ECLI:NL:RBAMS:2024:1215

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
13-228329-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk ontploffingen teweegbrengen en inbraak in woning

Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het opzettelijk veroorzaken van ontploffingen en inbraak in een woning. De verdachte, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een justitiële inrichting. De zaak kwam ter terechtzitting op 14 februari 2024, waar de officier van justitie, mr. J. Ang, de vordering indiende. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk stichten van brand en het veroorzaken van ontploffingen bij een supermarkt en een horecagelegenheid in Amsterdam op respectievelijk 23 en 30 januari 2023, alsook een inbraak in een woning tussen 21 juni en 5 juli 2023.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 januari 2023 een explosie heeft veroorzaakt voor de ingang van een supermarkt, waarbij brand is ontstaan en schade is toegebracht aan het pand. Op camerabeelden was te zien dat de verdachte een tas met brandbare vloeistof voor de deur van de supermarkt heeft geplaatst en deze in brand heeft gestoken. DNA-onderzoek bevestigde de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op de gebruikte voorwerpen. Op 30 januari 2023 vond een soortgelijke explosie plaats bij een horecagelegenheid, waarbij opnieuw DNA van de verdachte werd aangetroffen op de gebruikte materialen.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van inbraak in een woning, waarbij hij goederen heeft weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en achtte de explosies en de inbraak bijzonder ernstig. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, en verklaarde dat de verdachte onttrokken voorwerpen aan het verkeer werden verklaard. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en het risico op recidive zwaar mee in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-228329-23
Datum uitspraak: 28 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
zonder vaste woon- of verblijfplaat in Nederland,
gedetineerd in het ‘ [J.C.] ’ te [plaats 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J. Ang, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.J. van Gils, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij:
feit 1:
op 23 januari 2023 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, opzettelijk brand heeft gesticht of een ontploffing teweeg heeft gebracht voor het winkelpand van supermarkt [supermarkt] ;
feit 2:
op 23 januari 2023 te Amsterdam, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van het veroorzaken van een ontploffing;
feit 3 primair en subsidiair:
op 30 januari 2023 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, opzettelijk brand heeft gesticht of een ontploffing teweeg heeft gebracht bij het pand van horecagelegenheid [horecagelegenheid] (primair), dan wel dat hij medeplichtig is geweest aan dit feit (subsidiair);
feit 4:
op 30 januari 2023 te Amsterdam, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van het veroorzaken van een ontploffing;
feit 5:
in de periode 21 juni 2023 tot en met 5 juli 2023 te Amsterdam, al dan niet samen met een ander of anderen, heeft ingebroken in een woning en uit die woning goederen heeft weggenomen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 primair, 4 en 5.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde:
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij op 23 januari 2023 een ontploffing heeft veroorzaakt bij supermarkt [supermarkt] en dat hij op 30 januari 2023 een ontploffing heeft veroorzaakt bij horecagelegenheid [horecagelegenheid] . Verdachte sliep in die tijd vaak in het Vondelpark, te midden van andere daklozen. Zij maakten – al dan niet met toestemming – gebruik van elkaars spullen. Dit kan verklaren dat zijn DNA is aangetroffen op goederen die bij de explosies zijn gebruikt. De man, met baard en djellaba, die op 30 januari 2023 het explosief voor de deur van de [horecagelegenheid] tot ontploffing heeft gebracht komt uit deze kring van daklozen, maar verdachte wil in verband met zijn eigen veiligheid niet vertellen om wie het gaat.
De raadsman heeft het volgende aangevoerd. Het DNA van verdachte is aangetroffen op verplaatsbare en alledaagse goederen. Verdachte heeft een onderbouwde en begrijpelijke verklaring gegeven hoe dit DNA daar terecht kan zijn gekomen.
Ten onrechte is bij de explosie op 23 januari 2023 [naam] niet langer als verdachte aangemerkt, wat duidt op tunnelvisie bij het Openbaar Ministerie.
De kleur van de gewatteerde jas die de dader op 23 januari 2023 droeg komt niet overeen met de gewatteerde jas die dader NN2 droeg op 30 januari 2023. De fiets die op de beelden van 23 en 30 januari 2023 is te zien, is een in Amsterdam veel voorkomend model en type. Niet kan worden gezegd dat dit op beide data dezelfde fiets is geweest.
