ECLI:NL:RBAMS:2024:1221

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
7333342 / HA ZA 23-348
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen franchisenemer en bindend adviseur over vaststelling koopprijs supermarkt

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Steenbergen Appingedam B.V., een franchisenemer van Jumbo, en Value Insights Advisory B.V., een bindend adviseur die de koopprijs van de supermarkt moest vaststellen. Steenbergen heeft Value Insights aangesproken voor schadevergoeding, omdat zij meent dat de adviseur zijn werk niet goed heeft gedaan. De belangrijkste verwijten zijn dat het waarderingstraject te lang heeft geduurd en dat er geen transactiedatum is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat er geen causaal verband is tussen de tekortkomingen van Value Insights en de gestelde schade van Steenbergen. De vorderingen van Steenbergen worden afgewezen, terwijl in reconventie Value Insights wordt toegewezen dat Steenbergen de onbetaalde facturen moet betalen. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van Steenbergen onvoldoende zijn onderbouwd en dat de schade niet is ontstaan door het handelen van Value Insights. De rechtbank wijst de vorderingen van Steenbergen af en veroordeelt haar tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/733342 / HA ZA 23-438
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
STEENBERGEN APPINGEDAM B.V.,
gevestigd in Appingedam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
procesadvocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker,
behandelend advocaat: mr. A.W. Dolphijn,
tegen
VALUE INSIGHTS ADVISORY B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. S.A.G. Hoogeveen.
Partijen worden hierna Steenbergen en Value Insights genoemd.

1.De zaak in het kort

Steenbergen, een franchisenemer van Jumbo, wilde haar supermarkt verkopen. Volgens afspraak heeft ze die eerst aangeboden aan Jumbo. Omdat Jumbo en Steenbergen het niet eens werden over de koopprijs hebben ze daarvoor een onafhankelijk deskundige ingeschakeld: register valuator W.G.M. Holterman van Value Insights. Steenbergen vindt dat Holterman zijn werk niet goed heeft gedaan en spreekt Value Insights aan voor schadevergoeding. De belangrijkste verwijten zijn dat het waarderingstraject veel te lang heeft geduurd, waarbij Value Insights te weinig regie heeft gehouden, en dat Value Insights geen transactiedatum heeft vastgesteld. Uiteindelijk heeft Steenbergen met Jumbo geschikt voor 1,55 miljoen euro. Steenbergen stelt dat als Value Insights haar werk goed had gedaan, zij een hogere koopprijs zou hebben ontvangen. Steenbergen wil schadevergoeding voor het verschil tussen die koopprijs en het schikkingsbedrag en ook voor de kosten die zij aan Value Insights en haar eigen adviseur heeft moeten betalen. Value Insights vordert op haar beurt van Steenbergen twee onbetaald gebleven facturen en de kosten van de volgens haar nodeloos doorgezette kortgedingprocedure. De rechtbank wijst de vordering van Steenbergen af, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij schade heeft geleden die is veroorzaakt door het handelen van Value Insights. De factuurbedragen die Value Insights heeft gevorderd worden toegewezen. Steenbergen moet daarom € 9.397,88 betalen. De rechtbank vindt niet dat het doorzetten van de kortgedingprocedure onrechtmatig was en wijst daarom de door Value Insights gevorderde kosten voor die procedure af.

2.De procedure

2.1.
In het dossier van de rechtbank zitten de volgende stukken:
  • de dagvaarding van Steenbergen van 24 april 2023, met bijlagen,
  • de reactie op de dagvaarding (‘conclusie van antwoord’) en een tegenvordering (‘eis in reconventie’) van Value Insights, met bijlagen,
  • de reactie van Steenbergen op de tegenvordering (‘conclusie van antwoord in reconventie’),
  • aanvullende bijlagen van Steenbergen (in totaal t/m 82),
  • het tussenvonnis van 27 september 2023, waarin een zitting is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 januari 2024 en de daarin vermelde pleitaantekeningen van beide partijen.
2.2.
Daarna heeft de rechtbank bepaald dat zij vandaag het vonnis geeft.

3.De feiten

3.1.
Steenbergen is franchisenemer van een Jumbo-supermarkt. In juni 2021 deelt Steenbergen aan Jumbo mee dat ze de supermarktactiviteiten wil stoppen en op grond van de franchiseovereenkomst met Jumbo gebruik wil maken van de aanbiedingsregeling.
3.2.
