Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Trier in Duitsland. De officier van justitie had op 14 december 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat betrekking heeft op strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd tussen 1 april 2023 en 13 september 2023. De opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft, werd bijgestaan door zijn raadsman tijdens de zitting op 24 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman verworpen, die betoogde dat het EAB onvoldoende genoegzaam was en dat er niet duidelijk was waar en wanneer de feiten zich hadden voorgedaan. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten, waaronder de handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft ook de garantie van de Staatsanwaltschaft Trier in aanmerking genomen, die bevestigde dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de wettelijke vereisten en er geen belemmeringen waren voor de uitvoering van het verzoek. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.