Op de camerabeelden van de beide ontploffingen kan verdachte niet worden herkend. Ook de fiets en de tassen die op de beelden zijn te zien, zijn niet aan verdachte te linken. Er zijn geen herkenningen, belastende verklaringen, telefoondata of andere bewijsmiddelen die verdachte in verband brengen met de ontploffingen. Verdachte zal daarom moeten worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor zijn betrokkenheid.
Voor de ontploffing op 30 januari 2023 heeft te gelden dat NN2 gezien zijn geringe aandeel niet als medepleger kan worden aangemerkt.
Het onder 5 tenlastegelegde:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de woning aan de [adres 1] te Amsterdam is binnengegaan omdat hij daar wilde gaan slapen. De voordeur van de woning was al geforceerd en de woning bleek al voor zijn komst doorzocht en overhoop te zijn gehaald. Verdachte heeft ook zelf in de woning naar goederen gezocht om mee te nemen. In de badkamer, die zich bevond in de kelder, heeft hij een doosje geopend om te kijken of daar iets van waarde in zat. Uiteindelijk heeft hij niets uit de woning meegenomen. Hij heeft in de woning de nacht doorgebracht en is de volgende ochtend weer weggegaan.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Afgaande op de verklaring van verdachte, is het feit mogelijk te kwalificeren als een poging tot diefstal door middel van een valse sleutel, maar dat is niet tenlastegelegd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen bij het onder 1, 2, 3 primair en subsidiair en 4 tenlastegelegde:
23 januari 2023, supermarkt [supermarkt]
In de nacht van 23 januari 2023 rond 04:37 uur vond voor de ingang van supermarkt [supermarkt] aan de [adres 2] te Amsterdam een explosie plaats. Na deze explosie was de voorgevel van de supermarkt zwart geblakerd en beschadigd.
De overkapping aan de voorgevel lag op de stoep en brandde nog. De glazen ruiten van de toegangsdeuren waren kapot.
Eén van de verbalisanten die vrijwel direct na de explosie ter plaatste was, zag op de stoep voor de supermarkt een doorzichtige Spa fles liggen met daarin een vloeistof. Deze fles is door de afdeling Forensische Opsporing in beslag genomen.
De vloeistof in deze fles bleek gasoline (vloeibare brandstof) te zijn.
De fles is bemonsterd. Uit DNA-onderzoek van een bemonstering op de buitenzijde van de dop kwam een onvolledig DNA-profiel naar voren van minimaal één persoon,
waarbij verdachte met grote zekerheid als donor kan worden aangemerkt.
De explosie is op camerabeelden vastgelegd. Op deze beelden is te zien dat in de vroege ochtend van 23 januari 2023 een man over het trottoir aan komt fietsen.
De man heeft een grote tas in zijn linkerhand en zet deze tas vervolgens voor de deur van supermarkt [supermarkt] . De man probeert hierna bij de tas iets aan te steken, waarna een spetterend vuur is te zien. De man fietst weg en het vuur dooft. Een paar minuten later komt de man op de fiets terug, pakt de tas op en rijdt met de tas uit beeld. Een paar minuten later komt de man opnieuw terug en plaatst de tas weer voor de deur van de supermarkt. De man steekt een voorwerp aan en gooit dit voorwerp in de tas. Vervolgens fietst hij weer snel weg. Enkele seconden later vindt een explosie plaats, waarbij de beelden trillen en even overbelicht zijn door het ontstane vuur. Dan is te zien dat het trottoir bezaaid ligt met brokstukken, die nog deels branden.
30 januari 2023, horecagelegenheid [horecagelegenheid]
Een week later, op 30 januari 2023, rond 12:17 uur vond een explosie plaats voor de toegangsdeur van horecagelegenheid [horecagelegenheid] op het adres het [adres 3] te Amsterdam. Na de explosie lagen er onder andere beschadigde delen stof en delen van een rugtas op het trottoir en de rijbaan. Tussen deze resten lagen glasscherven en glassplinters. Tevens lagen twee witte opengebarsten jerrycans op straat. De deuren van de [horecagelegenheid] waren beschadigd en enkele ruiten van het bovenlicht waren vernield.
De restanten van de rugtas en de beide jerrycans zijn veilig gesteld voor nader forensisch onderzoek en zijn vervolgens bemonsterd.