In die franchiseovereenkomst staat onder andere dat:
  • Steenbergen de supermarkt aan Jumbo te koop moet aanbieden als zij de exploitatie van de supermarkt wil beëindigen,
  • als Steenbergen en Jumbo geen overeenstemming bereiken over de koopprijs een onafhankelijk adviseur, samen met van elke partij een eigen partijadviseur, een bindend advies over de koopsom moet uitbrengen, binnen zes weken na benoeming van de onafhankelijk adviseur,
  • als de drie adviseurs het niet eens worden over de koopprijs de onafhankelijk adviseur een doorslaggevende stem heeft,
  • de prijs wordt bepaald tussen het hoogste bod van de beoogd koper (Jumbo) en het laagste bod van de beoogd verkoper (Steenbergen),
  • Jumbo nadat de koopprijs bindend is vastgesteld vier weken bedenktijd heeft om te beslissen of zij de supermarkt wil afnemen. Als Jumbo de supermarkt niet voor de vastgestelde koopprijs wil kopen, kan Steenbergen de supermarkt aan anderen aanbieden voor diezelfde prijs.
3.3.
Jumbo en Steenbergen worden het niet eens over de koopprijs en schakelen in november 2021 een onafhankelijke deskundige in: register valuator W.G.M. Holterman van Value Insights. De partijadviseurs van Jumbo ( [naam 1] ) en Steenbergen ( [naam 2] ) hebben een oriënterend gesprek met Holterman, waarbij de geschilpunten worden geïnventariseerd.
3.4.
Op 10 december 2021 sluiten Jumbo en Steenbergen een overeenkomst van opdracht (hierna: ‘de overeenkomst van opdracht’ of alleen ‘de overeenkomst’) met Value Insights en de partijadviseurs [naam 2] en [naam 1] .
In de overeenkomst van opdracht staat onder andere dat:
  • de verhouding tussen Jumbo en Steenbergen is geregeld in de franchiseovereenkomst,
  • de drie adviseurs de koopprijs bindend zullen vaststellen,
  • Holterman van Value Insights als voorzitter zal optreden,
  • de prijs niet lager zal zijn dan 1,55 en niet hoger dan 2,48 miljoen euro,
  • de beoogde transactiedatum in de bindend adviesprocedure dient te worden bepaald,
  • de voorzitter de termijnen zal bewaken en zo nodig uiterste termijnen zal stellen,
  • de partijadviseurs mede geacht worden namens hun opdrachtgever te spreken,
  • gestreefd wordt naar het uitbrengen van een conceptrapport 10 weken na ondertekening van de overeenkomst.
3.5.
Na aanvang van de opdracht vinden er overleggen plaats tussen de drie adviseurs en wordt informatie opgevraagd bij Steenbergen en Jumbo. Op meerdere momenten blijkt de geplande tijdlijn niet haalbaar en wordt de datum van het (concept)rapport over de vaststelling van de koopsom uitgesteld. Zowel Jumbo als Steenbergen als Value Insights uit in het proces op enig moment zorgen over de tijd die het proces in beslag neemt. Alle drie dringen ze bij elkaar aan op een spoedige afhandeling. Gedurende het proces proberen Jumbo en Steenbergen een paar keer om er onderling uit te komen, maar zonder succes.
3.6.
Op 16 januari 2023 dagvaardt Steenbergen Value Insights in kort geding. Steenbergen verzoekt de voorzieningenrechter onder andere om Value Insights te gebieden op 15 februari 2023 het conceptrapport klaar te hebben, op straffe van een dwangsom. Op 24 januari 2023 is de zitting. Partijen spreken op deze zitting een nieuwe tijdlijn af met als einddatum 7 april 2023 voor het definitieve rapport. Verder spreken ze af dat Steenbergen de dagvaarding intrekt en dat partijen de eigen proceskosten dragen. Steenbergen heeft de dagvaarding vervolgens ingetrokken.
3.7.
In februari 2023 hebben Steenbergen en Value Insights contact over het wel of niet vaststellen van de transactiedatum als onderdeel van de opdracht.
3.8.
Steenbergen en Jumbo komen in de loop van februari 2023 tot een schikking, waarbij Jumbo de supermarkt afneemt voor haar oorspronkelijke bod van 1,55 miljoen euro. De koopovereenkomst wordt op 22 februari 2023 getekend en op diezelfde datum wordt de overeenkomst met Value Insights beëindigd.

4.Het geschil

4.1.
De standpunten van partijen worden hier verkort weergegeven. Voor zover nodig wordt daarop bij de beoordeling nader ingegaan.
De vordering van Steenbergen
4.2.
