ECLI:NL:RBAMS:2024:1077
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de stopzetting van AOW-pensioen wegens detentie en de toepassing van artikel 8b van de AOW
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de stopzetting van zijn AOW-pensioen per 1 maart 2023. De rechtbank behandelt het bezwaar van eiser tegen het besluit van de sociale verzekeringsbank, dat zijn AOW-pensioen beëindigd is vanwege zijn detentie sinds 31 januari 2023. Eiser heeft op 8 februari 2024 zijn zaak voor de rechtbank gebracht, waarbij hij werd bijgestaan door een gemachtigde. De rechtbank concludeert dat de stopzetting van het AOW-pensioen terecht is, omdat artikel 8b, tweede lid, van de AOW dwingendrechtelijk bepaalt dat het recht op ouderdomspensioen eindigt indien de pensioengerechtigde rechtens zijn vrijheid is ontnomen gedurende ten minste een maand.
De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in aanmerking komt voor een van de uitzonderingen op deze regel. Eiser heeft weliswaar gesteld dat hij in aanmerking kwam voor deelname aan een penitentiair programma, maar de rechtbank oordeelt dat hij nooit daadwerkelijk heeft deelgenomen aan dit programma. Bovendien is het de verantwoordelijkheid van eiser om de sociale verzekeringsbank op de hoogte te stellen van zijn detentie en eventuele deelname aan een penitentiair programma. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft bewezen dat hij niet in staat was om deze informatie te verstrekken.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de sociale verzekeringsbank het AOW-pensioen van eiser terecht heeft stopgezet per 1 maart 2023, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Delstra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.