Uit DNA-onderzoek van een bemonstering aan de buitenzijde van de schenktuit van één van de jerrycans kwam een DNA-profiel naar voren afkomstig van minimaal twee personen, waaronder verdachte, waarbij het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en één willekeurig onbekende persoon dan wanner de bemonstering DNA bevat van twee willekeurig onbekende personen. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte met grote zekerheid één van deze donoren is geweest.
In de bemonstering van de ritsrunners van de rugtas werd een DNA-profiel vastgesteld afkomstig van één persoon. Op basis van de uitkomst van het DNA-onderzoek stelt de rechtbank vast dat verdachte met grote zekerheid de donor is geweest.
In de monstering van de stukken textiel, de ritsrunners en de stoffen delen van de ritsen werd een DNA-profiel afkomstig van minimaal drie personen aangetroffen.
Het is ongeveer 30 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en twee willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier dat verdachte één van deze donoren moet zijn geweest.
De explosie is op camerabeelden van de [horecagelegenheid] vastgelegd. Op deze beelden is te zien dat op 30 januari 2023 omstreeks 12.10 uur twee mannen aan komen fietsen.
De achterste man (NN1) met een baard draagt een jurk/djellaba met een puntmuts en heeft teenslippers aan zijn blote voeten. Hij heeft een Albert Heijn tas aan de linkerkant van zijn stuur hangen.
De voorste man (NN2) is gekleed in een gewatteerde jas, met daaronder een hoodie en een zwart petje. Op zijn rug draagt hij een donkerkleurige, volle rugzak. NN2 stopt kort en kijkt achterom. Wanneer NN1 dicht achter NN2 is, fietsen beiden links uit beeld. Kort daarna komt NN1 weer aangefietst en stopt langs het trottoir voor de [horecagelegenheid] . Aan de rechterkant van het stuur hangt nu een donkerkleurige rugzak. NN1 zet de fiets aan de overzijde van de straat en loopt met de rugzak in zijn linkerhand naar de [horecagelegenheid] . Hij zet de rugtas eerst op de grond tegen de gevel, daarna op een elektriciteitskastje tegen de gevel en later weer op de grond voor de ingang. NN1 is aan het rommelen bij de tas en steekt vervolgens iets aan naast de tas. Vervolgens loopt hij weg, waarna na enkele seconden een explosie volgt.
Ook zijn er camerabeelden gemaakt in de Leidsestraat, waarop te zien is dat NN1 en NN2 op 30 januari 2023 vanaf 12.08 uur naast elkaar richting het [straat 1] fietsen.
De rechtbank stelt op grond van de camerabeelden vast dat NN1 en NN2 samen naar de [horecagelegenheid] zijn gefietst en dat NN2 voor de [horecagelegenheid] even op NN1 heeft gewacht alvorens weer samen door te fietsen. NN2 droeg een donkerkleurige rugzak op het moment dat zij door de Leidsestraat fietsten en had deze ook nog op zijn rug op het moment dat NN2 en NN1 zich voor de [horecagelegenheid] bevonden. NN1 had toen nog geen rugzak bij zich maar alleen een blauwe Albert Heijn tas. Nadat NN1 kort uit beeld was geweest kwam hij weer aangefietst, waarbij hij aan het stuur een rugzak had hangen die zeer grote gelijkenis vertoonde met de rugzak die NN2 eerder op zijn rug droeg.
Een getuige heeft gezien dat NN2 kort voor de explosie een tas heeft overhandigd aan NN1. Hij spreekt over een plastic tas maar weet geen kleur te noemen. Hij is er wel zeker van dat een tas is overhandigd.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat NN2 de rugzak die hij eerder op zijn rug droeg aan NN1 heeft overhandigd. In deze rugzak bevonden zich de jerrycans met vloeibare brandstof die vervolgens door NN1 tot ontploffing zijn gebracht.
Gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De explosies hebben schade toegebracht aan de betreffende panden aan de [straat 2] en het [straat 1] terwijl er door rondslingerende glasscherven en brandende brokstukken ook gevaar is geweest voor de omliggende panden en voertuigen op straat. Rond het tijdstip van de explosies liepen en fietsten er steeds mensen in de directe omgeving, zodat het een geluk mag worden genoemd dat niemand gewond is geraakt of dat de gevolgen nog erger waren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ook levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor deze passanten op straat te duchten was.
Overeenkomst explosies, zelfde dader bij explosies 23 en 30 januari 2023
Er zijn opvallende overeenkomsten tussen de dader van de explosie op 23 januari 2023 en NN2 die op 30 januari 2023 de rugtas met vloeibare brandstof aan NN1 heeft overhandigd. De kleding, het postuur en de fiets tonen een vergaande gelijkenis.
