Uitspraak
Rechtbank AMSTERDAM
1.De procedure
- mr. K.P. Hoogenboezem en mr. D.M. van de Loo, advocaten,
- M. Bloom en J. Dodd, Amerikaanse advocaten van Mercon,
- [naam 1] Genannt Parchen, bestuurder van Mercon,
- [naam 2] , CRO/Foreign Representative van Mercon,
- [naam 3] (Riveron Consulting LLC),
- [naam 4] (Riveron Consulting LLC),
- [naam 5] (Riveron Consulting LLC),
- I. Bagby en A. Greenberg, Amerikaanse advocaten van Rabobank,
- mr. [naam 6] , accountmanager Financial Restructuring & Recovery
- Rabobank,
- mr. D. Kuiper, Rabobank legal,
- mr. M. Mzaoui, advocaat,
- mr. I. van Gasteren, advocaat,
- [naam 7] ,
- M. McGreal, Amerikaanse advocaat van FMO,
2.Het verzoek van Mercon
Facilitatoraan te wijzen. De voor de procedure van belang zijnde stukken zullen bij de rechtbank worden aangeleverd door de
Foreign Representativevan Mercon, de heer [naam 2] . Mercon begrijpt de opmerking, naar aan- leiding van de ‘bijzondere’ bepalingen als opgenomen in de onderdelen 10 en 11 van het Protocol, dat de rechtbank geen prijs stelt op toezending van een veelvoud aan stukken terwijl er geen verzoek aan ten grondslag ligt en deze wellicht niet van belang zijn voor de WHOA procedure. Echter in dit stadium van de procedure kan het Protocol niet worden aangepast. Als het Protocol, ondanks het bezwaar, van toepassing wordt verklaard, zal Mercon haar best doen deze voorwaarde uit het Protocol te laten verwijderen.
3.De zienswijze en standpunt van Rabobank
4.De beoordeling
Any Report’) die door de schuldenaar of de
Authorized Representative( [naam 2] ) aan een van de rechtbanken worden gezonden ook aan de andere rechtbanken dienen te worden toegezonden. Deze bepalingen verhouden zich slecht met de regels van het Nederlandse Burgerlijk procesrecht. Het Nederlandse Burgerlijk procesrecht gaat uit van de veronderstelling dat de rechter kennis neemt van processtukken die van belang zijn ter onderbouwing van de stellingen van partijen met betrekking tot het verzoek waarop hij moet beslissen. Dit vooronderstelt dat er een concreet verzoek voor ligt waarop hij moet beslissen. Toezending van stukken terwijl er nog geen verzoek is ingediend bij de rechtbank, betekent dat dergelijke stukken niet als processtuk aan het procesdossier worden toegevoegd en de rechter deze stukken naast zich neer zal leggen. Partijen krijgen voorafgaande aan de behandeling van hun verzoek(en) in het kader van een WHOA procedure voldoende gelegenheid om de relevante stukken ter onderbouwing van hun stellingen bij de rechtbank in te dienen. Op dat moment neemt de rechtbank kennis van de stukken en worden deze aan het procesdossier toegevoegd. Dit betekent in dit geval dat de zeer algemene bepaling zoals opgenomen in onderdeel 10 en 11 van de ‘bijzondere bepalingen’ van het Protocol niet past binnen het toepasselijke Nederlandse procesrecht. De rechtbank stelt geen prijs op toezending van een veelvoud aan stukken terwijl er geen verzoek aan ten grondslag ligt en het belang voor de mogelijk nog in te dienen verzoeken in de WHOA procedure niet gebleken is. Nu deze dwingende bepaling onderdeel is van het Protocol en dit - naar zeggen van Mercon - in dit stadium van de procedure niet kan worden aangepast, kan het Protocol niet van toepassing worden verklaard en zal er geen
Facilitatorworden aangewezen. De rechtbank zal het verzoek afwijzen.