ECLI:NL:RBAMS:2024:1131

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/13/738220 / HA ZA 23-754
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor evenementenorganisatie op Belgisch oefenterrein door Nederlandse verenigingen

In deze zaak vorderen de verenigingen Kringgroep de Grensstreek en de Vereniging Dobermann Vrienden in Nederland (DVIN) toestemming om evenementen te organiseren op hun oefenterrein in België, onder de vlag van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland. De Raad van Beheer heeft eerder negatief beslist, omdat het oefenterrein zich buiten Nederland bevindt. Dit besluit werd gehandhaafd na een geschillenprocedure, waarin de geschillencommissie de eisers ongelijk gaf. De rechtbank heeft de zaak nu in behandeling en kan de uitspraak van de geschillencommissie slechts marginaal toetsen. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om de uitspraak van de geschillencommissie te vernietigen, omdat deze niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij het toetsen van bindende adviezen van geschillencommissies.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/738220 / HA ZA 23-754
Vonnis van 14 februari 2024(bij vervroeging)
in de zaak van
de verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid
1.
VERENIGING KRINGGROEP DE GRENSSTREEK,
te Rijsbergen,
hierna te noemen: Kringgroep de Grensstreek,
2.
DE VERENIGING DOBERMANN VRIENDEN IN NEDERLAND (DVIN),
te Putten,
hierna te noemen: DVIN,
eisende partijen,
advocaat: mr. A.R. Oosthout te ‘s-Gravenhage,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
RAAD VAN BEHEER OP KYNOLOGISCH GEBIED IN NEDERLAND,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Raad van Beheer,
advocaat: mr. J. Verstoep te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 11 augustus 2023 met de daarin genoemde processtukken,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 15 november 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verkorte proces-verbaal van de op 16 januari 2024 gehouden mondelinge behandeling, met de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Daarna is bepaald dat de rechtbank vandaag uitspraak doet.

2.De zaak en de beslissing in het kort

2.1.
Kringgroep de Grensstreek en DVIN willen dat het hun wordt toegestaan om onder de vlag van de Raad van Beheer evenementen te organiseren op hun oefenterrein in België. De Raad van Beheer heeft hierover negatief beslist op 24 september 2021, omdat het oefenterrein niet in Nederland ligt. De Raad van Beheer heeft die beslissing gehandhaafd bij besluit van 7 oktober 2021. Daarna is het besluit van 7 oktober 2021 aan een geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie heeft Kringgroep de Grensstreek en DVIN ongelijk gegeven. Zij leggen de kwestie nu aan de rechtbank voor.
2.2.
De rechtbank kan in deze procedure de uitspraak van de geschillencommissie slechts marginaal toetsen. Met inachtneming van die terughoudende toetsing is er geen reden om de uitspraak van de geschillencommissie te vernietigen. De rechtbank wijst daarom de vorderingen van Kringgroep de Grensstreek en DVIN af.