Bij beide feiten draagt de dader een donkergekleurde gewatteerde jas. Op de camerabeelden van 30 januari 2023 lijkt deze jas zwart of donkerblauw. Op de beelden van 23 januari 2023 is de kleur van de jas echter moeilijker vast te stellen omdat de opnames in het donker en deels met infrarood-belichting zijn gemaakt.
In beide gevallen is sprake van een lichtkleurig damesmodel ‘opoefiets’ met een opvallend gebogen, iets omhoog staand stuur, met een bagagedrager aan de voorzijde en geen bagagedrager aan de achterzijde. In beide gevallen draagt de dader een capuchon over zijn hoofd.
In allebei de zaken is bovendien een aanzienlijke hoeveelheid vloeibare brandstof gebruikt die in beide gevallen in een tas tot explosie wordt gebracht. In andere ‘explosiezaken’ wordt veel vaker alleen een stuk vuurwerk (met name een Cobra) als explosief gebruikt, al dan niet in combinatie met een kleine hoeveelheid vloeibare brandstof.
Op grond van deze overeenkomsten is het zeer aannemelijk dat bij beide feiten sprake is van dezelfde dader.
Deze constatering wordt bevestigd door de hiervoor genoemde resultaten van het DNA-onderzoek. In beide zaken zijn immers op bij de explosies gebruikte materialen sporen aangetroffen die aan dezelfde persoon kunnen worden toegeschreven, te weten aan verdachte.
Verdachte is dader van explosies 23 en 30 januari 2023
De aangetroffen DNA-sporen van verdachte op de dop van de Spa fles (23 januari 2023) en de schenktuit van de jerrycan, de ritsrunners van de rugzak en de stukken textiel en de stoffen delen van de ritsen (30 januari 2023) vormen een zeer sterke aanwijzing dat verdachte als dader van de beide ontploffingen moet worden aangemerkt. Deze sporen zijn immers aangetroffen op voorwerpen die gebruikt zijn bij de ontploffingen. Dat in beide zaken het DNA van verdachte is aangetroffen maakt deze aanwijzing nog sterker, omdat de kans dat het DNA van verdachte in alle twee de zaken door ongelukkig toeval op deze voorwerpen is terechtgekomen bijna verwaarloosbaar klein is.
Verdachte heeft ter terechtzitting een mogelijke verklaring gegeven waarom zijn DNA op de goederen is aangetroffen. Hij zou in het Vondelpark tussen andere daklozen hebben vertoefd, waarbij zij gebruik maakten van elkaars spullen.
De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk. Zo maakt deze bewering niet inzichtelijk waarom zijn DNA op een schenktuit van een jerrycan is aangetroffen.
Ook lijkt het aangetroffen DNA op de ritsrunner van de rugzak er uitdrukkelijk op te wijzen dat verdachte deze rugzak zelf in gebruik had. Het is voorts wel heel erg toevallig dat bij de explosie op 30 januari 2023 het DNA van verdachte niet op één maar op twee voorwerpen is aangetroffen. Verdachte is bovendien pas op de terechtzitting met deze verklaring gekomen en heeft zijn bewering verder niet onderbouwd of op andere wijze aannemelijk gemaakt.
Daar komt bij dat verdachte op 1 oktober 2022 is staande gehouden in verband met een verdenking van een inbraak in een woning. Er is toen een foto van hem gemaakt. Het is opvallend dat verdachte op 1 oktober 2022 een gelijksoortige gewatteerde jas met capuchon droeg als de dader op de camerabeelden van 23 en 30 januari 2023. Ook de donkere pet met logo op de bovenkant die hij op 1 oktober 2022 droeg, vertoont een sterke overeenkomst met de pet die de dader op 30 januari 2023 half onder zijn capuchon droeg. Hoewel geen herkenning mogelijk is, vertoont de dader op de beelden van 23 en 30 januari ook wat betreft postuur en lengte wel enige overeenkomst met verdachte op de foto van 1 oktober 2022.
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande bewezen dat verdachte de dader is geweest van de ontploffingen op 23 en 30 januari 2023.
