ECLI:NL:RBAMS:2024:1116

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
13/302269-23 (zaak A), 13/164428-22 (zaak B), 13/074341-23 (zaak C) en 13/113686-23 (zaak D) (ter terechtzitting gevoegd) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging, mishandeling, vernieling en misbruik van alarmnummer

Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1959, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de zaken A, B, C en D gevoegd behandeld, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van bedreiging, mishandeling, vernieling en het misbruik maken van het alarmnummer 112. De zitting vond plaats op 14 februari 2024, waar de officier van justitie, mr. B. van Duijn, de vordering indiende en de verdediging werd gevoerd door mr. M.A. Dijk.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 13 november 2023 een politieagent heeft bedreigd met de woorden: "Jou doodslaan, met genoegen. Dan word ik rustig". Daarnaast heeft de verdachte op 1 juli 2022 een gebiedsverbod overtreden en op 13 maart 2023 een ander slachtoffer bedreigd met brandstichting. De rechtbank achtte ook bewezen dat de verdachte opzettelijk een intercom en een raam heeft vernield en zonder noodzaak het alarmnummer 112 heeft gebeld.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van een onderdeel van de tenlastelegging in zaak D. De rechtbank heeft de verdachte een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn verleden en de ernst van de feiten, een gevaar vormt voor de maatschappij en dat behandeling binnen een forensisch kader noodzakelijk is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/302269-23 (zaak A), 13/164428-22 (zaak B), 13/074341-23 (zaak C) en 13/113686-23 (zaak D) (ter terechtzitting gevoegd) (Promis)
Datum uitspraak: 28 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1959 in [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de basisregistratie personen:
[adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in [naam JC] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk de zaken A tot en met D aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. B. van Duijn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A. Dijk, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
zaak A
bedreiging van [slachtoffer 1] op 13 november 2023;
zaak B
overtreden van een gebiedsverbod op 1 juli 2022;
zaak C
1. bedreiging van [slachtoffer 2] op 13 maart 2023;
2. opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing op 13 maart 2023;
3. mishandeling van [slachtoffer 3] op 19 januari 2023;
4. vernieling van een intercom en een raam op 7 januari 2023;
zaak D
1. opzettelijk, zonder noodzaak, een alarmnummer (112) bellen op 2 mei 2023;
2. vernieling of het onbruikbaar maken van een politieauto op 2 mei 2023.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de in zaak A ten laste gelegde bedreiging. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat vrijspraak moet volgen voor de in zaak D ten laste gelegde feiten, te weten het opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, bellen naar het alarmnummer 112 en de vernieling van de arrestantenbus.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen, met uitzondering van het in zaak D onder 2 ten laste gelegde feit. Zij overweegt daartoe als volgt.
3.3.1.
Het oordeel in zaak A
Niet ter discussie staat dat verdachte de ten laste gelegde bewoordingen heeft geuit. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 13 november 2023 bevond verbalisant [slachtoffer 1] zich samen met een collega op plein
40’-45’ in Amsterdam wegens een melding van overlast. Ter plaatse bleek verdachte met allerlei spullen en zijn hond voor de hoofdingang van het winkelcentrum te zitten. Verdachte weigerde zijn spullen daar weg te halen. Nadat verdachte meermalen op zijn gedrag was aangesproken en de verbalisant hem vroeg wat hij wilde gaan doen, schreeuwde verdachte op slechts enkele meters afstand van de verbalisant: “
Jou doodslaan, met genoegen. Dan word ik rustig.”. De verbalisant heeft verklaard dat verdachte hem met wijd opengesperde ogen aankeek en op hem af kwam lopen. Vanwege deze beweging en het onvoorspelbare karakter van verdachte – een voor de verbalisant ambtshalve bekende overlastpleger – voelde verbalisant zich bedreigd.
De rechtbank acht de bewoordingen, gelet op de omstandigheden en de context waarin zij zijn geuit, zodanig bedreigend dat bij de verbalisant terecht de redelijke vrees is ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
3.3.2.
Het oordeel in zaak B
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat aan verdachte op 24 juni 2022 een verblijfsverbod voor de duur van een maand is opgelegd. Dit verbod is op 30 juni 2023 om 00.34 uur aan hem uitgereikt. Dit verblijfsverbod is opgelegd op grond van artikel 2.9, tweede lid, onder a van de APV, nadat verdachte op 20 mei 2022 en op 22 mei 2022 een gebiedsverbod voor de duur van 24 uur opgelegd heeft gekregen.
