ECLI:NL:RBAMS:2024:1085

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
13/198783-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het veroorzaken van een ontploffing bij een restaurant in Amsterdam met levensgevaar voor omstanders

Op 27 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 9 augustus 2023 een ontploffing heeft veroorzaakt bij restaurant [naam restaurant] in Amsterdam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam aan het licht na een explosie die schade aanrichtte aan het restaurant en omliggende panden, waarbij ook levensgevaar voor aanwezige personen te duchten was. De verdachte heeft bekend samen met een medeverdachte een vuurwerkbom aan de gevel van het restaurant te hebben bevestigd en deze tot ontploffing te hebben gebracht. De rechtbank oordeelde dat het opzet van de verdachte gericht was op het veroorzaken van de ontploffing, en dat het levensgevaar voor omstanders redelijkerwijs voorzienbaar was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde gevolgd en de verdachte strafbaar verklaard. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsvorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder restaurant [naam restaurant] en de heer [naam 2] en de heer [naam 3], die schade en letsel hebben geleden door de explosie. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/198783-23
Datum uitspraak: 27 februari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam 1]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , gedetineerd in het [naam Justieel Complex] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N.R. Bakkenes, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 augustus 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/aan restaurant [naam restaurant] , gevestigd aan de [adres 2] ,
door een vuurwerkbom, althans een zwaar explosief voorwerp, aan de voorzijde van het pand te bevestigen en dit vervolgens aan te steken / tot ontbranding te brengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemd pand en/of goederen in voornoemd pand en/of een of meer nabijgelegen panden (waaronder hotel [naam hotel] ) en/of goederen in die nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aldaar in en/of in de directe nabijheid van dat pand aanwezige perso(o)n(en) (onder wie [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] ), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te duchten was.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Verdachte heeft bekend dat hij samen met een ander - medeverdachte [naam 5] - een ontploffing heeft veroorzaakt aan de gevel van restaurant [naam restaurant] . Uit de aangiften, de camerabeelden en het forensisch onderzoek van de plaats van het delict volgt dat door deze ontploffing schade is ontstaan aan de omliggende panden en aan goederen. Ook blijkt hieruit dat in het restaurant en in de directe nabijheid ervan personen aanwezig waren. Uit paragraaf 6.3 van het Explosieven onderzoek van het Nationaal Forensisch Instituut (NFI) volgt dat bij de ontploffing met deze hoeveelheid flitspoeder voor personen in de directe omgeving van de ontploffende explosieve constructie (tot op een afstand van een meter) zeer ernstig lichamelijk letsel tot dodelijk letsel een gegeven is en dat dit tot op tientallen meters van de ontploffing vandaan niet valt uit te sluiten. Dit betekent volgens de officier van justitie dat ook bewezen kan worden verklaard dat te duchten levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel aan personen, aanwezig was.
Dat verdachte bij de voorbereiding heeft samengewerkt met meerdere personen dan alleen met medeverdachte [naam 5] , blijkt uit chats op de bij verdachte in beslag genomen telefoon en de eigen verklaring van verdachte.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van het te duchten levensgevaar zal moeten worden vrijgesproken. Om dat aan te kunnen nemen, dient dat gevaar ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels namelijk voorzienbaar te zijn geweest en daarvan is geen sprake. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst de raadsman erop dat in paragraaf 6.3 van het genoemde Explosievenonderzoek van het NFI enkel staat dat op enkele tientallen meters afstand van de ontploffing gevaar voor lichamelijk letsel tot dodelijk letsel
niet is uit te sluiten. Dat een bepaald letsel niet kan worden uitgesloten is iets anders dan dat het voorzienbaar is, aldus de raadsman.
Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de explosie en het gevaar voor goederen:
Op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, waaronder de camerabeelden, de verklaringen van aangevers, en de bekennende verklaring van verdachte komt de rechtbank tot het oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte samen met één of meer anderen, waaronder in ieder geval medeverdachte [naam 5] , op 9 augustus 2023 opzettelijk een explosief tot ontploffing heeft gebracht aan de voorgevel van restaurant [naam restaurant] aan de Leidsestraat in Amsterdam en dat door de ontploffing schade is ontstaan aan het restaurant zelf, aan goederen in het restaurant en aan de omliggende gebouwen.
Ten aanzien van het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of dodelijk letsel
Voor wat betreft het aanwezig zijn van te duchten levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel heeft de raadsman bepleit dat dit gevaar niet te duchten was omdat het voor verdachte niet voorzienbaar was. De rechtbank verwerpt dit verweer en licht dit als volgt toe.