Verweer raadsman, feit 1: tunnelvisie
De raadsman heeft het Openbaar Ministerie tunnelvisie verweten door zich uitsluitend op verdachte te richten en de verdenking tegen [naam] te laten vallen. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Op grond van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat de dader op de fiets naar supermarkt [supermarkt] is gekomen. [naam] is die nacht in een auto gezien en het is uitgesloten dat hij degene is geweest die de tas met vloeibare brandstof aldaar heeft neergelegd. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit heeft gedaan. Het is niet gebleken dat nog andere personen bij het feit betrokken zijn geweest, maar dit is ook niet uit te sluiten. Zo daarvan sprake is geweest, ontlast dit verdachte niet. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Verweer raadsman, feit 3 primair: geen sprake van (mede)plegen
Ook dit verweer verwerpt de rechtbank. Verdachte en zijn mededader zijn samen naar de [horecagelegenheid] gefietst, waarbij verdachte de rugzak met de jerrycans met vloeibare brandstof op zijn rug bij zich droeg. Op de plaats delict, voor de [horecagelegenheid] , heeft verdachte de rugzak met inhoud aan zijn mededader gegeven, die vervolgens de tas tot ontploffing heeft gebracht voor de toegangsdeur. Op één van de schenktuiten is DNA van verdachte aangetroffen, hetgeen er op wijst dat verdachte de rugtas niet alleen heeft vervoerd maar kennelijk ook met de inhoud daarvan in contact is geweest. Er is sprake geweest van een rolverdeling waarbij verdachte de vloeibare brandstof heeft vervoerd en ter beschikking heeft gesteld aan de medeverdachte, die deze op zijn beurt tot ontploffing heeft gebracht. De rechtbank is daarom van oordeel dat tussen verdachte en zijn mededader een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan bij het tot stand brengen van de ontploffing. Zij acht medeplegen, zoals ten laste gelegd onder 3 primair, bewezen.
Conclusie: bewezenverklaring feit 1, 2, 3 primair en 4
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de onder
1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Bewijsoverwegingen bij het onder 5 tenlastegelegde:
[aangeefster] heeft aangifte gedaan van een inbraak op het adres [adres 1] te Amsterdam. Op 21 juni 2023 had haar man de woning afgesloten.
Aangeefster was op dat moment al op vakantie en haar man heeft zich later bij haar gevoegd. Op 5 juli 2023 werden aangeefster en haar man tijdens hun vakantie door een buurman gebeld die hen vertelde dat de voordeur van hun woning was beschadigd. Toen zij die dag rond 18:00 uur thuis kwamen zagen zij dat er was ingebroken. De voordeur was geforceerd en het huis was doorzocht en overhoop gehaald. Diverse goederen, waaronder sieraden, computerapparatuur, een cameralens en cash geld, waren weggenomen.
In de woning is forensisch onderzoek verricht. Bij de toegangsdeur tot de woning was ter hoogte van het slot een schoenafdruk te zien. Het paneel van de deur rondom de deur vertoonde kieren.
In een geopende lade in de badkamer in de kelder van de woning lag een blauw plastic doosje. Aangeefster heeft verklaard dat dit doosje van haar is en dat dit voorwerp in de lade lag die na de diefstal open stond.
Het doosje is bemonsterd, waarbij een biologisch spoor (epitheel) is veiliggesteld.
Uit DNA-onderzoek kwam een DNA-mengprofiel naar voren, afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Op basis van het DNA-onderzoek stelt de rechtbank vast dat verdachte met grote zekerheid als één van de donoren van dit celmateriaal kan worden aangemerkt.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij in de woning is geweest en dat hij in laden en kasten heeft gekeken om te kijken of daar iets waardevols in zat. Ook heeft hij in het doosje dat in de badkamer lag gekeken.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij de woning was binnengegaan omdat hij een slaapplaats zocht, dat de deur van de woning al voor zijn komst was geforceerd en de woning al was doorzocht, en dat hij geen goederen uit de woning heeft meegenomen. De rechtbank hecht geen waarde aan dit deel van de verklaring van verdachte.