Steenbergen vordert dat de rechtbank:
I. Uitspreekt (‘een verklaring voor recht geeft’) dat Value Insights tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht van 10 december 2021;
II. Uitspreekt dat Value Insights aansprakelijk is voor de schade van Steenbergen die onder meer bestaat uit:
a. de aan Value Insights en [naam 2] betaalde honoraria;
b. het verschil tussen de verkoopprijs die Steenbergen voor de supermarkt heeft ontvangen en de hogere waarde die Steenbergen zou hebben gekregen als Value Insights de overeenkomst van opdracht goed zou zijn nagekomen,
III. Value Insights veroordeelt tot vergoeding van de schade van Steenbergen, waarvan de hoogte in een andere procedure (de schadestaatprocedure) moet worden vastgesteld en bij wijze van voorschot Value Insights veroordeelt tot betaling van € 176.655,70,
IV. Value Insights veroordeelt tot vergoeding van de proceskosten van Steenbergen.
4.3.
Steenbergen legt daaraan ten grondslag dat Value Insights tekort is geschoten in de uitvoering van haar opdracht. Value Insights heeft niet voldaan aan haar zorgplicht als opdrachtnemer door onvoldoende regie te houden, het proces veel te lang te laten duren en te weinig inzage te geven in (de kosten van) haar werkzaamheden. Daarnaast heeft Value Insights in strijd met de overeenkomst van opdracht geen transactiedatum willen vaststellen. Omdat het proces uiteindelijk meer dan een jaar duurde en Jumbo door het ontbreken van een transactiedatum niet verplicht was om af te nemen, was Steenbergen genoodzaakt om tegen een lager bod dan de werkelijke waarde te schikken met Jumbo, om zo zeker te stellen dat de supermarkt daadwerkelijk verkocht werd.
4.4.
Value Insights is het hier niet mee eens. De opdracht tot waardering houdt een inspanningsverplichting in. Daaraan is ruimschoots voldaan. Het klopt dat het proces erg lang heeft geduurd, maar dat is niet aan Value Insights te wijten, maar vooral aan de gebrekkige informatieverstrekking door (de partijadviseurs van) Jumbo en Steenbergen. Steenbergen was door urenopgave en via de partijadviseurs steeds op de hoogte van de (kosten van de) werkzaamheden van Value Insights. Omdat Steenbergen daar op een gegeven moment om vroeg, zijn van de werkzaamheden nog nadere specificaties toegezonden. Het vaststellen van een transactiedatum is geen onderdeel van de opdracht, dus Value Insights kan op dat punt ook niet zijn tekortgeschoten. Bovendien geldt voor alle opgevoerde schadeposten dat niet kan worden vastgesteld dat die schade is geleden door de vermeende tekortkoming van Value Insights; causaal verband tussen de gestelde tekortkomingen en de schadeposten ontbreekt. Voor zover de rechtbank wel tot aansprakelijkheid van Value Insights voor schade komt, wijst ze op een aantal bepalingen in haar algemene voorwaarden die haar aansprakelijkheid beperken.
De tegenvordering van Value Insights
4.5.
Value Insights vordert op haar beurt dat de rechtbank Steenbergen veroordeelt om twee onbetaald gebleven facturen te betalen van samen € 9.397,88. Daarnaast vindt zij dat Steenbergen de door Value Insights gemaakte kosten voor de kortgedingprocedure van € 23.822,00 moet betalen.
4.6.
Value Insights legt hieraan ten grondslag dat zij heeft gewerkt voor de facturen, die vallen onder de overeenkomst van opdracht. Steenbergen moet op grond daarvan betalen voor deze werkzaamheden. De kosten voor het kort geding moet Steenbergen betalen omdat zij Value Insights onnodig met deze kosten heeft geconfronteerd; partijen hadden kort voor de zitting al afspraken gemaakt, waardoor het niet nodig was om de procedure door te zetten. Door dat toch te doen heeft Steenbergen een onrechtmatige daad gepleegd tegen Value Insights. De kosten die Value Insights na de gemaakte afspraken nog voor de kortgedingprocedure heeft moeten maken komen daarom voor rekening van Steenbergen.
4.7.
Steenbergen is het niet eens met de tegenvordering. Steenbergen betwist dat het om werkzaamheden gaat die onder de overeenkomst van opdracht vallen. De facturen zien namelijk op het sluiten en uitvoeren van de minnelijke regeling die op de kortgedingzitting is bereikt. Bovendien hoeft Steenbergen de facturen niet te betalen omdat Value Insights tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Steenbergen verwijst ter onderbouwing naar haar eigen vordering. Als de facturen verschuldigd zijn, moeten ze worden verrekend met de schadevergoeding die Value Insights aan Steenbergen moet betalen. Over de kosten van de kortgedingprocedure zegt Steenbergen dat het nodig was om die procedure voort te zetten. Bovendien hebben partijen op de zitting afgesproken dat ze ieder de eigen kosten zouden dragen.