Desondanks is verdachte op 1 juli 2022 om 1.20 uur aangetroffen op het Leidseplein in Amsterdam, hetgeen binnen het overlastgebied Centrum valt. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte het gebiedsverbod bewust heeft overtreden.
3.3.3.
Het oordeel in zaak C
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank de in zaak C ten laste gelegde feiten bewezen. Gelet op het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.3.4.
Het oordeel in zaak D
Anders dan de raadsvrouw is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat verdachte op
2 mei 2023 misbruik heeft gemaakt van het alarmnummer 112, door voornoemd nummer te bellen zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was. Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte binnen 10 minuten vier keer naar het alarmnummer 112 heeft gebeld, terwijl niet is gebleken van een acuut gevaar voor lijf of goed. Verdachte is tijdens die gesprekken meermalen verteld dat hij geen misbruik van het alarmnummer mocht maken. Het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak wordt weersproken door de inhoud van de gevoerde 112-gesprekken in het dossier.
Ten aanzien van de tenlastegelegde vernieling overweegt de rechtbank als volgt. Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte de arrestantenbus opzettelijk heeft vernield dan wel onbruikbaar heeft gemaakt dient verdachte naar het oordeel van de rechtbank te worden vrijgesproken van het in zaak D onder 2 ten laste gelegde.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht - op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat - bewezen dat verdachte:
zaak A
op 13 november 2023 te Amsterdam, [slachtoffer 1] (in uniform dienstdoende hoofdagent van de politie, eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Jou doodslaan, met genoegen. Dan word ik rustig";
zaak B
op 1 juli 2022 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 22-21985, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172 Gemeentewet juncto artikel 2.9 APV, gedaan namens de burgemeester van de gemeente Amsterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 25 juni 2022 om 00:01 uur tot en met 24 juli 2022 om 23:59 uur niet mocht bevinden in Overlastgebied Centrum, door zich op voornoemde datum om 01:25 uur op het Leidseplein te bevinden;
zaak C
feit 1:op 13 maart 2023 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met brandstichting, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "moordenaars, ik steek alles in de fik";
feit 2:op 13 maart 2023 te Amsterdam opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 19-01-2023, gegeven door de officier van justitie te Amsterdam, door zich op te houden op [adres] nummer [nummer] tot en met [nummer] ;
feit 3:op 19 januari 2023 te Amsterdam [slachtoffer 3] heeft mishandeld door meermalen tegen zijn been te schoppen;
feit 4:op 7 januari 2023 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een intercom en een raam die aan Boomerang Woonzorg toebehoorden heeft vernield;
zaak D
feit 1:op 2 mei 2023 te Amsterdam opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door meermalen te bellen naar 112 met het telefoonnummer 0681684786.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend. Uit het dossier blijkt niet dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen ontbraken.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank een of meer feiten bewezen acht, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte ter zake daarvan dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de verschillende consulten van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) blijkt dat bij verdachte sprake is van psychische stoornissen. Onder meer bieden de verhoren van verdachte aanknopingspunten dat alle ten laste gelegde gedragingen in causaal verband staan met die psychische stoornissen en daardoor geen van de tenlastegelegde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend. Al in een eerder stadium heeft de raadsvrouw verzocht een gedragsdeskundig onderzoek te laten verrichten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen noodzaak om gedragsdeskundig onderzoek te laten verrichten naar de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende aanwijzingen om te concluderen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn geweest ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het op grond van hetgeen over de verdachte bekend is, aannemelijk is dat sprake zal zijn van psychiatrische problematiek. De rechtbank is echter van oordeel dat niets erop wijst dat deze problematiek (dusdanig) van invloed is geweest op de door de verdachte gepleegde feiten, dat de feiten hem niet zouden zijn toe te rekenen. Dit volgt niet uit de wijze waarop de verdachte de feiten heeft begaan, noch uit de diverse verklaringen welke de verdachte ten aanzien van deze feiten heeft afgelegd. En tevens ook niet uit de inhoud van de consulten van het NIFP van 6 juli 2023, 16 november 2023 en 19 december 2023. De verdachte weigert al jaren pertinent om mee te werken aan hulpverleningstrajecten, waaronder het opzetten van een huisvestingstraject, diagnostiek en behandeling en wijst elke vorm van autoriteit af. Daarbij blijft de verdachte delicten plegen en overlast veroorzaken. Niet gesteld, noch gebleken is dat de verdachte geen enkel inzicht heeft in eigen handelen. Daarnaast is de rechtbank gebleken dat de verdachte de afgelopen jaren structureel weigert mee te werken aan diagnostiek. Ook ter zitting heeft de verdachte opnieuw aangegeven enkel onder door hem gestelde voorwaarden met een psychiater en psycholoog in gesprek te willen gaan. Het verweer strekkende tot ontslag van alle rechtsvervolging wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uit sluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.
