [naam buurthuis] worden bekeken. Ook wordt onderzoek gedaan naar een auto die op de beelden is te zien en die mogelijk verband houdt met de schutter. De eigenaresse van deze auto wordt verhoord en haar telefoon wordt getapt. Op basis van onder meer de beelden en de telefoontaps komt verdachte als de mogelijke schutter bij de politie in beeld.
Is verdachte de schutter?
Allereerst staat de vraag centraal of kan worden bewezen dat verdachte de schutter is die op de camerabeelden van het schietincident op 28 augustus 2023 te zien is. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en licht dat, onder verwijzing naar de bewijsmiddelen in
bijlage II, als volgt toe.
Aan de hand van de door getuige [naam 2] aangeleverde camerabeelden van Nachtdieren, die naar eigen waarneming van de rechtbank een duidelijk beeld geven van de schutter, heeft de politie een signalement vastgesteld van de schutter. Uit vergelijkend onderzoek met foto’s op social media accounts van verdachte en zijn SKDB-foto heeft de politie geconcludeerd dat het signalement van de schutter overeenkomt met het uiterlijk van verdachte. Anders dan de raadsman acht de rechtbank dit signalement niet dusdanig ruim dat daaraan geen waarde kan worden gehecht. Daarbij wordt in het bijzonder gewezen op de specifieke kenmerken zoals een opvallend ruim zittende ketting met lichte en donkere accenten, een lichtkleurig horloge aan de linkerpols en het atletisch postuur van verdachte.
Uit de resultaten van het schotrestenonderzoek concludeert de rechtbank dat schotresten zijn aangetroffen op de broek en schoenen die verdachte droeg tijdens zijn aanhouding. Op die kleding en schoenen, die overeenkomen met het hiervoor genoemde signalement van de schutter, zijn zogeheten categorie A deeltjes aangetroffen. Uit het rapport blijkt dat die deeltjes niet anders kunnen worden verklaard dan door te concluderen dat verdachte bij een schietproces betrokken is geweest. Alleen al daarom zal de rechtbank voorbij gaan aan het verweer dat de schotresten tijdens de aanhouding van verdachte of door het maken van sieraden op zijn kleding is terechtgekomen.
Ook de in de bewijsmiddelen opgenomen telefoongesprekken van getuige [naam 3] vormen een sterke aanwijzing dat verdachte de schutter is. Vaststaat dat de auto waar naast de schutter heeft geschoten toebehoort aan [naam 3] . Het feit dat verdachte drie dagen na de schietpartij aan [naam 3] te kennen geeft dat zij hem ‘toch niet kan bellen’ over het feit dat de politie haar auto heeft meegenomen, duidt naar het oordeel van de rechtbank erop dat verdachte direct betrokken is geweest bij het schietincident. Dit geldt vooral omdat [naam 3] in overige gesprekken met anderen naar eigen zeggen weet wie de schutter is, spreekt over ene [naam 4] die bijna huilde, daarbij de schuld op zich nam en bang is. Ook weegt zwaar dat [naam 3] in een telefoongesprek met een derde heeft verteld over het politieverhoor, waarbij deze derde schijnbaar uit het niets heeft gevraagd of [naam 3] de naam van [naam 4] heeft genoemd en waarop [naam 3] heeft geantwoord met ‘niet eens’. Wanneer deze uitspraken in hun onderlinge samenhang worden bezien acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat deze gesprekken, zoals de raadsman heeft opgemerkt, verkeerd zijn vertaald of dat daar een onjuiste betekenis aan is toegekend. Integendeel: deze gesprekken versterken naar het oordeel van de rechtbank het beeld dat verdachte de schutter is geweest.
Daarbij komt dat in de woning van verdachte een huls is aangetroffen die, volgens het proces-verbaal van wapenonderzoek, overeenkomen met de hulzen die op de plaats van het schietincident zijn aangetroffen. De verklaring die verdachte voor de aanwezigheid van de huls heeft gegeven is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet toegelicht en daarom niet aannemelijk.
Op basis van al deze omstandigheden in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte de schutter is geweest van het schietincident op 28 augustus 2023.
De tweede vraag die moet worden beantwoord is of het handelen van verdachte op
28 augustus 2023 kwalificeert als een poging tot doodslag. De rechtbank beantwoordt deze vraag eveneens bevestigend. Dat wordt als volgt toegelicht.