3.De feiten

Partijen
3.1.
Kringgroep de Grensstreek is een in Nederland gevestigde hondensportvereniging, gespecialiseerd in het africhten van Duitse herders. Kringgroep de Grensstreek is aangesloten bij DVIN. DVIN is op haar beurt aangesloten bij de Raad van Beheer.
3.2.
De Raad van Beheer is een overkoepelende vereniging waarvan rasverenigingen, kynologenclubs en bijzondere verenigingen op het gebied van kynologie lid zijn. De Raad van Beheer richt zich onder meer op het bevorderen van de kynologie in Nederland en stelt daartoe regels voor alle vormen van hondensport in Nederland.
3.3.
De Raad van Beheer heeft een Commissie Werkhonden (hierna: CWH). Deze commissie is verantwoordelijk voor de handhaving van de regels over het werken met honden. Eén van de taken van de CWH is het opleiden, examineren en inzetten van instructeurs en keurmeesters die namens de Raad van Beheer optreden bij evenementen, alsmede het verlenen van vergunningen voor evenementen. Voorbeelden van evenementen zijn wedstrijden en examens.
3.4.
De Raad van Beheer is (als enige Nederlandse vereniging) aangesloten bij de Fédération Cynologique Internationale (hierna: het FCI). Het FCI is het internationaal overkoepelend orgaan op het gebied van kynologie.
De regels van de Raad van Beheer en de FCI
3.5.
In artikel 2 lid 3 van de statuten van de Raad van Beheer staat:
3.6.
De bepalingen in de statuten zijn nader uitgewerkt in het huishoudelijk reglement van de Raad van Beheer. In artikel 3 van dat huishoudelijk reglement is bepaald dat de Raad van Beheer zijn statutaire doel nastreeft door onder meer het in Nederland tot uitvoering brengen van de door de FCI gestelde en te stellen regels.
3.7.
Daarnaast heeft de Raad van Beheer in haar kynologisch reglement (hierna: het kynologisch reglement) regels opgenomen over onder meer het organiseren van evenementen en de behandeling van geschillen.
3.8.
In artikel 23 lid 1 van de Standing Orders van de FCI staat:
Het gebruik van het Belgische oefenterrein en de besluitvorming daarover
3.9.
Kringgroep de Grensstreek maakt gebruik van een oefenterrein in Hoogstraten (België). Zij gebruikt dat terrein om haar leden te laten trainen met hun honden. Daarnaast organiseert Kringgroep de Grensstreek op dat terrein evenementen voor haar leden, zoals examens en wedstrijden. Vóór 2004 lag het trainingsveld in Nederland, maar door kavelruil is Kringgroep de Grensstreek op het huidige terrein in België terecht gekomen.
3.10.
De door Kringgroep de Grensstreek georganiseerde evenementen op het oefenterrein in België vonden tussen 2004 en 2021 plaats met medeweten en instemming van DVIN en CWH, waarbij ook aan de Raad van Beheer verbonden functionarissen (zoals instructeurs en keurmeesters) aanwezig waren. In 2014 heeft de Raad van Beheer per e-mail aan DVIN laten weten dat alleen vergunningen mogen worden afgegeven voor evenementen die in Nederland worden gehouden. Op basis van informatie van DVIN dat het oefenterrein op 100 meter van de Nederlandse grens ligt, heeft CWH het goedgevonden dat op het oefenterrein in België evenementen plaatsvonden. Later is gebleken dat het oefenterrein op een grotere afstand van de grens ligt.
3.11.
Op 24 september 2021 heeft het bestuur van CWH namens de Raad van Beheer beslist dat instructeurs en keurmeesters van de Raad van Beheer niet aanwezig (meer) mogen zijn bij evenementen op het oefenterrein in België. Daardoor kan Kringgroep de Grensstreek geen officiële evenementen zoals wedstrijden en examens (meer) organiseren.
3.12.
Kringgroep de Grensstreek en DVIN hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 september 2021. Bij besluit van 7 oktober 2021 heeft CWH namens de Raad van Beheer het bezwaar ongegrond verklaard; CWH heeft de beslissing gehandhaafd om geen evenementen onder auspiciën van de Raad van Beheer op locaties buiten Nederland toe te staan.
De geschillencommissie
3.13.
Artikel 23 van de statuten en artikel VII.10 lid 1 van het kynologisch reglement van de Raad van Beheer bieden de mogelijkheid om tegen besluiten van de Raad van Beheer beroep in te stellen bij een in het reglement genoemde geschillencommissie (hierna: de geschillencommissie). De geschillencommissie is een orgaan van de Raad van Beheer.
3.14.
DVIN heeft, mede namens Kringgroep de Grensstreek, beroep ingesteld bij de geschillencommissie tegen het besluit van 7 oktober 2021. Op 23 februari 2022 heeft een zitting van de geschillencommissie plaatsgevonden.
3.15.
De geschillencommissie heeft in haar uitspraak van 25 augustus 2022 (hierna: de uitspraak van de geschillencommissie) het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de geschillencommissie in haar uitspraak – waarin DVIN is aangeduid als eiseres en de Raad van Beheer als verweerder – onder meer het volgende overwogen:
(…)
(…)
3.16.
In artikel VII.16 lid 3 van het kynologisch reglement staat dat de uitspraak van de geschillencommissie partijen tot bindend advies strekt.