Ook een onderzoek naar eventuele verminderde toerekeningsvatbaarheid vindt de rechtbank niet noodzakelijk. De rechtbank sluit niet uit dat de feiten verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Nadere diagnostiek kan plaatsvinden binnen de hierna te noemen maatregel.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van het voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het ingenomen standpunt dat verdachte van alle rechtsvervolging moet worden ontslagen, heeft de raadsvrouw primair bepleit dat oplegging van een ISD-maatregel niet mogelijk is.
Als de rechtbank van oordeel is dat verdachte wel strafbaar is, heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht om aan verdachte geen ISD-maatregel op te leggen. In plaats daarvan moet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd die de duur van het voorarrest niet overstijgt. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er contra-indicaties voor het opleggen van de ISD-maatregel bestaan. Verdachte is bereid om mee te werken aan huisvesting, zodat een minder zwaar alternatief voor de maatregel bestaat. Daarnaast is onduidelijk gebleven of de ISD-maatregel – hetgeen voor verdachte een eindeloze lijdensweg zou zijn – in dit geval passend is. Tot slot is het niet zeker dat verdachte binnen de ISD-maatregel daadwerkelijk de nodige zorg zal ontvangen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen oplegging van de ISD-maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.3.1.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeven strafbare feiten. Ten eerste heeft verdachte een politieagent en een medewerker van een zorginstelling bedreigd. Dit is voor de betrokkenen een beangstigende situatie geweest. Bij diezelfde zorginstelling heeft verdachte bovendien een raam en een intercom vernield. Door zo te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Verder heeft verdachte een hulpverlener mishandeld. Hierdoor heeft het slachtoffer pijn en letsel opgelopen en is er inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke integriteit, terwijl het slachtoffer de verdachte juist wilde helpen zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het zonder noodzaak bellen van het alarmnummer 112, waardoor deze noodlijn ten onrechte is belast met alle mogelijke consequenties van dien. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een gebiedsverbod en een gedragsaanwijzing. Hieruit blijkt wederom dat verdachte bij herhaling overlast heeft veroorzaakt, en zich niet laat corrigeren in dat gedrag.
7.3.2.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 25 januari 2024. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een e-mail van het Actiecentrum Veiligheid en Zorg van 21 november 2023. De inhoud van deze e-mail luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
De mogelijkheid tot het opleggen van een zorgmachtiging is uitgebreid onderzocht. Het gevaar bestaat dat voor verdachte geen plek in een kliniek kan worden gevonden, of dat hij zich dusdanig misdraagt dat hij snel weer op straat zal staan. De ervaring leert dat hij alleen in een strenger kader te handhaven is. Om die reden adviseert het Actiecentrum oplegging van de ISD-maatregel. Dat lijkt de enige manier te zijn om een uitgebreide diagnose te stellen, verdachte te stabiliseren en toe te werken naar huisvesting. Aangezien verdachte begeleiding ontvangt in de vorm van ‘de Levensloopaanpak’, zal tijdens de ISD-maatregel zowel Inforsa als de regieaanpak betrokken blijven. Dat maakt de kans op een gunstig verloop groter.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa van 9 februari 2024, opgemaakt door reclasseringswerker M. Schaeffer. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
De belangrijkste risicofactoren voor het delictgedrag van betrokkene zijn gelegen in het feit dat op nagenoeg alle levensgebieden hulpverlening geïndiceerd is, maar dat verdachte de geboden hulp grotendeels mijdt. Er lijkt sprake te zijn van ernstige persoonlijkheids-pathologie. Aangezien verdachte zich niet laat onderzoeken, blijft dit bij een aan zekerheid grenzend vermoeden. Beschermende factoren worden gevormd door de betrokkenheid van een casusregisseur van de gemeente Amsterdam en een casemanager van het Forensisch FACT van Inforsa. Reclasserings- en hulpverleningscontacten zijn verder nihil. Verdachte is bekend met (verbale) agressie naar reclassering en hulpverleners en zijn responsiviteit voor interventies is laag. Verdachte weigert mee te werken aan diagnostiek of aan het opzetten van een huisvestingstraject. Verdachte wijst elke vorm van autoriteit af. Hij leeft al ruim twintig jaar aan de periferie van de samenleving. Desondanks heeft verdachte zich in het verleden redelijk staande kunnen houden, onder meer door inkomsten als straatmuzikant te genereren en door zelfvoorzienend buiten in een tent te slapen. De laatste jaren lijkt verdachte echter steeds meer moeite te hebben om zich als buitenslaper te handhaven. Enerzijds blijkt dit uit het feit dat verdachte een beroep doet op lotgenoten die hem onderdak en ondersteuning bieden, anderzijds is dit af te leiden uit het feit dat betrokkene steeds met hond en bepakking te vinden is in drukke winkelgebieden, waar hij zich laat betalen voor niet-toegestane straatmuziekvoorstellingen, hetgeen door sommige winkeliers en passanten als overlast wordt ervaren. De reclassering heeft dan ook de indruk dat verdachte, nu hij de pensioengerechtigde leeftijd nadert, niet in staat is die levenswijze voort te zetten zonder daarbij te recidiveren. Er zijn zorgen over de cognitieve achteruitgang van verdachte. De contacten met de politie en de veroordelingen zijn de afgelopen drie jaar dermate frequent geworden, dat sprake is van een stelselmatige dader. De reclassering denkt dat het recidiverisico aanzienlijk omlaag zou gaan als verdachte diagnostiek, behandeling en een huisvestingstraject zou accepteren.