Voor een poging tot doodslag is vereist dat verdachte heeft geprobeerd om een ander opzettelijk van het leven te beroven. Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig als verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de dood zou intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo'n kans heeft te gelden dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Verdachte heeft vijf keer met scherpe munitie geschoten in dezelfde richting (Kleiburg). De rechtbank heeft op de camerabeelden van Buurthuis [naam buurthuis] waargenomen dat hij voorafgaand aan die schoten in de schiethouding is gaan staan, door zijn armen gestrekt voor zich te houden en zijn voeten een stukje uit elkaar te plaatsen met zijn knieën licht gebogen. De rechtbank heeft dan ook geen enkele twijfel dat verdachte zijn wapen richtte op een of meer personen die in de richting van Kleiburg aanwezig waren. Weliswaar blijkt uit het dossier niet op wie of wat er toen is geschoten, zoals de raadsman meermalen heeft opgemerkt. Dat neemt niet weg dat op de camerabeelden van Buurthuis [naam buurthuis] wel zichtbaar is dat meer personen langs de plaats van het schietincident liepen of fietsten in de minuten voorafgaand aan het moment waarop verdachte het eerste schot heeft gelost. Ook heeft de rechtbank op die beelden waargenomen dat een zeer korte tijd daarvoor twee mensen in de latere schietrichting lopen, waaronder een man met een jong kind op zijn arm. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat ten tijde van het schietincident daadwerkelijk personen aanwezig waren in de nabije omgeving van verdachte en, meer in het bijzonder, in de richting waarin hij de schoten heeft gelost. Uit deze omstandigheden valt af te leiden dat verdachte zich meermalen heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij anderen, die zich in het schootsveld van het vuurwapen van verdachte bevonden, zou kunnen raken door middel van het schieten met dat vuurwapen. Het feit dat verdachte desondanks, meermalen, zijn vuurwapen heeft afgevuurd kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden uitgelegd dan dat hij daarmee deze kans bewust heeft aanvaard en de eventuele gevolgen op de koop heeft toe genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet om de personen die zich in het schootsveld van het vuurwapen bevonden van het leven te beroven.
Gelet op het voorgaande en op hetgeen in de bewijsmiddelen in
bijlage IIis opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit onder 1 wettig en overtuigend is bewezen.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte op 28 augustus 2023 een vuurwapen heeft afgevuurd. In een proces-verbaal van wapenonderzoek dat aan de hand van de camerabeelden van Nachtdieren is opgemaakt, heeft een deskundige vastgesteld dat hij het vuurwapen op die beelden heeft herkend als een pistoolmitrailleur van het merk Agram, kaliber 9mm Parabellum (synoniem 9mm x 19). Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van dit proces-verbaal te twijfelen. Daarbij speelt ook mee dat in het rapport van munitieonderzoek is opgemerkt dat de afvuursporen op de hulzen, die op de locatie van het schietincident zijn gevonden, worden verwacht wanneer die zijn verschoten met een dergelijk vuurwapen. Dat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om dit nader te onderzoeken maakt het voorgaande niet anders. Gelet op de omstandigheid dat verdachte met een vuurwapen zoals onder 3 ten laste gelegd heeft geschoten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het genoemde wapen en munitie voorhanden heeft gehad in de zin van de Wet wapens en munitie.
Uit het proces-verbaal van wapenonderzoek volgt dat het vuurwapen en de munitie die op
3 oktober 2023 in de woning van verdachte zijn aangetroffen voldoen aan de specificaties zoals die in de tenlastelegging zijn omschreven. Hoewel aan de hand van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld hoeveel patronen van het ten laste gelegde kaliber zijn aangetroffen, geldt wel dat in het proces-verbaal van bevindingen wordt verwezen naar
patronenin meervoud. De rechtbank acht dan ook bewezen dat in de woning meer van genoemde patronen aanwezig waren. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte zich van de aanwezigheid van dat wapen en munitie bewust was en dat hij daarover ook kon beschikken. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij het wapen uit elkaar heeft gehaald en dit samen met de patroonhouder heeft bewaard in zijn kledingkast. Of verdachte het wapen en de munitie bewaarde voor zijn neef, zoals hij heeft verklaard, doet aan die beschikkingsmacht niet af. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het genoemde wapen en munitie voorhanden heeft gehad in de zin van de Wet wapens en munitie.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte van [naam 1] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 april 2023 te Amsterdam [naam 1] heeft mishandeld door met zijn vuist of haar neus te slaan, waardoor zij op de grond viel. Van het ten laste gelegde onderdeel dat verdachte haar met zijn hand of op haar oog zou hebben geslagen zal verdachte worden vrijgesproken, omdat dit niet volgt uit de bewijsmiddelen.