ECLI:NL:RBAMS:2024:1202

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
C/13/746422 / KG ZA 24-107
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een geldvordering in kort geding met betrekking tot een koopovereenkomst van een winkelinventaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Raashan Pani B.V. en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres, Raashan Pani, vorderde een voorschot van € 70.000,- op basis van een koopovereenkomst die op 29 oktober 2023 was gesloten. De overeenkomst betrof de verkoop van de inventaris, goodwill en voorraad van een winkel. De gedaagden hebben echter de overeengekomen bedragen niet voldaan, ondanks herhaalde verzoeken tot betaling. Raashan Pani stelde dat zij een spoedeisend belang had bij de betaling, omdat zij een tweede restaurant wilde openen en de gedaagden de noodzakelijke verbouwing vertraagden door hun betalingsachterstand.

De gedaagden voerden verweer en stelden dat zij de overeenkomst niet in privé hadden gesloten, maar via een nog op te richten besloten vennootschap. Daarnaast wezen zij op de slechte staat van de winkel, die hen zou hebben verhinderd om de zaak tijdig te openen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de gedaagden niet in gebreke waren gesteld en dat er geen sprake was van verzuim. De rechter concludeerde dat de geldvordering van Raashan Pani toewijsbaar was, omdat de gedaagden herhaaldelijk hadden bevestigd dat zij tot betaling zouden overgaan.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 70.000,- en hen ook in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Raashan Pani het bedrag kan vorderen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in een bodemprocedure gedaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/746422 / KG ZA 24-107 MdV/MV
Vonnis in kort geding van 5 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAASHAN PANI B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres bij dagvaarding van 14 februari 2024,
advocaat mr. J. de Groot te Amstelveen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. R.V. van den Wildenberg te Vught.
Partijen zullen hierna Raashan Pani, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 27 februari 2024 heeft Raashan Pani de dagvaarding toegelicht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van Raashan Pani: [naam 1] met mr. De Groot;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] met mr. Van den Wildenberg.
Na verder debat is vonnis bepaald op 12 maart 2024. Bij e-mail van 4 maart 2024 zijn de advocaten van partijen ervan in kennis gesteld dat 5 maart 2024 vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Op 29 oktober 2023 is een koopovereenkomst gesloten tussen Raashan Pani enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds. De overeenkomst hield in dat Raashan Pani de inventaris, goodwill en voorraad met betrekking tot de door haar geëxploiteerde winkel aan het [adres] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft verkocht. De koopprijs bedroeg € 58.000,- voor de inventaris en goodwill. De waarde van de voorraad bedroeg naar schatting € 12.760,78.
2.2.
In de koopovereenkomst is over de betaling van het bedrag van € 58.000,- opgenomen dat op 1 december 2023 25% wordt betaald, op 1 januari 2024 nogmaals 25% en op 1 februari 2024 50%.
2.3.
Op 1 december 2023 heeft de overdracht plaatsgevonden door middel van overhandiging van de sleutels. Op die dag hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun intrek genomen in de winkel.
2.4.
Tot op heden hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de bedragen genoemd in de koopovereenkomst niet voldaan. Bij brief van 19 januari 2024 heeft Raashan Pani hen gesommeerd om tot betaling over te gaan.
2.5.
Bij brief van 5 februari 2024 heeft de advocaat van Raashan Pani [gedaagde 1] en [gedaagde 2] opnieuw gesommeerd om tot betaling over te gaan. Voor het geval betaling uitblijft is een gerechtelijke procedure aangezegd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn gewezen op de aanzienlijke kosten daarvan, waaronder € 2.889,- aan griffierecht.
2.6.
Bij e-mail van 5 februari 2024 heeft [gedaagde 1] aan Raashan Pani – kort gezegd – bericht dat hij de winkel in een
appalling conditionheeft aangetroffen, dat er sprake was van een muizenplaag, dat om die reden
an extensive and time-consuming cleaning processnodig was, dat de opening van de winkel daardoor is vertraagd en dat als gevolg daarvan inkomsten zijn misgelopen.
2.7.
Bij brief van 8 februari 2024 heeft de advocaat van Raashan Pani onder meer geantwoord dat hij sterk de indruk krijgt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet in staat zijn de overeengekomen bedragen te betalen en dat zij de aanwezigheid van muizen aangrijpen om onder hun verplichtingen uit te komen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben op 2 december 2023 via WhatsApp melding gemaakt van muizen en het onderwerp is daarna niet meer aan de orde geweest. Daarna is alleen nog betaling van de koopsom aan de orde geweest, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] herhaaldelijk hebben toegezegd om tot betaling over te gaan, dit alles aldus de brief van 8 februari 2024.