4.Het geschil

4.1.
Kringgroep de Grensstreek en DVIN vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de uitspraak van de Geschillencommissie met zaaknummer GC 2021-03 te vernietigen en te bepalen dat het Kringgroep de Grensstreek en DVIN is toegestaan africhting examens en/of wedstrijden op hun locatie in België te organiseren, aangezien het een Nederlandse evenement betreft onder Nederlandse regelgeving,
II. de Raad van Beheer te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
Kringgroep de Grensstreek en DVIN baseren hun vordering op de stelling dat het besluit van de geschillencommissie in strijd is met de toepasselijke regels en daardoor vernietigbaar is, primair op grond van de redelijkheid en billijkheid, subsidiair op grond van artikel 2:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW), meer subsidiair op grond van artikel 7:904 BW. Kringgroep de Grensstreek en DVIN stellen dat de geschillencommissie onterecht heeft geoordeeld dat de Raad van Beroep het oefenterrein van Kringgroep de Grensstreek mag verbieden als evenemententerrein. Allereerst omdat op grond van de toepasselijke regels het is toegestaan dat een Nederlandse vereniging een Nederlands evenement in het buitenland organiseert. In artikel V.38 lid 1 van het kynologisch reglement worden buitenlandse activiteiten onder de vlag van de Raad van Beheer toegestaan en zelfs bevorderd. Ook zijn er geen regels die een buitenlandse locatie voor africhting, examens en/of wedstrijden uitsluiten of verbieden. De geschillencommissie is ervan uitgegaan dat door artikel 23 lid 1 van de Standing Orders van de FCI Nederlandse evenementen in het buitenland niet zijn toegestaan, maar dat is onjuist. Daarnaast is Kringgroep de Grensstreek een erkende Nederlandse vereniging die enkel Nederlandse evenementen organiseert en voldoet aan alle Nederlandse vereisten. Het enige wat niet Nederlands is, is het oefenterrein. Daarbovenop komt dat sprake is van gewoonterecht, omdat de Raad van Beheer van 2014 tot 2021 de Belgische locatie van Kringgroep de Grensstreek heeft toegestaan, en steeds toestemming heeft gegeven om daar examens en wedstrijden te organiseren. Verder heeft de Raad van Beheer geen poging gedaan of welwillendheid getoond om de kwestie netjes op te lossen, en is geen sprake geweest van hoor en wederhoor.
4.3.
De Raad van Beheer betwist dat de uitspraak van de geschillencommissie kan worden vernietigd. De Raad van Beheer voert aan dat het gaat om een bindend advies, dat op grond van artikel 7:904 BW slechts kan worden vernietigd als aan de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan een zodanig ernstig gebrek kleeft, dat het onaanvaardbaar zou zijn om partijen daaraan te binden. Volgens de Raad van Beheer hebben Kringgroep de Grensstreek en DVIN niet duidelijk gemaakt door welke feiten en omstandigheden het besluit van de geschillencommissie onaanvaardbaar is. De Raad van Beheer vindt dat de geschillencommissie in redelijkheid tot haar uitspraak heeft kunnen komen, dat bij de totstandkoming daarvan de beginselen van procesrecht zijn gehonoreerd en dat geen sprake is van een apert ondeugdelijke motivering. Mocht de rechtbank oordelen dat de uitspraak van de geschillencommissie moet worden getoetst aan artikel 2:15 BW, dan kan die uitspraak ook niet vernietigd worden, omdat de uitspraak niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De toepasselijke regelingen van de Raad van Beheer en FCI bieden geen ruimte om op een buitenlandse locatie evenementen toe te staan onder de vlag van de Raad van Beheer. In elk geval is dat in strijd met de strekking van de betreffende regelingen.
Van een gewoonterecht is geen sprake. De Raad van Beheer vindt daarom dat de vorderingen van Kringgroep de Grensstreek en DVIN moeten worden afgewezen, en dat zij moeten worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beoordeling