5.De beoordeling

De vordering van Steenbergen
5.1.
Als iemand zijn verplichtingen uit overeenkomst niet nakomt en de andere partij bij die overeenkomst daardoor schade lijdt, dan kan de één schadevergoeding verschuldigd zijn aan de ander. Daarvoor moet in elk geval worden vastgesteld dat, in dit geval, Value Insights (1) tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en (2) Steenbergen
daardoorschade heeft geleden. [1] Om een bedrag aan schadevergoeding toe te wijzen moet de hoogte van de schade kunnen worden vastgesteld, maar voor een verwijzing naar een andere procedure om die schade vast te stellen is voldoende dat (3) aannemelijk is dat Steenbergen schade heeft geleden. Omdat Steenbergen (een voorschot op) schadevergoeding als gevolg van een tekortkoming vordert, moet zij feiten naar voren brengen en onderbouwen waaruit blijkt dat aan voornoemde vereisten is voldaan.
5.2.
Steenbergen voert twee tekortkomingen aan waaruit zij schade heeft geleden. De eerste is dat Value Insights niet aan haar zorgplicht als goed opdrachtnemer heeft voldaan. Volgens Steenbergen heeft Value Insights te weinig regie gehouden, laten gebeuren dat het proces veel te lang heeft geduurd, onvoldoende inzage gegeven in haar werkzaamheden en onvoldoende inzage gegeven in de kosten die zij daarvoor in rekening heeft gebracht. De schade die Steenbergen hierdoor heeft geleden bestaat uit de totale kosten voor de diensten van Value Insights en [naam 2] die zij heeft betaald (€ 176.655,70) en het verschil tussen de koopprijs die Value Insights zou hebben vastgesteld als ze de opdracht goed had uitgevoerd en de prijs die Steenbergen door de schikking met Jumbo heeft ontvangen. De tweede tekortkoming is het weigeren om de transactiedatum vast te stellen, terwijl dat wel was overeengekomen. De schade die Steenbergen hierdoor heeft geleden bestaat uit het verschil tussen de koopprijs die Value Insights zou hebben vastgesteld als ze de opdracht goed had uitgevoerd en de prijs die Steenbergen door de schikking met Jumbo heeft ontvangen voor de supermarkt, zo zegt steeds Steenbergen.
5.3.
Value Insights heeft de schadeposten op alle hiervoor in 5.1 genoemde vereisten betwist.
5.4.
De rechtbank bespreekt hierna per gestelde tekortkoming of aan de wettelijke vereisten voor schadevergoeding is voldaan.
Schending zorgplicht: Geen schadevergoeding
5.5.
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat Value Insights onvoldoende inzage heeft gegeven in haar werkzaamheden en de kosten daarvan. Value Insights heeft elke maand gefactureerd. Toen Steenbergen op enig moment vroeg om een nadere specificatie van die facturen, heeft Value Insights die gegeven. Op dit punt is dus geen sprake van een tekortkoming.
5.6.
Partijen zijn het erover eens dat het proces van het door de adviseurs bepalen van de koopprijs veel te lang heeft geduurd. De rechtbank is er niet van overtuigd dat Holterman voldoende regie heeft gevoerd tijdens dat proces om tot een zorgvuldige én vlotte afhandeling te komen. Of het gebrek aan regievoering echter tot een schending van de zorgplicht van Value Insights als opdrachtnemer leidt, en daarmee een tekortkoming in de nakoming oplevert, kan in het kader van de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding in het midden blijven. Voor de hier opgevoerde schadeposten geldt namelijk dat aan het tweede vereiste zoals hiervoor genoemd in 5.1 niet is voldaan: Steenbergen heeft voor beide schadeposten onvoldoende onderbouwd dat zij schade heeft geleden
doorhet niet voldoen aan de zorgplicht. Dat licht de rechtbank hierna toe.
Schade: Kosten Value Insights en [naam 2]
5.7.
Steenbergen voert over de kosten van Value Insights en [naam 2] aan dat zij, als Value Insights haar werk goed had gedaan, geen, of in elk geval minder kosten zou hebben gemaakt aan [naam 2] en Value Insights.
5.8.
Value Insights zegt dat Steenbergen zowel Value Insights (of een andere aangewezen bindend adviseur) als haar eigen adviseur [naam 2] sowieso zou hebben moeten betalen, of Value Insights nu wel of niet tekort is geschoten.
5.9.
