Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Korneuburg in Oostenrijk. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1985, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is. De behandeling van het EAB vond plaats op 14 februari 2024, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.E. Broekert, en een tolk in de Poolse taal. De officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, heeft de rechtbank verzocht om de overlevering toe te staan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, diefstal, naar Nederlands recht strafbaar is en dat er voldaan is aan het vereiste van dubbele strafbaarheid. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd, maar heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan.
De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW, in overweging genomen bij haar beslissing.