3.3.Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen bij het onder 1, 2, 3 primair en subsidiair en 4 tenlastegelegde:
23 januari 2023, supermarkt [supermarkt]
In de nacht van 23 januari 2023 rond 04:37 uur vond voor de ingang van supermarkt [supermarkt] aan de [adres 2] te Amsterdam een explosie plaats. Na deze explosie was de voorgevel van de supermarkt zwart geblakerd en beschadigd.
De overkapping aan de voorgevel lag op de stoep en brandde nog. De glazen ruiten van de toegangsdeuren waren kapot.
Eén van de verbalisanten die vrijwel direct na de explosie ter plaatste was, zag op de stoep voor de supermarkt een doorzichtige Spa fles liggen met daarin een vloeistof. Deze fles is door de afdeling Forensische Opsporing in beslag genomen.
De vloeistof in deze fles bleek gasoline (vloeibare brandstof) te zijn.
De fles is bemonsterd. Uit DNA-onderzoek van een bemonstering op de buitenzijde van de dop kwam een onvolledig DNA-profiel naar voren van minimaal één persoon,
waarbij verdachte met grote zekerheid als donor kan worden aangemerkt.
De explosie is op camerabeelden vastgelegd. Op deze beelden is te zien dat in de vroege ochtend van 23 januari 2023 een man over het trottoir aan komt fietsen.
De man heeft een grote tas in zijn linkerhand en zet deze tas vervolgens voor de deur van supermarkt [supermarkt] . De man probeert hierna bij de tas iets aan te steken, waarna een spetterend vuur is te zien. De man fietst weg en het vuur dooft. Een paar minuten later komt de man op de fiets terug, pakt de tas op en rijdt met de tas uit beeld. Een paar minuten later komt de man opnieuw terug en plaatst de tas weer voor de deur van de supermarkt. De man steekt een voorwerp aan en gooit dit voorwerp in de tas. Vervolgens fietst hij weer snel weg. Enkele seconden later vindt een explosie plaats, waarbij de beelden trillen en even overbelicht zijn door het ontstane vuur. Dan is te zien dat het trottoir bezaaid ligt met brokstukken, die nog deels branden.
30 januari 2023, horecagelegenheid [horecagelegenheid]
Een week later, op 30 januari 2023, rond 12:17 uur vond een explosie plaats voor de toegangsdeur van horecagelegenheid [horecagelegenheid] op het adres het [adres 3] te Amsterdam. Na de explosie lagen er onder andere beschadigde delen stof en delen van een rugtas op het trottoir en de rijbaan. Tussen deze resten lagen glasscherven en glassplinters. Tevens lagen twee witte opengebarsten jerrycans op straat. De deuren van de [horecagelegenheid] waren beschadigd en enkele ruiten van het bovenlicht waren vernield.
De restanten van de rugtas en de beide jerrycans zijn veilig gesteld voor nader forensisch onderzoek en zijn vervolgens bemonsterd.
Uit DNA-onderzoek van een bemonstering aan de buitenzijde van de schenktuit van één van de jerrycans kwam een DNA-profiel naar voren afkomstig van minimaal twee personen, waaronder verdachte, waarbij het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en één willekeurig onbekende persoon dan wanner de bemonstering DNA bevat van twee willekeurig onbekende personen. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte met grote zekerheid één van deze donoren is geweest.
In de bemonstering van de ritsrunners van de rugtas werd een DNA-profiel vastgesteld afkomstig van één persoon. Op basis van de uitkomst van het DNA-onderzoek stelt de rechtbank vast dat verdachte met grote zekerheid de donor is geweest.
In de monstering van de stukken textiel, de ritsrunners en de stoffen delen van de ritsen werd een DNA-profiel afkomstig van minimaal drie personen aangetroffen.
Het is ongeveer 30 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en twee willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier dat verdachte één van deze donoren moet zijn geweest.
De explosie is op camerabeelden van de [horecagelegenheid] vastgelegd. Op deze beelden is te zien dat op 30 januari 2023 omstreeks 12.10 uur twee mannen aan komen fietsen.
De achterste man (NN1) met een baard draagt een jurk/djellaba met een puntmuts en heeft teenslippers aan zijn blote voeten. Hij heeft een Albert Heijn tas aan de linkerkant van zijn stuur hangen.
