ECLI:NL:RBAMS:2024:1077

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
AMS 23/6245
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de stopzetting van AOW-pensioen wegens detentie en de toepassing van artikel 8b van de AOW

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de stopzetting van zijn AOW-pensioen per 1 maart 2023. De rechtbank behandelt het bezwaar van eiser tegen het besluit van de sociale verzekeringsbank, dat zijn AOW-pensioen beëindigd is vanwege zijn detentie sinds 31 januari 2023. Eiser heeft op 8 februari 2024 zijn zaak voor de rechtbank gebracht, waarbij hij werd bijgestaan door een gemachtigde. De rechtbank concludeert dat de stopzetting van het AOW-pensioen terecht is, omdat artikel 8b, tweede lid, van de AOW dwingendrechtelijk bepaalt dat het recht op ouderdomspensioen eindigt indien de pensioengerechtigde rechtens zijn vrijheid is ontnomen gedurende ten minste een maand.

De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in aanmerking komt voor een van de uitzonderingen op deze regel. Eiser heeft weliswaar gesteld dat hij in aanmerking kwam voor deelname aan een penitentiair programma, maar de rechtbank oordeelt dat hij nooit daadwerkelijk heeft deelgenomen aan dit programma. Bovendien is het de verantwoordelijkheid van eiser om de sociale verzekeringsbank op de hoogte te stellen van zijn detentie en eventuele deelname aan een penitentiair programma. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft bewezen dat hij niet in staat was om deze informatie te verstrekken.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de sociale verzekeringsbank het AOW-pensioen van eiser terecht heeft stopgezet per 1 maart 2023, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Delstra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6245

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de stopzetting van zijn AOW-pensioen [1] per 1 maart 2023.
1.1.
Met het bestreden besluit van 29 september 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Met het primaire besluit heeft verweerder eiser laten weten dat zijn AOW-pensioen met ingang van 1 maart 2023 wordt beëindigd omdat hij sinds 31 januari 2023 gedetineerd is. In artikel 8b, tweede lid, van de AOW staat namelijk dat het recht op ouderdomspensioen eindigt, indien de pensioengerechtigde rechtens zijn vrijheid is ontnomen gedurende ten minste een maand.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder geeft daarbij aan dat de toepassing van artikel 8b, tweede lid, van de AOW dwingendrechtelijk van aard is en dat verweerder dus geen vrijheid heeft om het AOW-pensioen van eiser door te blijven betalen wanneer de detentie langer dan een maand heeft geduurd. De beëindiging gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de vrijheidsontneming een maand heeft geduurd. Verweerder stelt dat eiser niet heeft gesteld of aangetoond dat in zijn geval sprake zou zijn van één van de uitzonderingen op deze regel.

Beoordeling door de rechtbank

Betalingsonmacht
4. Eiser heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht. De griffier van de rechtbank heeft dit beroep voorlopig toegewezen. De rechtbank bepaalt hierbij dat het verzoek definitief wordt toegewezen en dat eiser geen griffierecht verschuldigd is.
Beëindiging van het AOW-pensioen
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht het AOW-pensioen van eiser per
1 maart 2023 heeft beëindigd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Op grond van artikel 8b, tweede lid, van de AOW eindigt het recht op ouderdomspensioen indien de pensioengerechtigde rechtens zijn vrijheid is ontnomen gedurende ten minste een maand. De rechtbank overweegt dat artikel 8b, tweede lid, van de AOW in dat geval dwingendrechtelijk bepaalt dat het recht op AOW-pensioen eindigt. Dit betekent dat verweerder daar in beginsel niet van mag afwijken. Hier zijn alleen uitzonderingen op indien sprake is van hoofdverblijf buiten justitiële inrichting, een taakstraf, gedwongen opname in een accommodatie van een zorgaanbieder of terbeschikkingstelling na ontslag van rechtsvervolging. [2]
8. Niet in geschil is dat eiser vanaf 31 januari 2023 langer dan een maand gedetineerd is geweest. Eiser heeft namelijk een detentieverklaring overgelegd waaruit blijkt dat hij tot 26 november 2023 gedetineerd is geweest. Eiser stelt dat zijn AOW-pensioen onterecht is stopgezet omdat dit zijn resocialisatie in de weg staat. Door het stopzetten van zijn AOW kan hij zijn huis namelijk verliezen omdat hij de huur en overige kosten niet meer kan betalen.
9. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheid geen uitzondering is zoals bedoeld in artikel 8b, vijfde lid, van de AOW. Verweerder had gelet op het dwingendrechtelijke karakter van artikel 8b, tweede lid, van de AOW dan ook geen ruimte om de AOW uitkering om deze reden niet stop te zetten.
10. Daarnaast stelt eiser dat hij in aanmerking kwam voor deelname aan een penitentiair programma. Hierdoor zou eiser de laatste twee maanden van zijn detentie in zijn woning kunnen doorbrengen, waardoor sprake zou zijn van de uitzondering ‘hoofdverblijf buiten justitiële inrichting’. Dat hij uiteindelijk niet kon deelnemen aan het penitentiair programma komt volgens eiser doordat zijn AOW-pensioen was stopgezet en hij dus geen inkomen had, terwijl dit een vereiste is voor deelname aan een penitentiair programma. Ook dit maakt volgens eiser dat verweerder zijn pensioen niet mocht beëindigen.
11. De rechtbank overweegt dat gedetineerden die deelnemen aan een penitentiair programma zijn uitgezonderd van de hoofdregel dat gedetineerden geen recht op AOW hebben. Een penitentiair programma is een samenstel van activiteiten gericht op de combinatie van werk, opleiding en andere bezigheden om te voorkomen dat de deelnemer later weer in crimineel gedrag valt. Via dit programma krijgen gedetineerden de kans om het laatste deel van hun detentie buiten de inrichting door te brengen. Niet in geschil is dat eiser nooit deel heeft genomen aan het penitentiair programma, zodat al om die reden zijn AOW-uitkering terecht is stopgezet.
12. Eiser stelt dat hij in aanmerking kwam voor deelname aan het penitentiair programma maar dat de deelname niet kon doorgaan omdat hij niet voldeed aan het inkomensvereiste omdat zijn AOW was stopgezet. De rechtbank overweegt dat het eisers verantwoordelijkheid is om aan verweerder door te geven dat zijn detentie eindigt of dat hij deelneemt, of deel kan nemen, aan een penitentiair programma. Dit volgt ook uit het bestreden besluit en het verslag van de hoorzitting. Eiser heeft zijn stelling dat hij mocht deelnemen aan het penitentiair programma daarnaast niet met bewijs onderbouwd. Niet is gebleken dat eiser niet in staat zou zijn geweest te onderbouwen dat hij deel kon nemen aan het penitentiair programma, als zijn AOW werd hersteld. De rechtbank overweegt hierbij dat eiser heeft aangegeven dat hij in de penitentiaire inrichting hulp kreeg van juristen en dat hij een casemanager had. De beroepsgrond van eiser slaag dan ook niet.
12. Nu in het geval van eiser geen sprake is van één van de in overweging 7 genoemde uitzonderingen, heeft verweerder het AOW-pensioen van eiser terecht stopgezet per
1 maart 2023.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk heeft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Delstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.H. Gonera, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.
2.Artikel 8b, vijfde lid van de AOW, gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid (Besluit)