Wat verdachte beweert vindt geen steun in het dossier en is bovendien onlogisch. Verdachte stelt dat hij een slaapplek zocht maar heeft vervolgens wel de woning doorzocht, inclusief de badkamer in de kelder. Wanneer de verklaring van verdachte wordt gevolgd, heeft hij de woning doorzocht nadat hierin kort daarvoor was ingebroken door een ander of anderen en was doorzocht. Het was dan niet te verwachten dat hij nog veel van zijn gading zou vinden. Het komt de rechtbank ook onaannemelijk voor dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, de gehele nacht in de woning zou hebben geslapen, terwijl kort daarvoor een inbraak in die woning had plaatsgevonden. Dat zou immers een groot risico op ontdekking met zich brengen. Opmerkelijk is ook dat verdachte zich in eerste instantie steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen, vervolgens bij de rechter-commissaris heeft ontkend iets met het feit te maken te hebben gehad en pas op de terechtzitting met een verklaring komt voor de aanwezigheid van zijn DNA op een voorwerp in de woning, die in hoge mate lijkt te zijn afgestemd op de bevindingen van het forensisch onderzoek. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het verdachte is geweest die heeft ingebroken in de woning, de woning heeft doorzocht en de goederen vermeld in de aangifte heeft weggenomen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1
op 23 januari 2023 te Amsterdam, opzettelijk brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht voor een winkelpand aan de [adres 2] , te weten supermarkt ' [supermarkt] ',
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een ontploffing heeft plaatsgevonden en brand is ontstaan waarbij de voorgevel/voordeur/voorpui en zonnescherm van voornoemde supermarkt ' [supermarkt] ' zijn beschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naast gelegen (winkel)panden en woningen en de nabij geparkeerd staande auto's/voertuigen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2
op 23 januari 2023 te Amsterdam, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten art 157 Wetboek van Strafrecht: het veroorzaken van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is en waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen en stoffen, waaronder een Spa fles met daarin brandbare vloeistof, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
3
op 30 januari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht bij de [horecagelegenheid] , gevestigd aan de [adres 3] ,
immers hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk een jerrycan bevattende brandstof voor voornoemd pand de [horecagelegenheid] geplaatst en vervolgens opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met deze brandbare stof,
ten gevolge waarvan een ontploffing heeft plaatsgevonden en brand is ontstaan, waarbij de daar aanwezige voordeur/voorpui en een monumentale ruit zijn beschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naast de [horecagelegenheid] gelegen (winkel)panden en woningen en de nabij de [horecagelegenheid] geparkeerd staande auto's/voertuigen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4
op 30 januari 2023 te Amsterdam, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten art 157 Wetboek van Strafrecht: het veroorzaken van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is en waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen en stoffen, te weten een rugtas met daarin een explosief, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
5
in de periode van 21 juni 2023 tot en met 5 juli 2023, te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen:
- een geldbedrag van EUR 200,- en
- een geldbedrag van 200 USD/BGP en/of Japanse Yen en
- sieraden en
- een Apple Macbook Pro en een draadloze Apple Mac toetsenbord en diverse Apple mac opladers en benodigdheden en
- een (zwarte) backpack en
- een cameralens (merk: Sigma),
toebehorende aan [man aangeefster] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak door de deur van die woning te forceren.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat bij bewezenverklaring de door de officier van justitie gevorderde straf veel te hoog is in relatie tot gelijksoortige feiten, maar ook ten opzichte van andere strafbare feiten die tot minder onrust in de samenleving leiden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorzaken van een ontploffing voor de ingang van een supermarkt en het medeplegen van het veroorzaken van een ontploffing voor de ingang van een horecagelegenheid. De explosies hebben schade toegebracht aan de betreffende panden terwijl er ook gevaar is geweest voor de omliggende panden en voertuigen op straat. Rond het tijdstip van de explosies liepen en fietsten er mensen in de directe omgeving daarvan, zodat het een geluk mag worden genoemd dat niemand gewond is geraakt of dat de gevolgen nog erger waren. Explosies zoals die waar verdachte zich aan schuldig heeft gemaakt, zijn de laatste jaren een terugkerend fenomeen in Amsterdam en hebben kennelijk tot doel personen te intimideren. Zij hebben niet alleen grote impact op de direct betrokkenen, maar zorgen ook voor gevoelens van angst en onveiligheid voor omwonenden en passanten op straat.
Daarnaast heeft verdachte ingebroken in een woning, waarbij hij onder andere sieraden, computerapparatuur, een cameralens en geldbedragen heeft meegenomen.
Verdachte heeft daarmee schade, overlast en grote ergernis bij de betreffende bewoners veroorzaakt.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in 2016 door de kinderrechter is veroordeeld in verband met drie straatroven en de diefstal van een fiets. Verdachte is in de jaren daarna geregeld met justitie in aanraking geweest, maar dit heeft niet tot onherroepelijke veroordelingen geleid. Op 7 maart 2023 is hij veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren in verband met een gekwalificeerd vermogensdelict maar deze zaak is nog niet onherroepelijk.
