ECLI:NL:RBAMS:2024:1158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
AMS 23/5975
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en motiveringsgebrek

Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen L. [eiser] en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, met zaaknummer AMS 23/5975. Eiser had beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die hem was opgelegd. De heffingsambtenaar had op 4 september 2023 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 18 februari 2024 was eiser, ondanks meerdere uitnodigingen, niet aanwezig. De rechtbank constateerde dat de heffingsambtenaar gebrekkig had gemotiveerd door foto's van een ander voertuig te overleggen, maar dat dit motiveringsgebrek hersteld was in de beroepsfase. Eiser had geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn beroepsgronden in te dienen op basis van de juiste foto's. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank bepaalde dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moest vergoeden, evenals de proceskosten van € 218,75, te vermeerderen met wettelijke rente. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5975

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2024 in de zaak tussen

L. [eiser] , te Hoofddorp, eiser

(gemachtigde: mr. P.C. van den Aarsen),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,verweerder (hierna: de heffingsambtenaar).

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan eiser opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 4 september 2023 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2024. Eiser en zijn gemachtigde waren zonder voorafgaand bericht niet aanwezig [1] . De heffingsambtenaar was aanwezig in de persoon van [heffingsambtenaar] .

Overwegingen

1. De naheffingsaanslag is aan eiser opgelegd, omdat de auto met kenteken [kenteken] op 24 april 2023 om 17:54 uur volgens de heffingsambtenaar ter hoogte van [adres] te Amsterdam geparkeerd stond en bij controle is gebleken dat daarvoor geen parkeerbelasting was betaald.
2. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de bestreden uitspraak gebrekkig is gemotiveerd. Tijdens de bezwaarfase zijn aan de gemachtigde van eiser immers foto’s overgelegd van een ander voertuig dan het voertuig van eiser. De heffingsambtenaar heeft in de beroepsfase alsnog foto’s overgelegd waarop te zien is dat het voertuig van eiser geparkeerd stond op 24 april 2023 om 17:54 uur ter hoogte van [adres] .
3. De rechtbank ziet aanleiding dit motiveringsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is namelijk aannemelijk dat eiser hierdoor niet is benadeeld. Eiser is immers meermaals in de gelegenheid gesteld om op basis van de juiste foto’s zijn beroepsgronden in te dienen tegen de naheffingsaanslag, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De rechtbank heeft op 26 januari 2024 het verweerschrift met de foto’s gestuurd naar de gemachtigde van eiser. Daarbij heeft de rechtbank eiser verzocht om aan te geven of en waarom hij het niet eens is met de opgelegde naheffingsaanslag. Ter voorbereiding op de zitting van 19 februari 2024 heeft de griffier telefonisch contact gehad met de gemachtigde van eiser en hem nogmaals gevraagd om een schriftelijke reactie op het verweerschrift. De rechtbank heeft geen reactie ontvangen. Ook op de zitting waren eiser en zijn gemachtigde zonder voorafgaande afmelding niet aanwezig. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd.

Conclusie

4. De rechtbank concludeert dat de uitspraak op bezwaar een motiveringsgebrek bevat, maar de heffingsambtenaar dit gebrek hersteld heeft met zijn verweerschrift. Het beroep is ongegrond.
5. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb zal de rechtbank bepalen dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht aan hem vergoedt. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de heffingsambtenaar in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 0,25). Als wegingsfactor is 0,25 gehanteerd, omdat de rechtbank de bewerkelijkheid en complexiteit van het beroep, mede gelet op de evidente fout van de heffingsambtenaar, als zeer gering waardeert, en de werkbelasting voor de gemachtigde dan ook zeer beperkt kan zijn geweest [2] .
6. Door eiser is verzocht om wettelijke rente over de proceskostenvergoeding en de vergoeding van het griffierecht. De rechtbank zal dat toewijzen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 218,75, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is verzonden tot de dag van voldoening;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoedt, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is verzonden tot de dag van voldoening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 maart 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingediend bij het gerechtshof Amsterdam binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
De indiener van het hoger beroep kan de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening te treffen.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser met de brief van 12 januari 2024 uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de zitting. Deze brief is digitaal verstuurd via MijnRechtspraak.
2.Zie de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 11 november 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2131.