ECLI:NL:RBAMS:2024:1084

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
23/4271
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag financiële tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting wegens voorzienbaarheid van beperkingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 1 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting behandeld. Eiser, een 67-jarige man met een geschiedenis van poliomyelitis, heeft problemen met traplopen en woont in een gelijkvloerse woning op de tweede etage. De rechtbank beoordeelt of de beperkingen die eiser ervaart bij het traplopen voor hem voorzienbaar waren. De rechtbank concludeert dat eiser, ondanks zijn beperkingen, had kunnen en moeten voorzien dat ouderdom gepaard kan gaan met lichamelijke klachten en beperkingen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht is, omdat er geen indicatie is voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4271

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. E.D. Mensing van Charante).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting.
1.2.
Eiser is een 67-jarige man die bekend is met een afwijkende groei/functie van de ledematen door een in de jeugd opgetreden infectieziekte (poliomyelitis). Hierdoor wordt eiser belemmerd in zijn mobiliteit. Eiser woont in een gelijkvloerse woning op de tweede etage. De woning is toegankelijk met de trap. Eiser ervaart met uitzondering van het traplopen, geen belemmeringen in het gebruik van de woning.
1.3.
Op 28 februari 2023 heeft eiser een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting ingediend. Naar aanleiding daarvan heeft het Indicatieadviesbureau (IAB) onderzoek verricht. Op 13 maart 2023 heeft het IAB geconcludeerd dat het traplopen door eiser onveilig en inadequaat is. De klachten en beperkingen zijn ontstaan voor het betrekken van eisers huidige woning. Er is geen sprake van calamiteiten of een plotselinge verergering van de bestaande klachten. Toen eiser naar de woning verhuisde kon hij weten dat hij moeite kon krijgen met traplopen. Volgens verweerder kon eiser voorzien dat er op termijn een oplossing nodig was. Of dat nu komt door de gevolgen van poliomyelitis, ouderdomsklachten of een combinatie daarvan, het is niet plotseling ontstaan. Er is daarom geen indicatie voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting. Er is ook geen aanleiding om in eisers geval een uitzondering te maken op basis van de hardheidsclausule.
1.4.
Verweerder heeft het IAB advies overgenomen en de aanvraag met het besluit van 17 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 31 mei 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.5.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.
Beoordeling door de rechtbank
2.1.
De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2.
Het beroep is ongegrond
.Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Was het voorzienbaar voor eiser dat hij op termijn moeite zou krijgen met traplopen?
3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser problemen heeft met traplopen, hoewel zij wel van mening verschillen over de ernst daarvan. In het IAB-rapport is het traplopen door eiser als onveilig en inadequaat beoordeeld. Eiser bestrijdt dit oordeel in zoverre dat hij van mening is dat hij wel veilig kan traplopen, juist doordat hij altijd gebruik maakt van de leuning, zijn armen en een kruk. Eiser heeft aangevoerd dat hij door de gevolgen van poliomyelitis al zijn hele leven beperkingen heeft bij het lopen. Sinds eiser in de woning woont, zo 30 jaar geleden, is zijn poliomyelitis bovendien niet verslechterd. De afgelopen
3-5 jaar merkt eiser echter dat hij meer moeite heeft met traplopen door het afnemen van de spierkracht in zijn armen als gevolg van ouderdom. Deze beperkingen zijn volgens eiser niet het gevolg van zijn poliomyelitis.
3.2.
Uit het voorgaande volgt dat de discussie in deze zaak gaat over de vraag of de beperkingen die eiser heeft bij het traplopen voor hem voorzienbaar waren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze vraag terecht bevestigend heeft beantwoord. Ook als uitgegaan wordt van de stelling van eiser dat zijn beperkingen enkel voortvloeien uit ouderdom, geldt dat dit voorzienbaar is geweest voor eiser. In zijn algemeenheid geldt immers dat ouderdom gepaard kan gaan met lichamelijke klachten en beperkingen. Hoewel het lang geleden is dat eiser zijn woning betrok, had hij er toen hij de woning betrok rekening mee kunnen en moeten houden dat ouderdom gepaard kan gaan met afnemende mobiliteit, zeker in combinatie met de beperkingen als gevolg van de in zijn jeugd doorgemaakte poliomyelitis. Dit betekent dat verweerder de aanvraag voor een verhuiskostenregeling terecht heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Dolfing, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.