Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het F9-formulier van de man, met bijlage
- het F9-formulier van de vrouw, met bijlagen.
2.De beoordeling
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 januari 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 19 april 2001 in Ankara, Turkije, zijn gehuwd. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, aangezien beide partijen de Nederlandse nationaliteit bezitten. De vrouw heeft ook verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij haar te bepalen, wat door de rechtbank is toegewezen, omdat het belang van de kinderen zich daartegen niet verzet.
Daarnaast heeft de vrouw verzocht om een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken, maar dit verzoek is afgewezen, omdat de man psychische klachten ervaart en de kinderen hebben aangegeven geen vaste zorgregeling te wensen. De rechtbank heeft ook de onderhoudsbijdragen vastgesteld, waarbij de man is veroordeeld tot betaling van € 137,-- per kind per maand. De rechtbank heeft verder de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap behandeld, waarbij onder andere de verkoop van de echtelijke woning en de verdeling van sieraden aan de orde kwamen. De rechtbank heeft bepaald dat de man € 37.500,-- aan de vrouw moet betalen wegens benadeling van de gemeenschap door de verkoop van een appartement in Turkije zonder toestemming van de vrouw.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.