De voorste man (NN2) is gekleed in een gewatteerde jas, met daaronder een hoodie en een zwart petje. Op zijn rug draagt hij een donkerkleurige, volle rugzak. NN2 stopt kort en kijkt achterom. Wanneer NN1 dicht achter NN2 is, fietsen beiden links uit beeld. Kort daarna komt NN1 weer aangefietst en stopt langs het trottoir voor de [horecagelegenheid] . Aan de rechterkant van het stuur hangt nu een donkerkleurige rugzak. NN1 zet de fiets aan de overzijde van de straat en loopt met de rugzak in zijn linkerhand naar de [horecagelegenheid] . Hij zet de rugtas eerst op de grond tegen de gevel, daarna op een elektriciteitskastje tegen de gevel en later weer op de grond voor de ingang. NN1 is aan het rommelen bij de tas en steekt vervolgens iets aan naast de tas. Vervolgens loopt hij weg, waarna na enkele seconden een explosie volgt.
Ook zijn er camerabeelden gemaakt in de Leidsestraat, waarop te zien is dat NN1 en NN2 op 30 januari 2023 vanaf 12.08 uur naast elkaar richting het [straat 1] fietsen.
De rechtbank stelt op grond van de camerabeelden vast dat NN1 en NN2 samen naar de [horecagelegenheid] zijn gefietst en dat NN2 voor de [horecagelegenheid] even op NN1 heeft gewacht alvorens weer samen door te fietsen. NN2 droeg een donkerkleurige rugzak op het moment dat zij door de Leidsestraat fietsten en had deze ook nog op zijn rug op het moment dat NN2 en NN1 zich voor de [horecagelegenheid] bevonden. NN1 had toen nog geen rugzak bij zich maar alleen een blauwe Albert Heijn tas. Nadat NN1 kort uit beeld was geweest kwam hij weer aangefietst, waarbij hij aan het stuur een rugzak had hangen die zeer grote gelijkenis vertoonde met de rugzak die NN2 eerder op zijn rug droeg.
Een getuige heeft gezien dat NN2 kort voor de explosie een tas heeft overhandigd aan NN1. Hij spreekt over een plastic tas maar weet geen kleur te noemen. Hij is er wel zeker van dat een tas is overhandigd.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat NN2 de rugzak die hij eerder op zijn rug droeg aan NN1 heeft overhandigd. In deze rugzak bevonden zich de jerrycans met vloeibare brandstof die vervolgens door NN1 tot ontploffing zijn gebracht.
Gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De explosies hebben schade toegebracht aan de betreffende panden aan de [straat 2] en het [straat 1] terwijl er door rondslingerende glasscherven en brandende brokstukken ook gevaar is geweest voor de omliggende panden en voertuigen op straat. Rond het tijdstip van de explosies liepen en fietsten er steeds mensen in de directe omgeving, zodat het een geluk mag worden genoemd dat niemand gewond is geraakt of dat de gevolgen nog erger waren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ook levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor deze passanten op straat te duchten was.
Overeenkomst explosies, zelfde dader bij explosies 23 en 30 januari 2023
Er zijn opvallende overeenkomsten tussen de dader van de explosie op 23 januari 2023 en NN2 die op 30 januari 2023 de rugtas met vloeibare brandstof aan NN1 heeft overhandigd. De kleding, het postuur en de fiets tonen een vergaande gelijkenis.
Bij beide feiten draagt de dader een donkergekleurde gewatteerde jas. Op de camerabeelden van 30 januari 2023 lijkt deze jas zwart of donkerblauw. Op de beelden van 23 januari 2023 is de kleur van de jas echter moeilijker vast te stellen omdat de opnames in het donker en deels met infrarood-belichting zijn gemaakt.
In beide gevallen is sprake van een lichtkleurig damesmodel ‘opoefiets’ met een opvallend gebogen, iets omhoog staand stuur, met een bagagedrager aan de voorzijde en geen bagagedrager aan de achterzijde. In beide gevallen draagt de dader een capuchon over zijn hoofd.
In allebei de zaken is bovendien een aanzienlijke hoeveelheid vloeibare brandstof gebruikt die in beide gevallen in een tas tot explosie wordt gebracht. In andere ‘explosiezaken’ wordt veel vaker alleen een stuk vuurwerk (met name een Cobra) als explosief gebruikt, al dan niet in combinatie met een kleine hoeveelheid vloeibare brandstof.
