ECLI:NL:RBAMS:2024:1128

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
1331296223
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Korneuburg in Oostenrijk. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1985, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is. De behandeling van het EAB vond plaats op 14 februari 2024, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.E. Broekert, en een tolk in de Poolse taal. De officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, heeft de rechtbank verzocht om de overlevering toe te staan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, diefstal, naar Nederlands recht strafbaar is en dat er voldaan is aan het vereiste van dubbele strafbaarheid. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd, maar heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW, in overweging genomen bij haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.312962-23
Datum uitspraak: 28 februari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 15 december 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 oktober 2023 door
die Staatsanwaltschaft Korneuburg, Oostenrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats 1] (Duitsland) [2] op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 februari 2024, in aanwezigheid mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door mr. N.E. Broekert, advocaat in Breda, die waarneemt voor mr. J.J.J. van Rijsbergen, eveneens advocaat in Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [3]
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en de officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verzochte overlevering kan worden toegestaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij de Pools nationaliteit heeft en dat overigens de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
die Staatsanwaltschaft Korneuburgvan
12 oktober 2023, referentie:
6 St 53/22z.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Oostenrijks recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [4]

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
die Staatsanwaltschaft Korneuburg(Oostenrijk) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van F.M.H. Albarda, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 februari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.De opgeëiste persoon heeft op de zitting van 14 februari 2024 verklaard dat hij in [geboorteplaats 2] (Polen) is geboren.
3.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.