Het F-Fact zal tijdens de ISD maatregel bij verdachte betrokken blijven en zij kunnen indien gewenst hem uitgebreid psychologisch laten onderzoeken als hij daar alsnog aan wil meewerken. Ook heeft het F-Fact een woontraject uitgezet en blijft het team in contact met PerMens die heeft aangegeven verdachte een kans te willen geven om op termijn een studio met eigen opgang op een van hun locaties te huren.
Op de terechtzitting heeft reclasseringswerker K. van der Heijden, verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa, de inhoud van het advies bevestigd.
7.3.3.
De motivering van de maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt, immers:
  • de in zaak A en zaak C onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf;
  • de onderhavige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen;
  • gelet op het advies van de reclassering en het strafblad moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
  • de veiligheid van goederen en personen eist het opleggen van de ISD-maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat is voldaan aan de ‘harde’ ISD-criteria.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte zorg en begeleiding nodig heeft om zijn leven op de rails te krijgen. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat verdachte in het verleden meerdere keren begeleidingstrajecten aangeboden heeft gekregen, waaronder een levensloopregeling. Dit laatste is een traject waarbij de reclassering en partners zich inspannen om verdachte op meerdere terreinen stabiel te krijgen en toekomstperspectief te ontwikkelen, onder meer met behulp van ondersteuning op allerlei praktische gebieden. Verdachte heeft onvoldoende meegewerkt aan deze ambulante hulpverlening wat ook te maken kan hebben met zijn psychische problematiek. In ieder geval heeft de ambulante hulpverlening onvoldoende effect gehad op het gedrag en de levensomstandigheden van verdachte en hij is blijven recidiveren. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de reclassering geen andere mogelijkheden ziet om verdachte te begeleiden en het risico op recidive te verminderen. Aangezien verdachte weigert mee te werken aan diagnostiek, behandeling en huisvesting, concludeert de rechtbank dat ook is voldaan aan de ‘zachte’ ISD-criteria.
Verder blijkt uit de e-mail van het Actiecentrum Veiligheid en Zorg dat de mogelijkheid tot het opleggen van een zorgmachtiging reeds is onderzocht. Gelet op de inhoud van deze e-mail is de rechtbank van oordeel dat een zorgmachtiging niet tot de mogelijkheden behoort en niet passend is. Behandeling binnen een forensisch kader acht de rechtbank noodzakelijk.
Alles overwegend ziet de rechtbank reden om de ISD-maatregel op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie in zijn vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Ten aanzien van de in zaak B en zaak D onder 1 bewezenverklaarde misdrijven is niet aan de wettelijke criteria voor oplegging van de ISD-maatregel voldaan. Voor die feiten zal, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, geen straf of maatregel worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 184a, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak D onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A, zaak B, zaak C onder 1, 2, 3 en 4 en zaak D onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
zaak A
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
zaak B
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
zaak C feit 1
bedreiging met brandstichting;
zaak C feit 2
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
zaak C feit 3
mishandeling;
zaak C feit 4
vernieling, meermalen gepleegd;
zaak D feit 1
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
zaak A, zaak C feiten 1, 2, 3 en 4
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
zaak B, zaak D feit 1
Verklaart verdachte
schuldig zonder oplegging van een straf of maatregel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. A.W.T. Klappe en A.B. Sluijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Heida, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 februari 2024.