Kern van de zaak
5.1.
Kringgroep de Grensstreek en DVIN zijn het niet eens met de uitspraak van de geschillencommissie en vorderen vernietiging daarvan. Om te bepalen hoe de rechtbank de uitspraak van de geschillencommissie kan en moet toetsen, moet eerst worden beoordeeld hoe die uitspraak juridisch is te kwalificeren.
Uitspraak geschillencommissie is een bindend advies
5.2.
Na het besluit van de Raad van Beheer van 7 oktober 2021 hadden Kringgroep de Grensstreek en DVIN de keuze om dat besluit te laten toetsen door de civiele rechter (door een procedure op grond van artikel 2:15 BW te beginnen) of om dat besluit te laten toetsen door de geschillencommissie (waartoe de statuten de mogelijkheid bieden). Kringgroep de Grensstreek en DVIN hebben er toen voor gekozen het besluit te laten toetsen door de geschillencommissie.
5.3.
Met die keuze zijn Kringgroep de Grensstreek, DVIN en de Raad van Beheer een vaststellingsovereenkomst aangegaan als bedoeld in artikel 7:900 lid 1 BW. Dat betekent dat zij zich hebben gebonden aan de door de geschillencommissie te nemen beslissing. De uitspraak van de geschillencommissie is daarom aan te merken als een bindend advies in de zin van artikel 7:900 lid 2 BW. Dat een uitspraak van de geschillencommissie heeft te gelden als een bindend advies staat overigens ook met zoveel woorden in artikel VII.16 lid 3 van het kynologisch reglement.
5.4.
Partijen zijn aan het bindend advies van de geschillencommissie gebonden, tenzij het bindend advies vernietigbaar is op grond van artikel 7:904 BW. Alleen onder bijzondere omstandigheden is er reden voor vernietiging van een bindend advies (zie hierna 5.7).
Uitsluitend toetsen aan artikel 7:904 BW
5.5.
De geschillencommissie is een orgaan van de Raad van Beheer, waardoor de uitspraak van de geschillencommissie (ook) een besluit van de Raad van Beheer in de zin van artikel 2:15 BW is. Toch zal de rechtbank niet toetsen of de uitspraak van de geschillencommissie kan worden vernietigd op grond van artikel 2:15 BW. Als de uitspraak van de geschillencommissie zoals hier een tweeledig karakter heeft (het is zowel een bindend advies als een besluit van een orgaan van een rechtspersoon), geldt – bij samenloop met artikel 2:15 BW – het bepaalde in artikel 7:904 BW als de meer bijzondere bepaling. Aan het bepaalde in artikel 7:904 BW moet dan voorrang worden gegeven, met uitsluiting van artikel 2:15 BW. Toetsing aan artikel 2:15 BW is in dit geval dus niet aan de orde, omdat anders de wettelijk voorgeschreven toetsing van een bindend advies zou worden omzeild.
5.6.
Dit betekent dat de rechtbank bij de vraag of de uitspraak van de geschillencommissie moet worden vernietigd, uitsluitend zal toetsen aan de hand van de maatstaf van artikel 7:904 BW.
Toetsingskader van artikel 7:904 BW
5.7.
Artikel 7:904 lid 1 BW luidt als volgt: Indien gebondenheid aan een beslissing van een partij of van een derde in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar.
5.8.
Het criterium van artikel 7:904 lid 1 BW vraagt terughoudendheid van de rechter. Het gaat er niet om dat de rechter zijn eigen oordeel over de zaak in de plaats stelt van het oordeel van de bindend adviseur (in dit geval de geschillencommissie), maar het gaat erom of gebondenheid aan het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat brengt mee dat voor vernietiging van een bindend advies slechts ruimte is indien de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan ernstige gebreken vertoont. Voor vernietiging is geen reden als de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden.
5.9.
Dat betekent dat de vraag of op het oefenterrein in België evenementen mogen worden gehouden onder auspiciën van de Raad van Beheer, niet in volle omvang kan worden getoetst in deze procedure.
Uitspraak geschillencommissie is niet vernietigbaar
5.10.
Kringgroep de Grensstreek en DVIN betogen in de eerste plaats dat de uitspraak van de geschillencommissie onjuist en onvoldoende gemotiveerd is, omdat in de regelgeving van de Raad van Beheer en het FCI niet is voorgeschreven dat een oefenterrein in Nederland moet zijn gelegen. Zij verwijzen daarbij naar artikel 23 lid 1 van de Standing Orders van het FCI en artikel V.38 lid 1 van het kynologisch reglement.
5.11.
