ECLI:NL:RBAMS:2024:1055

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
AMS 23/2158
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring wegens gebrek aan urgent huisvestingsprobleem en medische gronden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, omdat eiser volgens verweerder inwonend is en er geen sprake zou zijn van een urgent huisvestingsprobleem. De GGD heeft geadviseerd dat eiser niet voldoet aan de criteria voor een urgentieverklaring op medische gronden. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 april 2023, waarin de afwijzing werd gehandhaafd. Tijdens de zitting op 5 februari 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de criteria voor een urgentieverklaring, zoals vastgelegd in de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020. Eiser heeft aangevoerd dat hij door verweerder onterecht als inwonend is aangemerkt, maar de rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is. Ook de medische situatie van eiser, die hij aanvoert als reden voor urgentie, voldoet niet aan de vereisten. De rechtbank concludeert dat de medische problematiek van eiser niet levensontwrichtend is en dat er geen acute noodsituatie is die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold en is openbaar uitgesproken op 27 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2158

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. E.T. van Dalen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. J.H.G. van den Boorn).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 april 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De aanvraag voor een urgentieverklaring is afgewezen omdat eiser volgens verweerder inwonend is, waardoor er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. De GGD heeft inzake de medische problematiek het advies uitgebracht dat eiser niet voldoet aan de criteria om wegens medische redenen in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring. Verweerder ziet geen reden om aan het GGD advies te twijfelen en heeft daarom niet om een nieuw advies gevraagd. Toepassing van de hardheidsclausule is volgens verweerder niet aan de orde.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, mr. B.A.S. Touserkani en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring voor woningtoewijzing mocht afwijzen op grond van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (hierna: Hvv). Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er sprake van een urgent huisvestingsprobleem?
3.1.
Eiser stelt dat door verweerder een onjuiste invulling is gegeven aan het criterium ‘de woningzoekende kan inwonen bij familie’.
3.2.
Op grond van artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Hvv wordt een aanvraag voor een urgentieverklaring geweigerd indien er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Uit paragraaf 3, ad b onder punt 5, van de Nadere regels [1] volgt dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem als de aanvrager, met of zonder kinderen, bij een of meerdere andere huishoudens inwoont. Ter zitting is gebleken dat eiser wisselend bij zijn moeder, zus of vrienden verblijft waardoor verweerder heeft kunnen vinden dat eiser inwonend is en er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Behoort eiser tot de urgentiecategorie woningzoekenden met ernstige medische problemen?
4.1.
Op grond van artikel 2.6.8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Hvv kan, ondanks het ontbreken van een urgent huisvestingsprobleem, toch een urgentieverklaring worden verleend indien de aanvrager op grond van medische redenen dringend een woonruimte nodig heeft. Volgens paragraaf 10.1 en 11 van de Nadere regels kan een urgentieverklaring op basis van medische gronden alleen worden verkregen indien de aanvrager kampt met ernstige en chronische medische problematiek en het medische probleem levensontwrichtend van aard is. De ernstige en levensontwrichtende aard van het medische probleem moet blijken uit medische verklaringen van één of meer behandelend artsen of specialisten. Daarnaast moet de aanvrager onder behandeling zijn voor het betreffende medische probleem.
4.2.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser niet voldoet aan de criteria om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring op medische gronden. Uit de verklaring van Senza Zorg, die eiser heeft overgelegd, blijkt niet dat de medische problematiek samenhangt met het huisvestingsprobleem en dat deze levensontwrichtend is. Uit de verklaring van Sensa Zorg blijkt enkel dat eiser tussen 11 oktober 2021 en 10 juli 2022 is behandeld waarna de behandeling positief is afgesloten vanwege het behalen van de behandeldoelen. Op dit moment staat eiser op de wachtlijst voor een nieuwe behandeling. Eiser stelt dat de nieuwe behandeling door Sensa Zorg pas gestart kan worden wanneer eiser een vaste woonplaats heeft. Een dergelijke samenhang blijkt echter niet uit de stukken van Sensa Zorg die eiser heeft overgelegd.
4.3.
Daar komt bij dat de GGD heeft geadviseerd dat eiser niet voldoet aan de criteria om wegens medische redenen in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring aangezien de behandeling voor de psychische klachten positief is afgerond. Op grond van vaste rechtspraak mag verweerder bij de besluitvorming afgaan op het advies van een (medisch) deskundige als dat advies zorgvuldig tot stand gekomen is, inzichtelijk is en de conclusies kan dragen. Eiser heeft niet concreet gemaakt waarom het GGD-advies niet aan die eisen voldoet en uit de door eiser overgelegde medische stukken blijkt niet dat de conclusies van de GGD-arts niet kloppen.
De hardheidsclausule
5.1.
Eiser stelt dat verweerder ten onrechte de hardheidsclausule niet heeft toegepast. Er is sprake van een noodsituatie en de situatie van eiser is dusdanig uitzonderlijk dat hij zich onderscheidt van andere woningzoekenden in vergelijkbare schrijnende omstandigheden. Eiser kan geen stap vooruitzetten door zijn verleden waarmee hij dagelijks wordt geconfronteerd. Eiser heeft in zijn jeugd kanker gehad, en is op jonge leeftijd zijn vader verloren. Vanaf zijn achttiende ontvangt eiser een Wajong-uitkering. Eiser, die nu 33 jaar is, heeft geen eigen plek om zijn leven te kunnen oppakken, dagelijks moet hij naar een slaapplek zoeken. De behandeling voor zijn psychische klachten kan alleen succesvol worden afgerond wanneer eiser zijn eigen plek heeft om rust te vinden en zijn verleden te verwerken.
5.2.
Op grond van artikel 2.6.11 van de Hvv kan een woningzoekende, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, alsnog in aanmerking komen voor een urgentieverklaring indien de weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie en sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn. Op grond van paragraaf 24 van de Nadere regels dient de aanvrager die een beroep doet op de hardheidsclausule vanwege ernstige medische problematiek met bewijsstukken aan te tonen dat er sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Hiervoor is een verklaring van een medisch specialist noodzakelijk, een verklaring van de huisarts is niet voldoende.
5.3.
De rechtbank begrijpt dat eiser belang heeft bij een eigen en vaste verblijfplaats, ook gezien het verleden van eiser. Toch is de rechtbank van oordeel dat verweerder hem niet op grond van de hardheidsclausule urgentie hoeft te verlenen. Met urgentie krijgt iemand voorrang op andere personen die ook hard op zoek zijn naar een woning. Urgentie is de uitzondering op de regel. De hardheidsclausule is daar weer een uitzondering op, omdat iemand dan urgentie krijgt terwijl hij of zij niet aan de voorwaarden voldoet. Om die reden, en tevens gelet op de enorme schaarste aan betaalbare huurwoningen in Amsterdam, past verweerder de hardheidsclausule zeer terughoudend en alleen bij zeer uitzonderlijke, zeer schrijnende, situaties toe.
5.4.
De situatie van eiser (ook in vergelijking met andere gevallen) kan niet worden aangemerkt als zeer uitzonderlijk of schrijnend. De rechtbank erkent dat de situatie van eiser moeilijk is, maar eiser heeft op grond van de medische stukken niet aangetoond dat er sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Eiser heeft psychische problemen waarmee hij geholpen wil worden en daarnaast heeft hij op zitting aangegeven dat hij graag zijn opleiding wil afmaken. Dit is voor hem nu niet mogelijk vanwege het gebrek aan concentratie omdat hij telkens moet nadenken waar hij ’s nachts gaat slapen. Dit tezamen maakt echter niet dat sprake is van een zodanig schrijnende situatie dat dit de toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.