ECLI:NL:RBAMS:2024:1132

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
1322941522
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de District Court in Krakow. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in Polen, geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en gedetineerd is. De behandeling van het EAB vond plaats op zittingen op 31 januari en 14 februari 2024, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G. Eckhardt, en een tolk in de Poolse taal. De officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, heeft de vordering tot overlevering ingediend.

De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd om de officier van justitie in staat te stellen vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over discrepanties in de informatie die in het EAB is vermeld. De verdediging heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting die leidde tot het vonnis van 4 november 2021, en dat de Poolse autoriteiten geen adequate uitleg hebben gegeven over deze discrepantie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zittingen en dat er geen bewijs is dat hij een adres heeft opgegeven waar post van de Poolse autoriteiten naartoe is gestuurd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, omdat niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon afstand heeft gedaan van zijn recht om het proces bij te wonen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. A.J.R.M. Vermolen en M. Westerman, rechters, in aanwezigheid van griffier F.M.H. Albarda.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.229415-22 (EAB I)
Datum uitspraak: 28 februari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 20 december 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 juli 2022 door
the District Court in Krakow, Third Criminal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 31 januari 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 januari 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G. Eckhardt, advocaat te Den Haag en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
De rechtbank heeft de zaak voor bepaalde tijd aangehouden om de officier van justitie in gelegenheid te stellen vragen aan de Poolse autoriteiten te stellen over de discrepantie tussen de informatie vermeld in het EAB en de informatie in het door de raadsman overgelegde Poolse vonnis dat ten grondslag ligt aan het EAB, ten aanzien van de aanwezigheid van de opgeëiste persoon bij de zitting die heeft geleid tot het vonnis van 4 november 2021 van de Arrondissementsrechtbank te Wielicka.
Zitting van 14 februari 2024
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 14 februari 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G. Eckhardt, advocaat in Den Haag en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een onherroepelijk vonnis van
the Regional Court in Wieliczka Second Criminal Divisionvan 4 november 2021, kenmerk:
II K 548/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 7 maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 februari 2024 blijkt dat opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting die tot het vonnis heeft geleid, in tegenstelling tot wat in het EAB stond vermeld. De uitvaardigende autoriteit geeft echter geen uitleg over hoe deze discrepantie is ontstaan.
Daarnaast verklaren de Poolse autoriteiten dat de opgeëiste persoon in het kader van het strafproces meerdere keren is verhoord en tijdens deze verhoren een adresinstructie heeft gekregen. De opgeëiste persoon stelt echter dat hij slechts één keer is verhoord en hij geen adresinstructie heeft ontvangen, laat staan heeft ondertekend. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat vanwege de inaccurate informatie van de Poolse autoriteiten niet vaststaat dat de opgeëiste persoon de adresinstructie heeft ontvangen en dat hij daarmee is geschaad in zijn verdedigingsrechten, als gevolg waarvan de overlevering moet worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Uit de aanvullende informatie blijkt duidelijk dat de opgeëiste persoon op het moment dat hij is verhoord in het kader van de Poolse strafprocedure een adresinstructie heeft gekregen, waarbij hij ook is gewezen op de consequenties indien hij de adresinstructie niet zou naleven. De opgeëiste persoon is aldus niet geschaad in zijn verdedigingsrechten en daarom kan worden afgezien van de weigeringsgrond in artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB weliswaar vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid, maar uit het door de verdediging overgelegde Poolse vonnis en daarna uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit van 9 februari 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon op geen enkele zitting is verschenen. Evenmin heeft zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden voorgedaan en ook is geen garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De uitvaardigende autoriteiten hebben aanvankelijk in het EAB aangegeven dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest bij het proces dat tot zijn veroordeling heeft geleid. In de aanvullende informatie van 9 februari 2024 hebben zij verklaard dat de opgeëiste persoon bij geen enkele zitting aanwezig is geweest, zonder daarbij een nadere toelichting te geven over deze discrepantie ondanks dat de rechtbank daarom uitdrukkelijk had gevraagd. In de aanvullende informatie staat vervolgens vermeld dat de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen, waarbij hij is gewezen op de consequenties van het niet naleven van een dergelijke instructie, te weten dat betekening aan het laatst bekende adres rechtsgeldig is. Noch uit het EAB, noch uit de aanvullende informatie blijkt echter dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk een adres heeft opgegeven en dat de oproep voor de zittingen - in het geval hij wel een adres heeft opgegeven - ook naar dat adres is gestuurd. Daarbij komt nog het volgende. In de aanvullende informatie wordt vermeld dat de opgeëiste personen meerdere keren zou zijn verhoord en dat hem daarbij iedere keer een adresinstructie is gegeven. In dezelfde aanvullende informatie wordt alleen 2 juni 2021 als verhoordatum genoemd. Dit laatste strookt – mede gelet op het feit dat de opgeëiste persoon op geen enkele zitting is verschenen – naar het oordeel van de rechtbank met de verklaring van de opgeëiste persoon dat hij maar één keer is verhoord.
Dit alles in samenhang bezien leidt de rechtbank tot het oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon een adres heeft opgegeven en dat, als hiervan al wordt uitgegaan, niet kan worden vastgesteld dat post van de Poolse justitiële autoriteiten aan dit adres is gezonden. Het is daarom niet vast te stellen dat de opgeëiste persoon uit eigen beweging uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om het proces dat heeft geleid tot de veroordeling bij te wonen.
De rechtbank zal de overlevering daarom weigeren op grond van artikel 12 OLW.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 311 en 312 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Krakow, Third Criminal Division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van F.M.H. Albarda, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 februari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.