Op grond van deze overeenkomsten is het zeer aannemelijk dat bij beide feiten sprake is van dezelfde dader.
Deze constatering wordt bevestigd door de hiervoor genoemde resultaten van het DNA-onderzoek. In beide zaken zijn immers op bij de explosies gebruikte materialen sporen aangetroffen die aan dezelfde persoon kunnen worden toegeschreven, te weten aan verdachte.
Verdachte is dader van explosies 23 en 30 januari 2023
De aangetroffen DNA-sporen van verdachte op de dop van de Spa fles (23 januari 2023) en de schenktuit van de jerrycan, de ritsrunners van de rugzak en de stukken textiel en de stoffen delen van de ritsen (30 januari 2023) vormen een zeer sterke aanwijzing dat verdachte als dader van de beide ontploffingen moet worden aangemerkt. Deze sporen zijn immers aangetroffen op voorwerpen die gebruikt zijn bij de ontploffingen. Dat in beide zaken het DNA van verdachte is aangetroffen maakt deze aanwijzing nog sterker, omdat de kans dat het DNA van verdachte in alle twee de zaken door ongelukkig toeval op deze voorwerpen is terechtgekomen bijna verwaarloosbaar klein is.
Verdachte heeft ter terechtzitting een mogelijke verklaring gegeven waarom zijn DNA op de goederen is aangetroffen. Hij zou in het Vondelpark tussen andere daklozen hebben vertoefd, waarbij zij gebruik maakten van elkaars spullen.
De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk. Zo maakt deze bewering niet inzichtelijk waarom zijn DNA op een schenktuit van een jerrycan is aangetroffen.
Ook lijkt het aangetroffen DNA op de ritsrunner van de rugzak er uitdrukkelijk op te wijzen dat verdachte deze rugzak zelf in gebruik had. Het is voorts wel heel erg toevallig dat bij de explosie op 30 januari 2023 het DNA van verdachte niet op één maar op twee voorwerpen is aangetroffen. Verdachte is bovendien pas op de terechtzitting met deze verklaring gekomen en heeft zijn bewering verder niet onderbouwd of op andere wijze aannemelijk gemaakt.
Daar komt bij dat verdachte op 1 oktober 2022 is staande gehouden in verband met een verdenking van een inbraak in een woning. Er is toen een foto van hem gemaakt. Het is opvallend dat verdachte op 1 oktober 2022 een gelijksoortige gewatteerde jas met capuchon droeg als de dader op de camerabeelden van 23 en 30 januari 2023. Ook de donkere pet met logo op de bovenkant die hij op 1 oktober 2022 droeg, vertoont een sterke overeenkomst met de pet die de dader op 30 januari 2023 half onder zijn capuchon droeg. Hoewel geen herkenning mogelijk is, vertoont de dader op de beelden van 23 en 30 januari ook wat betreft postuur en lengte wel enige overeenkomst met verdachte op de foto van 1 oktober 2022.
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande bewezen dat verdachte de dader is geweest van de ontploffingen op 23 en 30 januari 2023.
Verweer raadsman, feit 1: tunnelvisie
De raadsman heeft het Openbaar Ministerie tunnelvisie verweten door zich uitsluitend op verdachte te richten en de verdenking tegen [naam] te laten vallen. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Op grond van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat de dader op de fiets naar supermarkt [supermarkt] is gekomen. [naam] is die nacht in een auto gezien en het is uitgesloten dat hij degene is geweest die de tas met vloeibare brandstof aldaar heeft neergelegd. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit heeft gedaan. Het is niet gebleken dat nog andere personen bij het feit betrokken zijn geweest, maar dit is ook niet uit te sluiten. Zo daarvan sprake is geweest, ontlast dit verdachte niet. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Verweer raadsman, feit 3 primair: geen sprake van (mede)plegen
Ook dit verweer verwerpt de rechtbank. Verdachte en zijn mededader zijn samen naar de [horecagelegenheid] gefietst, waarbij verdachte de rugzak met de jerrycans met vloeibare brandstof op zijn rug bij zich droeg. Op de plaats delict, voor de [horecagelegenheid] , heeft verdachte de rugzak met inhoud aan zijn mededader gegeven, die vervolgens de tas tot ontploffing heeft gebracht voor de toegangsdeur. Op één van de schenktuiten is DNA van verdachte aangetroffen, hetgeen er op wijst dat verdachte de rugtas niet alleen heeft vervoerd maar kennelijk ook met de inhoud daarvan in contact is geweest. Er is sprake geweest van een rolverdeling waarbij verdachte de vloeibare brandstof heeft vervoerd en ter beschikking heeft gesteld aan de medeverdachte, die deze op zijn beurt tot ontploffing heeft gebracht. De rechtbank is daarom van oordeel dat tussen verdachte en zijn mededader een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan bij het tot stand brengen van de ontploffing. Zij acht medeplegen, zoals ten laste gelegd onder 3 primair, bewezen.
