ECLI:NL:RBAMS:2024:1065
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beklag ex art. 552a Sv inzake conservatoir beslag ten behoeve van ontneming
Op 27 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W. de Vries, een beklag heeft ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen het conservatoir beslag dat op haar bankrekening was gelegd. Dit beslag was gelegd in het kader van een strafvorderlijk onderzoek naar de klaagster, die verdacht wordt van witwassen en oplichting. Het beslag was bedoeld ter zekerheidsstelling van een mogelijk op te leggen ontnemingsmaatregel. De klaagster heeft meerdere keren geprobeerd het beslag op te heffen, maar de rechtbank had eerder haar verzoeken ongegrond verklaard, onder andere omdat het Openbaar Ministerie had beloofd de ontnemingsrapportage uiterlijk op 1 februari 2024 te verstrekken.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 13 februari 2024 heeft de rechtbank de klaagster en de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klaagster ontvankelijk is in haar beklag, omdat er nieuwe ontwikkelingen waren na de ontvangst van de ontnemingsrapportage. De rechtbank heeft echter ook overwogen dat het conservatoir beslag gerechtvaardigd blijft, gezien de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat de klaagster wordt verweten, dat in totaal meer dan 15 miljoen euro bedraagt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van het beslag niet disproportioneel is en heeft het beklag ongegrond verklaard.
De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer, bestaande uit de rechters M.A.E. Somsen, C.W. Bianchi en P.B. Spaargaren, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat voor de klaagster beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beslissing.