Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 juni 2023,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 november 2023,
- de akte uitlating producties van DNAO.
2.De feiten
Ten behoeve van de import en distributie van deze producten, heeft Sami een aantal sub-distributeurs gecontracteerd, vrachtwagens en warenhuizen aangeschaft en ook marketingactiviteiten opgezet.
early life nutrition-bedrijf onderzocht wordt door de Egyptische mededingingsautoriteit.
Bij vonnis van 11 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Sami afgewezen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter onder meer het volgende overwogen.
4.De beoordeling
De aanleiding voor DNAO om aan te sturen op wijziging van de handelsrelatie was naar zij steltdat zij tot de conclusie was gekomen dat de bestaande exclusieve relatie in strijd was met het Egyptisch mededingingsrecht. Tussen partijen is in geschil of de relatie tussen Danone en Sami als haar exclusieve importeur voor Bebelac-producten daadwerkelijk een schending van het Egyptisch mededingingsrecht opleverde.
unenforceable’ geworden in de zin van artikel 14.1 van de distributieovereenkomst. Met de brief van de ECA van 6 september 2021 (zie onder 2.5) was de kwestie urgent geworden, aldus DNAO.
Volgens DNAO kon zij niet anders handelen dan zij heeft gedaan. De eerste twee scenario’s waren te riskant dan wel onmogelijk.
Kortom: de overeenkomst wijst naar scenario 1 als het juiste scenario. De rechtbank verwerpt het betoog van DNAO voor zover dat inhoudt dat als partijen in overleg waren getreden het praktisch onmogelijk zou worden om met de verwachte tegenwerking van Sami bij de NFSA de noodzakelijke vergunning te krijgen voor de vermelding van een tweede importeur op de verpakking van de Bebelac babymelk. In de eerste plaats gaat dit betoog ervan uit dat de exclusiviteit ontoelaatbaar was, maar dat staat allerminst vast. DNAO is niet bereid gebleken in gezamenlijk overleg een deskundige te benaderen om daarover te adviseren. Daartoe was DNAO gezien de in artikel 14.1 op genomen verplichting te overleggen over een ‘
unenforceable’ bepaling jegens Sami wel verplicht. Als het raadplegen van een in gezamenlijk overleg benoemde deskundige tot de conclusie zou hebben geleid dat exclusiviteit ontoelaatbaar was, is niet in te zien op welke grond Sami zich zou kunnen verzetten tegen het aanstellen van een mede-importeur. En als zij dat toch zou doen, zou het DNAO vrijstaan haar daartoe met juridische en commerciële middelen te dwingen.
DNAO stelt wel terecht dat de rechtsgeldigheid van een dergelijke opzegging vermoedelijk door Sami zou worden betwist onder verwijzing naar Nederlands recht, als zijnde een opzegging met een te korte opzegtermijn. Dat behoefde haar niet te weerhouden van het gebruik van deze optie. Als er in of buiten rechte bezwaar zou worden gemaakt tegen de opzegging op een termijn van zes maanden onder verwijzing naar de in Nederland op dat punt geldende regels, mag worden aangenomen dat een opzegging op zo veel langere termijn als het Nederlands recht vereist voor ECA aanvaardbaar zou zijn.
Dat Sami zich in dit scenario zou kunnen verzetten tegen het aanvragen van een vergunning voor het vermelden van een additionele distributeur op de verpakking van de Bebelac-babymelk is geen geldig argument. Als de overeenkomst geheel zou worden opgezegd en daarvoor geen niet-exclusieve variant in de plaats zou komen, zou Sami in het geheel geen importeur meer zijn en dus geen belang hebben bij het handhaven van de vergunning. Een eventuele discussie over de hierbij gehanteerde opzegtermijn zou zich dan hebben toegespitst op de door DNAO hiervoor verschuldigde schadevergoeding. Als echter in plaats van de opgezegde exclusieve overeenkomst een niet exclusieve overeenkomst zou komen, zou uit de aard van de verplichtingen die Sami in dat kader contractueel op zich nam voortvloeien dat zij ook verplicht zou zijn mee te werken aan het uitbreiden van de vergunning naar een of meer andere importeurs.
Daar komt bij dat de door DNAO geschetste achtergrond van de overeenkomst met UCD, namelijk dat zij voor de zekerheid een buffervoorraad wilde aanleggen, ongeloofwaardig is. Uit de onder 2.6 aangehaalde overwegingen van de door DNAO zelf gesloten overeenkomst, blijkt dat deze is aangegaan op verzoek van UCD en dat het DNAO daarbij te doen was om bevordering van de verkoop van Bebelac-producten.
Dit verklaart haar weigering in overleg te treden en een deskundige op het gebied van Egyptisch mededingingsrecht in te schakelen, hoewel dat gezien de overlegverplichting in de Distributieovereenkomst een voorstel was dat DNAO niet had mogen afwijzen.
- de weigering daarover in overleg te treden,
- de schending van de exclusiviteit door het sluiten van een overeenkomst met UCD, en
- de weigering nog producten te leveren waarop alleen Sami als importeur was vermeld. Door die tekortkomingen in de nakoming van haar verplichtingen is Sami in de situatie gekomen dat zij haar bedrijf feitelijk heeft moeten beëindigen. DNAO is aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade.
- de weigering van Sami om UCD als sub-distributeur te beleveren,
- het niet betalen aan Ibn Sina en Pharma Overseas van
- het laten ontstaan van een voorraadtekort,
- het weigeren van medewerking aan de kwaliteits-audit.
weigering UCD te beleveren
betalingen aan sub-distributeurs
trade supportbestemd voor haar
trade supportvan hun betalingen af, hetgeen Sami er prompt toe bracht de leveringen aan deze sub-distributeurs te staken. Om deze leveringen weer op gang te krijgen moest DNAO hals over kop maatregelen treffen om de
trade supportin het vervolg rechtstreeks aan de sub-distributeurs uit te betalen.
trade supportaan Ibn Sina en Pharma Overseas te betalen worden afgeleid en ook overigens is het betoog van DNAO niet onderbouwd. Dat hier sprake is van een tekortkoming die opzegging van de exclusiviteit (mede) zou rechtvaardigen kan niet worden aangenomen.
onvoldoende voorraad
kwaliteitsaudit
Not approved’. Vastgesteld werd dat een deugdelijk
tracking & tracing-systeem, ontbrak. DNAO heeft Sami een termijn gesteld waarbinnen Sami de gebreken aan de opslagfaciliteit in orde moest hebben gemaakt. Sami heeft geen verbeterplan ingediend op de gestelde datum (7 april 2022) en ook niet op de nader bepaalde datum (14 april 2022).
Het door Sami overgelegde rapport van M.A. Malek (hierna Malek) gaat uit van een groei van de omzet over de jaren na 2021. De rechtbank betrekt deze groeiverwachting niet in de beschouwing. Bij het schatten van geleden schade moet rekening worden gehouden met goede en kwade kansen. Omdat het product in een eerste levensbehoefte voorziet, lijkt het aannemen dat de omzet en ook de winst gelijk blijft het meest recht te doen aan de goede en kwade kansen.
5.De beslissing
woensdag 3 april 2024voor het nemen van een akte door DNAO over wat is vermeld onder 4.30, waarna de wederpartij op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,