Voor een bewezenverklaring ter zake van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is slechts vereist dat het opzet van de verdachte is gericht geweest op het teweegbrengen van een ontploffing. Het opzet hoeft niet gericht geweest te zijn op het teweegbrengen van de in sub 1-3 van dat artikel genoemde gevolgen. Het gaat enkel om de vraag of naar algemene ervaringsregels het te duchten gevaar voor de verdachte redelijkerwijs voorzienbaar was bij het verrichten van de verboden gedraging.
De rechtbank beantwoordt die vraag, anders dan de raadsman, bevestigend. Daarvoor is allereerst van belang het door het NFI verrichte Explosievenonderzoek. In het rapport van de NFI staat dat het gevaar voor personen bij een dergelijke hoeveelheid flitspoeder zoals door verdachte tot ontploffing gebracht, afhankelijk is van waar de persoon zich bevindt. Voor personen tot één meter in de directe omgeving van een dergelijke ontploffing staat volgens het NFI zeer ernstig lichamelijk letsel tot dodelijk letsel, vast.
Voor het antwoord op de vraag of in deze zaak voor verdachte sprake was van te duchten gevaar op ernstig of dodelijk letsel, moet dus enkel nog worden beoordeeld of het voor verdachte redelijkerwijs voorzienbaar was dat zich binnen één meter afstand van de door hem opzettelijk veroorzaakte ontploffing, personen zouden bevinden. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is.
Verdachte heeft een explosief laten ontploffen midden in een dichtbevolkt uitgaansgebied in Amsterdam. Het was voor verdachte, en voor ieder redelijk denkend mens, redelijkerwijs voorzienbaar dat op dat moment op die locatie, ondanks het late tijdstip, nog personen op de stoep (langs de gevel) zouden lopen. Uit de camerabeelden is bovendien gebleken dat zich enkele momenten voor de ontploffing ook daadwerkelijk mensen binnen één meter van de gevel bevonden. Dat zich dit op het moment van de ontploffing niet voordeed, is niet van belang. Evenmin is van belang dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zich daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Waar het om gaat is of dit gevaar door de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Onder voornoemde geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat hiervan sprake is geweest.
Maar ook in de directe nabijheid van het restaurant – voorbij een straal van één meter - acht de rechtbank bewezen dat gevaar voor ernstig letsel of levensgevaar aanwezig was. Dat volgens het NFI het gevaar tot tientallen meters van de ontploffing vandaan niet is uit te sluiten, betekent - anders dan de raadsman heeft bepleit - niet dat het gevaar voor leven of zeer ernstig letsel (direct) vanaf één meter van de ontploffing vandaan, voor verdachte (ineens) niet meer voorzienbaar was. De rechtbank wijst er in dat verband op dat het een feit van algemene bekendheid is dat een explosie van een voorgevel veel schade kan aanrichten en dat de kracht van een dergelijke ontploffing, al dan niet door rondvliegend puin, ernstig letsel met mogelijk fatale gevolgen kan veroorzaken. Niet alleen tot één meter van de ontploffing vandaan. Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek van het plaats delict blijkt bijvoorbeeld al dat in deze zaak op dertien meter van het restaurant aan de overzijde van de straat een traanplaat van 40cm bij 80 cm van meerdere kilo’s terecht is gekomen.
Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat zich boven en naast het restaurant waar de ontploffing teweeg is gebracht panden bevinden. Niet is uit te sluiten dat daar mensen sliepen ten tijde van het feit, wat hen weerloos maakte tegenover ontploffingen en het mogelijke brand- of instortingsgevaar als gevolg daarvan. Tot slot acht de rechtbank van belang dat het in het algemeen lastig is in te schatten hoe groot het gevolg zal zijn van het tot ontploffing brengen van een explosief mengsel. Deze omstandigheden maken dat het gevaar voor zeer ernstig letsel of dodelijk letsel naar het oordeel van de rechtbank ook buiten een straal van één meter (in de directe nabijheid) van de ontploffing, voorzienbaar was. Aan de louter taalkundige uitleg van het NFI rapport van de raadsman gaat de rechtbank dus voorbij.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te vrezen was voor personen die zich in de directe nabijheid van het restaurant bevonden.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 9 augustus 2023 te Amsterdam, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht aan restaurant [naam restaurant] , gevestigd aan de [adres 2] , door een zwaar explosief voorwerp, aan de voorzijde van het pand te bevestigen en dit vervolgens aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemd pand en goederen in voornoemd pand en een of meer nabijgelegen panden (waaronder hotel [naam hotel] ) en goederen in die nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aldaar in en in de directe nabijheid van dat pand aanwezige personen (onder wie [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] ), in elk geval levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met slachtoffers.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat op basis van de op de telefoon van verdachte aangetroffen chatberichten een ander beeld naar voren komt dan hoe verdachte wordt omschreven door de psycholoog. Uit de chats volgt namelijk dat verdachte criminele opdrachten uitdeelt en criminele klussen aanbiedt voor anderen. Zo staat er in een bericht van 3 augustus 2023: ‘Yo er is werk. Purmerend. Ramen moet je naar beneden’, in een bericht van 4 augustus 2023: ‘Er is morgen job 2 ruiten eruit je krijgt 250’, van 5 augustus 2023: ‘wil je uithalen mocro? 50 rug’ en in een bericht van 7 augustus 2023: ‘raam bossen en molotov naar binnen’. Verdachte heeft volgens de officier van justitie dus twee gezichten, hetgeen zou moeten meewegen bij de bepaling van de strafmaat.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een lagere strafmaat met fikse voorwaardelijke detentie bepleit met daaraan verbonden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Deze strafmaat zou het voor verdachte mogelijk maken om in september 2024 aan zijn opleiding te beginnen. Hij heeft verzocht om in het voordeel van verdachte rekening te houden met zijn jeugdige leeftijd, de afwezigheid van justitiële documentatie en met zijn persoonlijke omstandigheden zoals in het psychologisch onderzoek Pro Justitia verwoord. Daarnaast heeft verdachte een grote schuldbewustheid laten zien.
De raadsman bestrijdt het standpunt van de officier van justitie dat de op de telefoon van verdachte aangetroffen (groep)chats tot een ander beeld van verdachte zouden moeten leiden. Deze chats zijn geen brondocumenten zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte deze berichten heeft verzonden. Zou dit al kunnen worden vastgesteld dan staat niet vast welke berichten afkomstig zijn van verdachte zodat de aard en mate van zijn rol hieruit evenmin blijkt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte heeft zich met medeverdachte [naam 5] schuldig gemaakt aan het tot ontploffing brengen van een voorgevel van een restaurant in een dichtbebouwd uitgaansgebied in Amsterdam. Een gevaarlijke vorm van criminaliteit die zorgt voor een groot gevoel van onveiligheid in de samenleving. De explosie heeft niet alleen geleid tot materiele schade aan de panden en aan goederen, maar ook tot gevoelens van angst bij aangevers. Verdachte heeft zich op geen enkel moment om hen bekommerd. Hij, noch de medeverdachte, hebben zich bij het plaatsen en afsteken van het explosief ervan vergewist of zich mensen in de buurt van het explosief bevonden. Zij zijn weggerend zonder om te kijken en zijn vervolgens op de vlucht geslagen. De rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk.
Ook vindt de rechtbank het zorgelijk dat op de telefoon van verdachte (groeps)chats zijn aangetroffen met een criminele strekking, zoals (onder andere) door de officier van justitie geciteerd. Alhoewel niet bewezen kan worden dat deze berichten aan verdachte zijn toe te schrijven, staat volgens de rechtbank wel vast dat verdachte in ieder geval in meer of mindere mate passief heeft geparticipeerd in dit soort chatgesprekken en zich dus kennelijk in dit soort (digitale) kringen begeeft. De rechtbank weegt ook dit bij de strafmaat als omstandigheid mee.
De persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank allereerst kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 9 januari 2024. Daarin wordt verdachte omschreven als een vriendelijke jongen die nooit voor problemen heeft gezorgd. Hij heeft geen stoornis of verstandelijke beperking en de kans op toekomstig gewelddadig gedrag wordt laag ingeschat. Voor behandeling wordt geen noodzaak gezien; een training sociale vaardigheden om de weerbaarheid van verdachte te vergroten en zijn sociale beïnvloedbaarheid te verminderen, wordt wel aangeraden. Vanwege zijn zwakbegaafdheid zou hij gebaat zijn bij ondersteuning bij zijn opleiding. De deskundige ziet geen aanleiding om het feit verminderd aan verdachte toe te rekenen of om adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank volgt de deskundige daarin en rekent verdachte het handelen volledig aan.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 31 januari 2024. De reclassering schat de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal begaan, in als laag en adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Verder adviseert zij reclasseringstoezicht met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een contactverbod met slachtoffers en met medeverdachten en een locatieverbond zonder elektronische monitoring.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank vindt in navolging van de deskundigen het volwassenenstrafrecht van toepassing. Er is onvoldoende aanleiding voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gezien dat verdachte veel spijt heeft van wat hij heeft gedaan en zich reflectief toont. Verdachte is daarnaast gemotiveerd om naar school te gaan en invulling te geven aan zijn toekomst. Zo heeft hij meerdere malen benoemd dat hij zijn leven zal beteren, dat hij graag loodgieter wil worden en uiteindelijk een gezin wil vormen.
De rechtbank wil verdachte een kans geven om zo snel mogelijk met een opleiding te starten en iets van zijn toekomst te maken.
Om dit te kunnen bewerkstelligen zal de rechtbank – alles afwegende - aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie opleggen, namelijk voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Dit stelt verdachte in staat in september 2024 met zijn opleiding beginnen. Om de ernst van het feit en de ernstige gevaarzetting te benadrukken zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarbij zullen de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden worden opgelegd.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
stk zak (goednummer 6379429)
1 stk telefoontoestel, zwart, iPhone (goednummer 6379511)
1 stk vuurwerk, Dum Bum 50 (goednummer 6379542)
1 stk zak (goednummer 6379431)
1 stk aansteker, geel (goednummer 637943
2 stk handschoen, zwart (goednummer 6379435)
1 stk plakband (goednummer 6379438
De officier van justitie heeft gevorderd dat de goederen onder nummers 1, 2, 4, 5, 6 en 7 worden verbeurdverklaard en dat het vuurwerk (onder nummer 3) moet worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank zal beslissen zoals hierna weergegeven.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen 1, 2, 4, 5, 6 en 7 behoren aan verdachte toe. Omdat met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Het voorwerp onder nummer 3 zal worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar het misdrijf waarvan verdachte wordt verdacht, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten is aangetroffen terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen restaurant [naam restaurant] , de heer [naam 3] en de heer [naam 2] (de ten tijde van de ontploffing aanwezige schoonmakers in het restaurant) hebben zich gevoegd in het strafgeding. De vorderingen zijn ter terechtzitting door de raadsvrouw respectievelijk de gemachtigde, nader onderbouwd.
10.1
Benadeelde partij Restaurant [naam restaurant]
De vordering
De heer [naam 6] gevolmachtigd namens benadeelde partij restaurant [naam restaurant] , vordert € 31.905,75 aan vergoeding van materiële schade bestaande uit:
- kosten bestuursrechtelijke sluiting: € 898,60
- camera’s: € 541,32
- beveiliging G-sec: € 6.994,--
- telefoon: € 47,44
- herstel € 5.000,--
- omzetderving € 5.353,15
Restaurant [naam restaurant] heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De herstelkosten zijn opgevoerd met het verzoek deze post niet-ontvankelijk te verklaren omdat nog geen duidelijkheid bestaat over de hoogte van deze schade en hoe deze schade zal worden afgewikkeld.
Ook is € 1.629,-- aan proceskosten gevorderd. Tot slot is verzocht tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen te vermeerderen met de wettelijke rent en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de schade voor wat betreft de post advocaatkosten bestuursrechtelijke sluiting niet is onderbouwd omdat er geen correspondentie is overgelegd waaruit de inspanningen van de advocaat blijken. Ten aanzien van de kosten gemaakt voor de (inhuur van) beveiliging wordt de noodzaak door de raadsman betwist. Uit geen enkele brief van de gemeente blijkt dat naast het plaatsen van een camera meer beveiligingsmaatregelen getroffen dienden te worden. De gevorderde omzetderving moet tot slot eveneens worden afgewezen omdat gemiste omzet geen schade is, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 1.487,36 (kosten bestuursrechtelijke sluiting, camera’s en telefoon) voldoende onderbouwd is en zal de vordering in zoverre toewijzen.
Dit geldt dus ook voor de door de raadsman betwistte post kosten bestuursrechtelijke sluiting. Door restaurant [naam restaurant] is een declaratieoverzicht overgelegd van dGDV&F Advocaten waaruit blijkt dat zij advocaatkosten heeft moeten maken ter hoogte van € 896,60 inzake ‘dossier [naam B.V.] ./gemeente Amsterdam’. Restaurant [naam restaurant] is blijkens het eveneens overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel de handelsnaam van [naam B.V.] .. De rechtbank acht deze schadepost hiermee voldoende onderbouwd.