Psychiater drs. B. Marsaoui heeft op 20 oktober 2023 een consult strafrechtspleging opgemaakt over verdachte. Verdachte weigerde zijn medewerking aan dit consult.
In het verleden is verdachte gediagnosticeerd met een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD) en met een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) en was sprake van misbruik van cannabis. De psychiater vindt het zorgelijk dat verdachte, ondanks de in het verleden ingezette interventies, in beeld blijft komen bij justitie. Daarnaast wekt hij op grond van de stukken de indruk dat hij moeilijk begeleidbaar en zorgmijdend is. Daarom zijn er aanwijzingen voor (complexe) psychopathologie die een rol zou hebben kunnen gespeeld bij de totstandkoming van het huidige tenlastegelegde. De psychiater acht op basis van de stukken psychiatrische en psychologische rapportage geïndiceerd.
Verdachte heeft consequent te kennen gegeven dat hij niet zal meewerken aan een dergelijke rapportage. Het Openbaar Ministerie heeft om deze reden er uiteindelijk vanaf gezien de rapportage in gang te zetten.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 29 november 2023 is te lezen dat verdachte met de reclassering niet wilde praten over de ten laste gelegde feiten en dat hij ook met betrekking tot verschillende leefgebieden geen antwoord wilde geven op vragen. Risicofactoren doen zich op vrijwel alle leefgebieden voor: verdachte had ten tijde van zijn aanhouding geen werk en inkomen, er is sprake van een schuldenlast blijkens het reclasseringsdossier en verdachte is sinds ongeveer een jaar dakloos.
Vanwege zijn ontkennende proceshouding en zijn weigering om mee te werken aan dubbelrapportage kan de reclassering geen inschatting maken van mogelijk aanwezige criminogene factoren en kan geen advies worden gegeven over in te zetten interventies. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van de reclassering alleen hulp wil bij het vinden een woning maar dat hij verder geen hulpvraag heeft.
De rechtbank vindt de bewezen verklaarde feiten, in het bijzonder de twee ontploffingen, bijzonder ernstig en zorgwekkend. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven over alle bewezen verklaarde feiten en ook uit het dossier is niet af te leiden wat verdachte heeft bewogen om zich met dit soort feiten in te laten. Omdat verdachte niet heeft willen meewerken aan dubbelrapportage en ook maar zeer beperkt met de reclassering in gesprek is gegaan, ziet de rechtbank geen mogelijkheden voor een reclasseringscontact en/of een begeleidingstraject. Een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden is dan ook niet zinvol. Gezien de ernst van de feiten en het risico dat verdachte opnieuw dit soort feiten zal plegen, is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 40 maanden, met aftrek van voorarrest. Deze straf is wel lager dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de rechtbank - rekening houdend met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd - de eis te zwaar vindt.
Maatregel: onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- tas (PL1300-2023023373-6295682);
- fust (PL1300-2023023373-6295684);
- jerrycan (PL1300-2023023373-6295690);
- jerrycan (PL1300-2023023373-6295691);
- tas (PL1300-2023023373-6295695);
- tas (PL1300-2023023373-6295696);
- tas (PL1300-2023023373-6295697);
- schroevendraaier (PL1300-2023023373-6295699);
- vuurwerk (PL1300-2023023373-6295700).
Nu met behulp van al deze voorwerpen het onder 1 en 3 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 46, 47, 55, 57, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
eendaadse samenloop van:
opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is
en
voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten overtreding van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
voor het onder 3 primair en 4 bewezenverklaarde:
eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is
en
voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten overtreding van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
voor het onder 5 bewezenverklaarde:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van
Strafvordering.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
- tas (PL1300-2023023373-6295682);
- fust (PL1300-2023023373-6295684);
- jerrycan (PL1300-2023023373-6295690);
- jerrycan (PL1300-2023023373-6295691);
- tas (PL1300-2023023373-6295695);
- tas (PL1300-2023023373-6295696);
- tas (PL1300-2023023373-6295697);
- schroevendraaier (PL1300-2023023373-6295699);
- vuurwerk (PL1300-2023023373-6295700).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Grüschke, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 februari 2024.
[--]