Conclusie: bewezenverklaring feit 1, 2, 3 primair en 4
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de onder
1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Bewijsoverwegingen bij het onder 5 tenlastegelegde:
[aangeefster] heeft aangifte gedaan van een inbraak op het adres [adres 1] te Amsterdam. Op 21 juni 2023 had haar man de woning afgesloten.
Aangeefster was op dat moment al op vakantie en haar man heeft zich later bij haar gevoegd. Op 5 juli 2023 werden aangeefster en haar man tijdens hun vakantie door een buurman gebeld die hen vertelde dat de voordeur van hun woning was beschadigd. Toen zij die dag rond 18:00 uur thuis kwamen zagen zij dat er was ingebroken. De voordeur was geforceerd en het huis was doorzocht en overhoop gehaald. Diverse goederen, waaronder sieraden, computerapparatuur, een cameralens en cash geld, waren weggenomen.
In de woning is forensisch onderzoek verricht. Bij de toegangsdeur tot de woning was ter hoogte van het slot een schoenafdruk te zien. Het paneel van de deur rondom de deur vertoonde kieren.
In een geopende lade in de badkamer in de kelder van de woning lag een blauw plastic doosje. Aangeefster heeft verklaard dat dit doosje van haar is en dat dit voorwerp in de lade lag die na de diefstal open stond.
Het doosje is bemonsterd, waarbij een biologisch spoor (epitheel) is veiliggesteld.
Uit DNA-onderzoek kwam een DNA-mengprofiel naar voren, afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Op basis van het DNA-onderzoek stelt de rechtbank vast dat verdachte met grote zekerheid als één van de donoren van dit celmateriaal kan worden aangemerkt.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij in de woning is geweest en dat hij in laden en kasten heeft gekeken om te kijken of daar iets waardevols in zat. Ook heeft hij in het doosje dat in de badkamer lag gekeken.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij de woning was binnengegaan omdat hij een slaapplaats zocht, dat de deur van de woning al voor zijn komst was geforceerd en de woning al was doorzocht, en dat hij geen goederen uit de woning heeft meegenomen. De rechtbank hecht geen waarde aan dit deel van de verklaring van verdachte.
Wat verdachte beweert vindt geen steun in het dossier en is bovendien onlogisch. Verdachte stelt dat hij een slaapplek zocht maar heeft vervolgens wel de woning doorzocht, inclusief de badkamer in de kelder. Wanneer de verklaring van verdachte wordt gevolgd, heeft hij de woning doorzocht nadat hierin kort daarvoor was ingebroken door een ander of anderen en was doorzocht. Het was dan niet te verwachten dat hij nog veel van zijn gading zou vinden. Het komt de rechtbank ook onaannemelijk voor dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, de gehele nacht in de woning zou hebben geslapen, terwijl kort daarvoor een inbraak in die woning had plaatsgevonden. Dat zou immers een groot risico op ontdekking met zich brengen. Opmerkelijk is ook dat verdachte zich in eerste instantie steeds op zijn zwijgrecht heeft beroepen, vervolgens bij de rechter-commissaris heeft ontkend iets met het feit te maken te hebben gehad en pas op de terechtzitting met een verklaring komt voor de aanwezigheid van zijn DNA op een voorwerp in de woning, die in hoge mate lijkt te zijn afgestemd op de bevindingen van het forensisch onderzoek. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het verdachte is geweest die heeft ingebroken in de woning, de woning heeft doorzocht en de goederen vermeld in de aangifte heeft weggenomen.