De rechtbank is het met Value Insights eens: Steenbergen heeft onvoldoende onderbouwd dat zij op het punt van de kosten schade heeft geleden door het schenden van de zorgplicht door Value Insights. Ook als de bindend adviseur alles goed had gedaan, moest deze immers betaald worden. Net als de partijadviseur. Dat de totale kosten voor beide adviseurs schade van Steenbergen opleveren, kan dus niet worden vastgesteld. Als Steenbergen bedoelt dat, als het proces sneller was gegaan, daardoor minder uren zouden zijn besteed, zowel aan bindend als aan partijadviseur, en dat haar schade bestaat uit de te veel betaalde uren, dan heeft zij daarvoor te weinig onderbouwing gegeven. Het lag dan, mede gezien de betwisting door Value Insights, op de weg van Steenbergen om een onderbouwde berekening te maken van de uren die extra zijn gemaakt als gevolg van de tekortkoming. Dat heeft zij niet gedaan. De enkele verwijzing naar een uitspraak in een andere zaak en het noemen van een in haar ogen redelijk bedrag van € 20.000, zonder onderbouwing, is onvoldoende. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat de gestelde schade is ontstaan door het handelen van Value Insights en wijst de gevorderde schadevergoeding op dit punt af.
Schade: Verschil schikkingsbedrag en door adviseurs vast te stellen koopprijs
5.10.
Steenbergen voert aan dat zij, omdat het hele proces zo lang heeft geduurd, niet anders kon dan met Jumbo schikken voor het bodembedrag van 1,55 miljoen euro. Dat was de enige manier om nog zeker te stellen dat Jumbo zou afnemen. Als het proces eerder zou zijn afgerond had Jumbo ook zeker afgenomen. Door de vertraging van het proces van vaststellen van de koopprijs kwam Steenbergen in een steeds penibelere situatie terecht. Jumbo heeft daarvan kunnen profiteren.
5.11.
Value Insights zegt dat de noodzaak om te schikken omdat het allemaal zo lang duurde niet blijkt. Zij wijst erop dat het conceptrapport ongeveer twee weken later klaar zou zijn met daarin de eerste koopprijsvaststelling. Het was dus de vrije keuze van Steenbergen om al vóór dat conceptrapport te schikken voor het bodembedrag. Als Steenbergen niet had geschikt en een koopprijs was vastgesteld, had Jumbo de supermarkt kunnen afnemen. Als Jumbo dat niet zou hebben gedaan, had Steenbergen de supermarkt kunnen aanbieden aan een derde tegen de vastgestelde prijs. Dan had Steenbergen überhaupt geen schade geleden.
5.12.
Ook op dit punt is de rechtbank het eens met Value Insights. Dat Steenbergen minder heeft gekregen voor de supermarkt dan de adviseurs mogelijk zouden hebben geadviseerd, komt niet door een tekortkoming van Value Insights maar door de beslissing van Steenbergen om kort voor het beschikbaar komen van het conceptrapport te schikken tegen het bodembedrag van 1,55 miljoen euro. Dat Steenbergen op dat moment niet anders kon, omdat Value Insights tekort is geschoten, is onvoldoende gebleken. De rechtbank krijgt uit de stukken en de toelichting op de zitting de indruk dat vooral het feit dat Value Insights geen transactiedatum wilde vaststellen, en niet zo zeer de vertraging, voor Steenbergen de hoofdreden is geweest om op dat moment de schikking met Jumbo te treffen. Dat de schade van het verschil in koopsom is geleden door het gebrek aan regie en de lange doorlooptijd van het proces kan op basis van wat Steenbergen heeft aangevoerd niet worden vastgesteld. De rechtbank wijst de op deze grondslag gevorderde schadevergoeding af.
Transactiedatum: Geen schadevergoeding
5.13.
Partijen zijn het erover eens dat in de overeenkomst van opdracht onder ‘Achtergrond en opdracht’ bij nr. 6 staat: “De beoogde transactiedatum dient in de bindend adviesprocedure te worden bepaald.” Over wat daarmee wordt bedoeld verschillen partijen van mening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de tekst en de feiten en omstandigheden die door partijen naar voren zijn gebracht wat partijen in de gegeven omstandigheden mochten afleiden uit elkaars gedragingen en verklaringen en wat zij op grond daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Omdat Jumbo ook partij was bij deze overeenkomst, betrekt de rechtbank daarbij ook de gedragingen en gerechtvaardigde verwachtingen van Jumbo.
5.14.