De rechtbank oordeelt met de raadsman dat de schade als gevolg van de inhuur van beveiligingspersoneel in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank heeft daartoe bepalend geacht dat uit de e-mail van de gemeente Amsterdam van 16 augustus 2022 weliswaar volgt dat restaurant [naam restaurant] genoodzaakt was om veiligheidsmaatregelen te nemen, echter niet dat deze maatregelen zouden moeten bestaan uit zowel het ophangen van een beveiligingscamera als het inschakelen van beveiliging door personen. Ook de duur van deze beveiligingsmaatregel volgt niet uit deze e-mail. Evenmin is de rechtbank gebleken dat restaurant [naam restaurant] - alvorens over te gaan tot deze kostbare maatregel - de gemeente heeft bevraagd over het nut, noodzaak en duur van deze extra beveiliging. De rechtbank oordeelt al met al dan ook dat deze schadepost onderbouwing mist en daardoor onvoldoende aannemelijk is gemaakt.
Dit geldt ook voor de post gevorderde omzetderving op 9 en 10 augustus 2023. Ter onderbouwing hiervan zijn enkel bonnen overgelegd waaruit kan worden afgeleid wat de omzet op andere dagen is geweest. De rechtbank acht dit onvoldoende. Immers, omzetderving an sich kan niet als schade worden aangemerkt; winstderving wel, maar dat daar sprake van zou zijn is niet duidelijk geworden.
De conclusie met betrekking deze twee bovengenoemde schadeposten is dat de rechtbank restaurant [naam restaurant] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Restaurant [naam restaurant] kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Dit geldt ook voor de post herstel nu restaurant [naam restaurant] hierom zelf heeft verzocht.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij ter zake van de vordering heeft gemaakt. Die kosten worden conform liquidatietarief begroot op € 612,-- (drie punten, € 204,-- per punt). Ook dit bedrag wordt toegewezen. Voorts zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet
maken.
10.2
Benadeelde partij [naam 3]
De vordering
De benadeelde partij heer [naam 3] vordert, na aanpassing door zijn gemachtigde op de zitting, op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bedrag van € 2.500,-- aan immateriële schade. Als gevolg van het strafbare feit heeft hij glassplinters in zijn linker slaap en linker voet opgelopen en een permanente suis in beide oren. Ook heeft hij geestelijk letsel opgelopen. Hij heeft last van angsten en kan zijn werk niet meer doen.
De heer [naam 3] heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft hij verzocht tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij, voor zover redelijk en billijk, toe te wijzen te vermeerderen met de wettelijke rent en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van ingevolge artikel 6:106 BW toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,--.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als diegene als gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of ‘op andere wijze in de persoon is aangetast’. Daarvan kan onder meer sprake zijn bij psychisch letsel.
De rechtbank stelt op basis van de door heer [naam 3] gegeven onderbouwing allereerst vast dat hij als gevolg van het bewezen verklaarde feit, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het dossier volgt immers dat hij wonden aan zijn slaap en zijn voet had door glassplinters. Hierdoor is inbreuk gepleegd op zijn lichamelijke integriteit.
Ten aanzien van het door de heer [naam 3] gestelde psychische leed als gevolg van het bewezen verklaarde feit, geldt dat hiervoor door middel van concrete gegevens aannemelijk moet worden gemaakt dat er sprake is van een dergelijk letsel. De rechtbank stelt op basis van de door de heer [naam 3] gegeven onderbouwing vast dat hiervan sprake is. Uit het overgelegde huisartsen journaal blijkt immers dat hij door de huisarts is doorverwezen voor psychologische hulp vanwege angstklachten als gevolg van een explosie tijdens zijn werkzaamheden. De schade als gevolg hiervan wordt door de rechtbank, rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot op € 2.000,--.
Het bedrag van in totaal € 2.000,-- zal worden toegewezen te vermeerderen met wettelijke rente.
Voor het overige zal de rechtbank de heer [naam 3] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding. De heer [naam 3] kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verder dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken. Tot op heden begroot op nihil.