3.Het geschil

3.1.
Raashan Pani vordert veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 70.000,-. Ook vordert zij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Raashan Pani stelt hiertoe dat zij een spoedeisend belang heeft bij betaling van een voorschot van € 70.000,-. De enig aandeelhouder van Raashan Pani exploiteert via een andere dochtervennootschap een restaurant in Amstelveen en zij wil een tweede restaurant openen in Hoofddorp. Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de koopsom niet betalen, kan de noodzakelijke verbouwing van het pand in Hoofddorp niet worden uitgevoerd, hetgeen tot omzetverlies leidt.
Over de muizen stelt Raashan Pani dat tussen 2 december 2023 en 5 februari 2024 door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geen enkele indicatie is gegeven dat er iets niet in orde zou zijn. Wel wordt in die periode (op 4, 10, 18 en 26 december 2023 en op 3 en 9 januari 2024) betaling toegezegd. Hiermee erkennen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat zij tot betaling zijn gehouden.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. Raashan Pani zelf heeft geen spoedeisend belang bij betaling. Het is immers de bedoeling dat de betaling wordt aangewend ten behoeve van haar zustervennootschap.
Het was de bedoeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat hun nog op te richten besloten vennootschap de winkel zou overnemen. Bij het ondertekenen van de overeenkomst hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hier geen acht op geslagen, maar het was zeker niet hun intentie om de overeenkomst in privé aan te gaan. Ook de huurovereenkomst die is overgenomen van Raashan Pani is op naam van de nieuwe besloten vennootschap komen te staan. Dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van Raashan Pani.
Raashan Pani liet [gedaagde 1] en [gedaagde 2] weten dat zij de winkel bij wijze van spreken
turn keykonden overnemen. Ook zei Raashan Pani dat zij maandelijks een omzet haalde van € 35.000,- tot € 38.000,-. Met iets meer inspanning konden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] deze omzet zeker verdubbelen, aldus Raashan Pani. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hadden geen reden om hieraan te twijfelen en hebben in goed vertrouwen de koopsom afgesproken.
Toen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 1 december 2023 enkele stellingen in de winkel hadden verplaatst, kregen zij de schrik van hun leven. Overal bleken zich muizennesten te bevinden met grote aantallen baby-muizen. Een groot deel van de voorraad was aangetast door muizen en moest worden weggegooid. Al met al was de situatie erg onhygiënisch en dat gold ook voor de vriezer, de koelkast en de samosa warmer die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hadden overgenomen. Ten slotte hebben zij geen klantenbestand overgedragen gekregen, terwijl zij hiervoor wel goodwill hadden betaald. Door de onhygiënische situatie, welk nieuws zich als een lopend vuurtje verspreidde, zijn alle klanten afgehaakt.
Door de vele schoonmaakwerkzaamheden konden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de winkel pas op 9 februari 2024 openen, terwijl 2 januari 2024 de geplande datum was. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben geprobeerd om met Raashan Pani tot een oplossing te komen maar door de compromisloze houding van Raashan Pani hebben zij besloten om de nakoming van hun betalingsverplichting op te schorten. Er zal een aangepaste koopsom moeten worden bepaald.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In kort geding is een geldvordering toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat die vordering ook in een bodemprocedure zal worden toegewezen en indien de eisende partij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing.
4.2.
De koopovereenkomst is aangegaan door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Uit niets blijkt dat zij de bedoeling hadden dat de overeenkomst op naam van hun besloten vennootschap (die ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst nog niet bestond) moest komen te staan. Hun namen staan vermeld in de overeenkomst, die nota bene door hen zelf is opgesteld. Ook blijkt uit niets dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben gehandeld namens een besloten vennootschap in oprichting en dat bepaalde rechtshandelingen nadien zijn bekrachtigd. Dat de huurovereenkomst per 1 december 2023, dus ruim een maand na het sluiten van de koopovereenkomst, op naam is komen te staan van de (inmiddels opgerichte) besloten vennootschap, maakt niet dat kan worden aangenomen dat ook de koopovereenkomst is gesloten door de besloten vennootschap (in oprichting). Een en ander leidt dus niet tot niet-ontvankelijkheid van Raashan Pani, zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben betoogd.
4.3.
Op de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft [gedaagde 2] verklaard dat zij Raashan Pani op 1 december 2023 heeft gewezen op de muizen. Er is toen meteen iemand van Raashan Pani gekomen en die heeft de muizen naar de mening van [gedaagde 2] op een dieronvriendelijke wijze opgeruimd. Om die reden heeft zij, aldus haar verklaring, Raashan Pani er verder niet meer op aangesproken toen nog meer muizen werden aangetroffen. Dit bevestigt het standpunt van Raashan Pani dat zij tussen 2 december 2023 en 5 februari 2024 niets meer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heeft vernomen over muizen. In die periode hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wel herhaaldelijk bevestigd (zie onder 3.2) dat zij tot betaling zouden overgaan, hetgeen nog steeds niet is gebeurd. Ten aanzien van de muizen, en ook ten aanzien van het (beweerd niet overgedragen) klantenbestand en ten aanzien van de (beweerd) onhygiënische toestand van de apparatuur geldt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] Raashan Pani niet in gebreke hebben gesteld, dat geen sprake is van verzuim en dat dit dus niet tot opschorting van betaling van de koopsom kan leiden, laat staan tot opschorting van de
gehelekoopsom. Uit de in het geding gebrachte WhatsApp-correspondentie kan geen ingebrekestelling worden afgeleid. Voor zover [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in dit kort geding hun klachten over hetgeen zij gekocht hebben naar voren hebben gebracht, geldt dat zij die klachten niet binnen bekwame tijd hebben gemeld (zie artikel 6:89 BW). Ook hebben zij op geen enkele wijze hun schade (bijvoorbeeld omzetderving of extra schoonmaakkosten) als gevolg van de beweerde toerekenbare tekortkomingen aangetoond of aannemelijk gemaakt. De geldvordering van Raashan Pani ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.4.
Raashan Pani heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van de geldvordering. Dat niet zij, maar haar zustervennootschap het geld nodig heeft, maakt niet dat er geen spoedeisend belang zou zijn.
4.5.
De conclusie is dat de geldvordering voldoet aan het onder 4.1 weergegeven criterium. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Raashan Pani worden begroot op:
- dagvaarding € 113,61
- griffierecht 2.889,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 4.109,61

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om bij wijze van voorschot aan Raashan Pani te betalen een bedrag van € 70.000,00 (zeventig duizend euro),
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Raashan Pani tot op heden begroot op € 4.109,61,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MV