Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verzoekster] , te [woonplaats] , eiseres en verzoekster (hierna: verzoekster)
Procesverloop
Overwegingen
[datum 2] 2023 is verzoekster bevallen van een dochter.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, die door de gemeente was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de urgentieverklaring terecht was, omdat verzoekster het huisvestingsprobleem redelijkerwijs had kunnen voorkomen. Verzoekster had een gezin gesticht zonder over passende woonruimte te beschikken, wat leidde tot haar dakloosheid. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van overmacht en dat de gemeente de aanvraag op basis van de geldende verordening had mogen afwijzen.
Verzoekster voerde aan dat de gemeente de belangen van haar (ongeboren) kind niet had meegewogen in de besluitvorming. De voorzieningenrechter stelde vast dat de gemeente niet had voldaan aan de verplichting om een gemotiveerde afweging te maken tussen de belangen van het kind en het algemeen belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling. Hierdoor was er sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van het kind in acht moeten worden genomen. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.