Volgens Steenbergen is met nr. 6 van de overeenkomst van opdracht bedoeld te bepalen wat de datum zou zijn waarop Jumbo de supermarkt af zou nemen. Zij wijst daarbij op wijzigingen die zijn voorgesteld en/of doorgevoerd in de conceptfase van de opdrachtbrief. Daarin stond namelijk oorspronkelijk: “De beoogde transactiedatum is 1 januari 2022.” [naam 2] schrijft in een e-mail van 25 november 2021 daarover aan Value Insights en [naam 1] dat dit de beoogde transactiedatum in de onderhandelingen was en dat die nu niet meer haalbaar zal zijn. Daarna is de tekst gewijzigd in “De beoogde transactiedatum dient in de bindend adviesprocedure te worden bepaald.” [naam 1] heeft vervolgens nog een aanvulling op die zin voorgesteld: “met dien verstande dat deze binnen de reikwijdte van de kaders van de franchiseovereenkomst blijft.” Uit die voorgestelde aanvulling blijkt volgens Steenbergen dat ook Jumbo uitging van een transactiedatum en niet een waarderingsdatum, zoals Value Insights aanvoert.
5.15.
Volgens Value Insights is met de bepaling een waarderingsdatum bedoeld, voor de waardering van de activa en passiva van de supermarkt. Later bleek dat de waardering van de activa en passiva niet binnen de opdracht viel – Jumbo en Steenbergen waren het daarover eens – en was de ‘transactiedatum’ dus niet meer relevant voor de opdracht. Value Insights wijst hierbij op een emailwisseling tussen Holterman, [naam 2] en [naam 1] van 21 november 2021, waarin Holterman aan [naam 2] vraagt of er al “een transactiedatum/waarderingsdatum” is vastgesteld en waarin [naam 2] reageert met “waarderingsdatum is 1 januari 2022”. Daaruit kan volgens Value Insights worden afgeleid dat dus ook [naam 2] , partijadviseur van Steenbergen, ervan uitging dat het om een waarderingsdatum ging.
5.16.
De rechtbank vindt dat uit de verklaringen en gedragingen van Steenbergen en Jumbo, hun adviseurs en Value Insights moet worden afgeleid dat het wel ging om een transactiedatum. In de overeenkomst staat namelijk expliciet opgenomen dat de beoogde transactiedatum in het bindend advies moet worden vastgesteld. Over deze bepaling is uitdrukkelijk gesproken vóór de ondertekening van de overeenkomst. Jumbo en Steenbergen hebben voorstellen tot aanpassing (niet tot schrappen) van deze specifieke bepaling gedaan, voordat de overeenkomst werd ondertekend. Daaruit moest Value Insights begrijpen dat de bepaling voor Jumbo en Steenbergen in elk geval wel relevantie had. [naam 2] mailt dat er een beoogde transactiedatum bij de onderhandelingen tussen Jumbo en Steenbergen was en dat die datum nu niet meer haalbaar is. Dat is door Value Insights niet betwist. Ook de door [naam 1] voorgestelde toevoeging over de reikwijdte van de franchiseovereenkomst duidt op deze interpretatie van het woord transactiedatum. Jumbo vond het kennelijk belangrijk dat de transactiedatum zou worden vastgesteld, rekening houdend met de bedenk- en overdrachtstermijnen uit de franchiseovereenkomst.
5.17.
Dat slechts een waarderingsdatum is bedoeld voor de activa en passiva, volgt de rechtbank niet. De e-mail van [naam 2] waarin hij mailt dat de beoogde transactiedatum niet meer haalbaar is, is immers van latere datum dan zijn eerdere e-mail waarin hij de term ‘waarderingsdatum’ gebruikt. Een waarderingsdatum voor de activa en passiva ligt bovendien niet voor de hand, omdat die waardering geen onderwerp van geschil was tussen Jumbo en Steenbergen. Daarnaast ziet de rechtbank niet in waarom, als [naam 2] een waarderingsdatum bedoeld zou hebben, die waarderingsdatum dan niet meer haalbaar zou zijn. Ook uit het tekstvoorstel van [naam 1] blijkt niet dat hij dacht dat het om een waarderingsdatum ging. Als het om een waarderingsdatum zou gaan valt immers niet in te zien hoe die binnen de reikwijdte van de franchiseovereenkomst zou moeten worden vastgesteld. Dat Value Insights er, ondanks dit alles, vanuit mocht gaan dat met het woord ‘transactiedatum’ slechts een waarderingsdatum was bedoeld, is de rechtbank dan ook niet gebleken.
5.18.
Dat betekent dat de rechtbank vindt dat Value Insights uit genoemde omstandigheden moest begrijpen dat binnen de opdracht viel dat een beoogde transactiedatum zou worden vastgesteld. Omdat Value Insights die datum niet heeft willen vaststellen levert dat een tekortkoming op in de nakoming van de overeenkomst. Aan het eerste vereiste dat hiervoor onder 5.1 is genoemd is dus voldaan. Dit heeft echter niet de gevolgen die Steenbergen daaraan verbonden wil zien.
5.19.