De rechtbank stelt vast dat de geschillencommissie in haar overwegingen heeft onderkend dat in de regels van de Raad van Beheer en het FCI niet expliciet is bepaald dat een oefenterrein op Nederlands grondgebied moet zijn gelegen. De geschillencommissie heeft die omstandigheid meegewogen, maar zij heeft meer betekenis toegekend aan het uitgangspunt en de strekking van de statuten en het huishoudelijk reglement van de Raad van Beheer, alsmede de beginselen van territorialiteit en soevereiniteit die ten grondslag liggen aan de Standing Orders van de FCI. Daarbij is de geschillencommissie in haar uitspraak ook gemotiveerd ingegaan op het beroep van Kringgroep de Grensstreek en DVIN op artikel 23 van de Standing Orders en artikel V.38 van het kynologisch reglement. De rechtbank is van oordeel dat de door de geschillencommissie gegeven uitleg van de regelgeving, gelet op de gegeven motivering van die uitleg, niet onlogisch, onbegrijpelijk of onnavolgbaar is. Dat Kringgroep de Grensstreek voldoet aan alle andere Nederlandse vereisten, zoals zij stelt, brengt daar geen verandering in. Vanwege de door de rechtbank aan te leggen terughoudende toetsing kan dan ook niet worden gezegd dat op dit punt aan de inhoud van het bindend advies een ernstig gebrek kleeft.
5.12.
Daarnaast is de geschillencommissie in haar uitspraak gemotiveerd ingegaan op het beroep van Kringgroep de Grensstreek en DVIN op een gewoonterecht en op de redelijkheid en billijkheid. De omstandigheid dat namens de Raad van Beheer vanaf 2014 toestemming was gegeven, is daarbij meegewogen. De geschillencommissie heeft echter zwaarder laten wegen dat de Raad van Beheer niet gehouden is een eerder gemaakte fout te handhaven of een situatie die in strijd is met de regels voor de toekomst te gedogen. Het oordeel en de motivering van de geschillencommissie hierover zijn niet onlogisch, onbegrijpelijk of onnavolgbaar.
5.13.
Kringgroep de Grensstreek en DVIN hebben verder aangevoerd dat de handelswijze van de Raad van Beheer na de schorsing van de zitting bij de geschillencommissie in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Dit argument kan Kringgroep de Grensstreek en DVIN niet helpen. De handelswijze van de Raad van Beheer na de schorsing lag immers – zoals de geschillencommissie ook terecht heeft geconstateerd – niet ter beoordeling voor aan de geschillencommissie.
5.14.
Kringgroep de Grensstreek en DVIN hebben ten slotte aangevoerd dat voor het eerst in de procedure bij de rechtbank sprake is van hoor en wederhoor. Voor zover zij hiermee hebben willen betogen dat in de procedure bij de geschillencommissie geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden, gaat de rechtbank daaraan als onvoldoende onderbouwd voorbij. Vaststaat namelijk dat een zitting bij de geschillencommissie heeft plaatsgevonden en dat partijen op die zitting zijn gehoord.
5.15.
De rechtbank komt tot de conclusie dat geen ernstige gebreken kleven aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de uitspraak van de geschillencommissie. Gebondenheid aan de uitspraak van de geschillencommissie is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid daarom niet onaanvaardbaar.
5.16.
Er is dan ook geen reden om de uitspraak van de geschillencommissie te vernietigen. De vorderingen van Kringgroep de Grensstreek en DVIN moeten daarom worden afgewezen.
(Proces)kosten
5.17.
Kringgroep de Grensstreek en DVIN krijgen ongelijk en zij worden daarom in de proceskosten veroordeeld. De proceskosten van de Raad van Beheer worden vastgesteld op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten × tarief II: € 614,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € ‭‬‭‬‬‬‬2.082‬‬,00‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
De daarover gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.18.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat de Raad van Beheer zowel Kringgroep de Grensstreek als DVIN kan aanspreken voor het hele bedrag. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van Kringgroep de Grensstreek en DVIN af,
6.2.
veroordeelt Kringgroep de Grensstreek en DVIN hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de Raad van Beheer vastgesteld op € ‭2.082‬‬,00‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬, te betalen binnen veertien dagen na de datum van deze uitspraak, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Kringgroep de Grensstreek en DVIN niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,‬‬‬‬‬‬
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.