ECLI:NL:RBAMS:2024:1050

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
13-130268-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Polen met betrekking tot opgeëiste persoon

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 4 april 2023 door het Circuit Court in Bydgoszcz. De opgeëiste persoon, geboren in 1992 en gedetineerd in Nederland, heeft een aantal vonnissen tegen zich staan, waaronder straffen van 1 jaar, 6 maanden en 1 jaar en 10 maanden, waarvan nog een deel resteert.

Tijdens de zitting op 24 januari 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. Römer, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd op basis van de Overleveringswet (OLW). De verdediging heeft betoogd dat de overlevering geweigerd moet worden op grond van artikel 12 OLW, maar de rechtbank oordeelt dat de opgeëiste persoon op meerdere zittingen aanwezig is geweest en correct is opgeroepen voor de vervolgzittingen. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan plaatsvinden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en heeft daarbij de relevante wetsbepalingen genoemd, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-130268-23
Datum uitspraak: 7 februari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 8 december 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 april 2023 door
the Circuit Court in Bydgoszcz,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
opgegeven woonadres: [adres], [plaats],
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 januari 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. Römer, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt drie vonnissen van the District Court in Bydgoszcz:
van 13 december 2012, met kenmerk XVI K 245/12, waarbij is opgelegd een straf van 1 jaar, waarvan volgens het EAB een straf resteert van 10 maanden en 9 dagen;
van 14 juni 2010, met kenmerk XVI K 603/10, waarbij is opgelegd een straf van
6 maanden, waarvan volgens het EAB een straf resteert van 5 maanden en 29 dagen;
van 28 maart 2011, met kenmerk XVI K 1883/10, waarbij is opgelegd een straf van
1 jaar en 10 maanden, waarvan volgens het EAB een straf resteert van 1 jaar,
9 maanden en 28 dagen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. In alle drie de procedures is de opgeëiste persoon op meerdere zittingen aanwezig geweest. De behandelingen zijn op een zeker moment geschorst en de opgeëiste persoon zou volgens het EAB daarna correct zijn opgeroepen voor de vervolgzitting. De opgeëiste persoon stelt na de schorsing van de procedures niets meer te hebben gehoord en weet niet hoe de procedures verder zijn verlopen. Er is niet voldaan aan de eisen van artikel 12, aldus de raadsman.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. Ten aanzien van het vonnis van 14 juni 2010 (XVI K 603/10) vermeldt onderdeel d) stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij het proces (wat overigens wordt bevestigd door de opgeëiste persoon bij zijn verhoor bij de officier van justitie op 8 december 2023). Ten aanzien van de andere twee vonnissen is in onderdeel d) meegedeeld dat de opgeëiste persoon bij verschillende zittingen aanwezig is geweest en na een schorsing van de behandeling voor de nieuwe (tevens laatste) zitting in persoon is gedagvaard (op 16 november 2012 in de zaak met kenmerk XVI K 245/12 en op
4 februari 2011 in de zaak met kenmerk XVI K 1883/10) en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid en ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt. Met betrekking tot de processen die hebben geleid tot deze vonnissen (1 en 3) is sprake van de situatie zoals bedoeld in artikel 12 onder a, OLW. Het niet onderbouwde verweer van de raadsman geeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze informatie en wordt daarom verworpen.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
(medeplegen van) mishandeling;
diefstal door twee of meer verenigde personen;
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen;
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
(medeplegen van) opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter/ambtenaar af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 138, 285, 285a, 300, 311, 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Bydgoszcz,Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 februari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.