Steenbergen heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat aan het tweede vereiste is voldaan; dat de schade die Steenbergen heeft geleden
doorde tekortkoming is ontstaan. Zij heeft daarvoor aangevoerd dat als de transactiedatum wel conform afspraak was vastgesteld, Jumbo daardoor verplicht zou zijn om op die datum tegen de vastgestelde koopprijs af te nemen. Die koopprijs zou hoe dan ook hoger hebben gelegen dan het bodembedrag van 1,55 miljoen euro dat Steenbergen nu voor de supermarkt heeft ontvangen.
5.20.
De rechtbank is niet gebleken dat Jumbo verplicht zou zijn tot afname als de beoogde transactiedatum zou zijn vastgesteld. Uit de feiten en omstandigheden die zijn aangedragen blijkt niet dat Jumbo afstand heeft willen doen van de bedenktermijn die ze op grond van de franchiseovereenkomst heeft. Sterker nog; uit de voorgestelde tekstwijziging van [naam 1] kan het tegendeel worden afgeleid. Jumbo wilde immers dat binnen de grenzen van de franchiseovereenkomst zou worden gebleven wat betreft de transactiedatum. In die franchiseovereenkomst staat de bedenktermijn voor Jumbo opgenomen. Uit het feit dat die tekstwijziging niet in de overeenkomst van opdracht is overgenomen kon Steenbergen niet zomaar afleiden dat Jumbo van haar bedenktijd heeft afgezien. Bovendien blijkt uit de tekst van de overeenkomst dat het gaat om de vaststelling van een
beoogdetransactiedatum. Ook daaruit kan geen verplichting tot afname worden afgeleid. Ook als Value Insights dus wel een transactiedatum had vastgesteld, had Steenbergen nog steeds niet zeker geweten of Jumbo de supermarkt zou afnemen. Met andere woorden: de onzekerheid die ertoe heeft geleid dat zij uiteindelijk met Jumbo heeft geschikt, had zij ook gehad als Value Insights wel een beoogde transactiedatum had vastgesteld.
5.21.
Voor zover Steenbergen schade heeft geleden, is dus onvoldoende komen vast te staan dat die schade is ontstaan doordat Value Insights ten onrechte de beoogde transactiedatum niet heeft vastgesteld. De schadevergoeding die op deze grondslag is gevorderd wordt dus afgewezen.
Conclusie vordering Steenbergen
5.22.
Op grond van het voorgaande worden de vorderingen van Steenbergen afgewezen. Omdat de rechtbank geen aansprakelijkheid van Value Insights vaststelt, hoeven de standpunten over de algemene voorwaarden niet meer besproken te worden. Steenbergen heeft naast de vaststelling van aansprakelijkheid, de schadevergoeding en verwijzing naar een aparte schadeprocedure, ook gevraagd om een uitspraak dat Value Insights tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. Omdat de rechtbank geen aansprakelijkheid van Value Insights vaststelt, is er daarmee ook geen recht op schadevergoeding en dus geen verwijzing naar een aparte schadestaatprocedure. Dat Steenbergen een zelfstandig belang zou hebben bij de enkele uitspraak van de rechtbank dat Value Insights tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht blijkt niet. De rechtbank wijst daarom de gevorderde verklaring voor recht ook op dit punt af.
De tegenvordering van Value Insights
De facturen
5.23.
Value Insights wil dat Steenbergen de onbetaalde facturen van samen € 9.397,88 betaalt. Steenbergen heeft opdracht gegeven tot werkzaamheden, die Value Insights heeft uitgevoerd en dus wil zij betaling.
5.24.
Steenbergen vindt van niet. De werkzaamheden waarvoor gefactureerd is vallen niet onder de overeenkomst van opdracht, maar zien op het sluiten en uitvoeren van de minnelijke regeling die op de kortgedingzitting is bereikt. Bovendien hoeft Steenbergen de facturen niet te betalen omdat ze moeten worden verrekend met de schadevergoeding die Value Insights aan Steenbergen moet betalen op grond van de vordering van Steenbergen.
5.25.
De rechtbank beslist dat Steenbergen de facturen moet betalen. Value Insights heeft voldoende onderbouwd dat deze werkzaamheden niet zien op het overleg over een minnelijke regeling voorafgaand aan de kortgedingprocedure en het sluiten van de regeling. Zij heeft uitgelegd dat het gaat om werkzaamheden die na de kortgedingzitting zijn verricht voor de afwikkeling van de opdracht. Dat correspondeert met de gewerkte periodes die op de urenverantwoording bij de facturen staan. De stelling van Steenbergen dat het werkzaamheden zijn die zien op het uitvoeren van de minnelijke regeling klopt, maar heeft juist tot gevolg dat het wél om werkzaamheden gaat die onder de opdracht vallen. In de minnelijke regeling is immers een tijdspad afgesproken over de verdere afhandeling van het proces van waardering en dat is nu precies waar de opdracht op ziet. Het volgens de minnelijke regeling gereed maken van het conceptrapport ziet dus zowel op de uitvoering van de minnelijke regeling als op de uitvoering van de opdracht. Steenbergen moet deze facturen dus betalen. Omdat de vorderingen van Steenbergen hiervoor zijn afgewezen, krijgt zij geen schadevergoeding en kunnen de facturen daar dus ook niet mee worden verrekend.