10.3
Benadeelde partij [naam 2]
De vordering
De benadeelde partij heer [naam 2] vordert op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bedrag van € 3.000,-- aan immateriële schade. Als gevolg van het strafbare feit heeft hij verwondingen aan zijn arm opgelopen. Ook heeft de heer [naam 2] geestelijk letsel opgelopen. Hij heeft last van angsten en kan zijn werk niet meer doen.
De heer [naam 2] heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft hij verzocht tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij, voor zover redelijk en billijk, toe te wijzen te vermeerderen met de wettelijke rent en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van ingevolge artikel 6:106 BW toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,--.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als diegene als gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of ‘op andere wijze in de persoon is aangetast’. Daarvan kan onder meer sprake zijn bij psychisch letsel.
Voor wat betreft de schade door psychisch letsel heeft de heer [naam 2] aangevoerd dat hij is gevlucht uit Syrië voor het geweld en dat hij op zijn tweede werkdag in Nederland met de explosie werd geconfronteerd. Deze aanslag is ook hierom zeer traumatisch voor hem geweest. Hij had nachtmerries en is nog steeds in verwarring van de gebeurtenissen. De rechtbank overweegt dat vergoeding van immateriële schade door psychisch letsel wordt toegewezen indien het bestaan van dit letsel door het slachtoffer naar objectieve maatstaven wordt aangetoond. Dit heeft de heer [naam 2] niet gedaan. Uit geen enkel document blijkt dat hij getraumatiseerd is. Evenmin heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat hij uit Syrië is gevlucht.
De rechtbank komt niettemin tot het oordeel dat sprake is van psychisch letsel en overweegt daar toe als volgt. Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit – namelijk het teweegbrengen van een explosie waardoor (onder meer) zwaar lichamelijk letsel of dodelijk letsel te duchten is – en de omstandigheid dat de heer [naam 2] niets vermoedend op enkele meters van de explosie aan het werk was, liggen de nadelige gevolgen voor de heer [naam 2] zo voor de hand, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen ook zonder concrete onderbouwing door middel van stukken. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat ook bij de heer [naam 3] , die ten tijde van de explosie vlak naast de heer [naam 2] stond, psychisch letsel als gevolg van de explosie is aangenomen. Om die reden zal de rechtbank immateriële schade door psychisch letsel toewijzen tot hetzelfde bedrag als aan de heer [naam 3] is toegewezen, zijnde een bedrag van € 2.000,--, te vermeerderen met wettelijke rente.
Voor het overige zal de rechtbank de heer [naam 2] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding. De heer [naam 2] kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verder dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken. Tot op heden begroot op nihil.
10.4
Schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid
In het belang van restaurant [naam restaurant] , de heer [naam 2] en de heer [naam 3] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de eventueel op grond van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) toe te passen gijzeling op in totaal 78 dagen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich uiterlijk op 1 maart 2024 melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- veroordeelde mag gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [naam 5] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- veroordeelde bevindt zich niet binnen de stadsgrenzen van Amsterdam, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde zal zich onderwerpen aan het toezicht van de reclassering op de naleving van de voorwaarden en laat zich daarbij begeleiden.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
  • 1 stk zak (goednummer 6379429)
  • 1 stk telefoontoestel, zwart, iPhone (goednummer 6379511)
  • 1 stk zak (goednummer 6379431)
  • 1 stk aansteker, geel (goednummer 637943
  • 2 stk handschoen, zwart (goednummer 6379435)
  • 1 stk plakband (goednummer 6379438)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 stk vuurwerk, Dum Bum 50 (goednummer 6379542).
Ten aanzien van benadeelde partij restaurant [naam restaurant]
Wijst de vordering van de benadeelde partij restaurant [naam restaurant] toe tot een bedrag van € 1.487,37 (eenduizendvierhonderzevenentachtig euro en zevenendertig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan restaurant [naam restaurant] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 612,- (zeshonderdtwaalf euro).
Verklaart restaurant [naam restaurant] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van restaurant [naam restaurant] aan de Staat in totaal € 1.487,37 (eenduizendvierhonderzevenentachtig euro en zevenendertig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 30 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 3] toe tot een bedrag van € 2.000,-- (tweeduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart [naam 3] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 3] aan de Staat in totaal € 2.000,- (tweeduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 24 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] toe tot een bedrag van € 2.000,-- (tweeduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart [naam 2] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 2] aan de Staat in totaal € 2.000,- (tweeduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 24 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit verkort vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter, mrs. C.P. Bleeker en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 februari 2024.