5.26.
Steenbergen moet, zoals Value Insights heeft gevorderd, ook de wettelijke handelsrente betalen over deze facturen vanaf de vervaldata. Voor factuur 2023-03 van € 5.179,93 is dat vanaf 22 februari 2023. Voor factuur 2023-06 van € 4.217,95 is dat vanaf 16 maart 2023.
Kosten kort geding
5.27.
Value Insights vindt dat Steenbergen de door Value Insights gemaakte kosten voor de kortgedingprocedure van € 23.822,00 moet betalen. Steenbergen heeft een onrechtmatige daad gepleegd door de kortgedingprocedure door te zetten terwijl zij daar geen belang meer bij had; partijen hadden al overeenstemming bereikt over een nieuw tijdspad. Daarom moet Steenbergen deze onnodig gemaakte kosten vergoeden.
5.28.
De rechtbank vindt net als Steenbergen dat Value Insights onvoldoende heeft onderbouwd dat het doorzetten van de kortgedingprocedure onrechtmatig zou zijn. De stelling dat Steenbergen geen belang meer had bij die procedure, is daarvoor onvoldoende. Procederen kan onder omstandigheden misbruik van procesrecht opleveren en daarmee onrechtmatig zijn. De lat in de rechtspraak daarvoor ligt echter hoog, omdat de vrijheid om te procederen gewaarborgd moet blijven. Het gaat dus om bijzondere omstandigheden waarbij de procederende partij de vordering bewust op onjuistheden baseert of op stellingen die op voorhand geen kans van slagen hebben. Value Insights heeft daar niets over naar voren gebracht en uit het dossier blijkt daar niet van. De vordering van Value Insights wordt op dit punt dus afgewezen.
Conclusie vordering Value Insights
5.29.
De vordering van Value Insights wordt voor wat betreft de facturen toegewezen met de wettelijke handelsrente daarover. De gevorderde kosten van het kort geding worden afgewezen.
Proceskosten
Vordering Steenbergen (conventie)
5.30.
Omdat Steenbergen geen gelijk krijgt moet zij de proceskosten van Value Insights betalen. Het gaat om de volgende kosten:
griffierecht
5.737,00
salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
Totaal
9.595,00
Vordering Value Insights (reconventie)
5.31.
Value Insights krijgt deels gelijk. Omdat zij de vordering van de facturen heeft moeten instellen om ze betaald te krijgen, moet Steenbergen de kosten van de procedure voor dat deel betalen. De rechtbank bepaalt de proceskosten aan de hand van het toegewezen bedrag en het daarbij behorende tarief van het salaris van de advocaat. Vanwege de samenhang tussen de vordering in conventie en de eis in reconventie, vermenigvuldigt de rechtbank het salaris van de advocaat met een factor 0,5. De te vergoeden proceskosten van Value Insights zijn dan € 521,00 (2 punten x tarief € 521,00 x 0,5) aan salaris advocaat.
Nakosten in conventie en in reconventie
5.32.
Steenbergen moet ook de kosten vergoeden die Value Insights na dit vonnis nog moet betalen (‘nakosten’). Die kosten worden in conventie en in reconventie samen begroot op € 278,00 en worden nog verhoogd als Value Insights het vonnis laat betekenen. Die verhoging staat in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van Steenbergen af,
6.2.
veroordeelt Steenbergen in de proceskosten van € 9.595,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
6.3.
wijst de vordering van Value Insights toe voor een bedrag van € 5.179,93, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover zoals bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 22 februari 2023,
6.4.
wijst de vordering van Value Insights daarnaast toe voor een bedrag van € 4.217,95, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover zoals bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 16 maart 2023,
6.5.
veroordeelt Steenbergen in de proceskosten van € 521,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
6.6.
veroordeelt Steenbergen in de nakosten van € 278,00 in conventie en reconventie samen. Als Steenbergen niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Steenbergen € 92,00 extra betalen plus de kosten van betekening,
6.7.
verklaart de onderdelen 6.2 tot en met 6.6 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst de vorderingen voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, mr. J. Huber en mr. R. le Grand en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW).