ECLI:NL:RBAMS:2024:1044

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
AMS 23/5257
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de Minister van Financiën om private schulden van gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire over te nemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Marokko, en de Minister van Financiën. De eiser, die zich als gedupeerde ouder van de kinderopvangtoeslagaffaire heeft aangemeld, heeft verzocht om de overname van zijn private schulden aan drie partijen, te weten [naam 1], [naam 2] en [naam 3]. De Minister heeft dit verzoek geweigerd op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), omdat de schulden niet voldeden aan de voorwaarden voor overname. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schulden aan de genoemde partijen niet waren vastgelegd in notariële akten die voldeden aan de eisen van de Wht. Eiser heeft weliswaar notariële aktes overgelegd, maar deze waren niet ingeschreven in een register en ontbeerden een apostille, wat de authenticiteit in twijfel trok. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de regeling voor het overnemen van private schulden specifiek bedoeld is voor acute financiële nood en niet als algemene schadevergoeding kan worden gezien. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de Minister terecht de overname van de schulden heeft geweigerd, en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Er zijn geen proceskosten of griffierechten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5257

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , thuis verblijvende te Marokko, eiser

(gemachtigde: mr. R.H. Bouwman),
en

de Minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 5 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de
Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) geweigerd de private schulden van eiser aan [naam 1] ,
[naam 2] en [naam 3] over te nemen.
Bij besluit van 17 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2024. Eiser is via een digitale verbinding verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde die wel fysiek ter zitting aanwezig was. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Deze uitspraak gaat over de regeling voor het overnemen van private schulden van gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslagaffaire. Het overnemen van private schulden wordt uitgevoerd door de uitvoeringsorganisatie Sociale Banken Nederland (SBN), namens de Minister van Financiën.
2. Eiser is aangemerkt als gedupeerde ouder van de kinderopvangtoeslagaffaire. Het definitieve compensatiebedrag voor eiser is berekend op € 55.119,- en afgerond naar
€ 60.000,-. Er ligt momenteel (nog) geen verzoek bij de Commissie Werkelijke Schade. Eiser heeft een schuldenlijst aan verweerder gestuurd, omdat gedupeerden op grond van de Wht in aanmerking komen voor afbetaling van hun private schulden als die binnen de regeling vallen.
3. Met het in deze zaak primaire besluit heeft verweerder laten weten dat de schulden aan [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] niet in aanmerking komen voor afbetaling en daarom niet worden overgenomen.
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De schulden aan [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] worden door verweerder gekwalificeerd als privé-leningen. Bij een dergelijke schuld geldt als voorwaarde dat deze is vastgelegd in een notariële akte of blijkt uit een rechterlijke uitspraak. Eiser heeft van alle drie de schulden een notariële akte overgelegd. De akte van de schuld aan [naam 1] is opgemaakt op 10 april 2017. De akte van de schuld aan [naam 2] is opgemaakt op 20 oktober 2018. De akte van de schuld aan [naam 3] is opgemaakt op 9 juli 2016. Deze aktes zijn in Marokko, in het Arabisch opgesteld en heeft verweerder laten vertalen door een tolk. Verweerder wijst erop dat de door eiser overgelegde in Marokko opgemaakte aktes dateren van 2016, 2017 en 2018, terwijl in de tekst van elke akte wordt gerefereerd aan bepalingen uit het algemeen fiscaal wetboek van het jaar 2020. Volgens verweerder is het onwaarschijnlijk dat het gaat om een kennelijke schrijffout. Daarnaast moet een notaris een gebrek zo snel mogelijk repareren. In dit geval heeft de notaris de onjuistheden in de aktes pas op 9 augustus 2022 hersteld. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat de door eiser overgelegde notariële aktes (voldoende) authenticiteit missen en niet kunnen gelden als notariële aktes. Deze schulden worden daarom niet overgenomen.
Standpunt van eiser
5. Eiser voert aan dat de weigering van verweerder om zijn private schulden over te nemen onterecht en disproportioneel is. Eiser heeft moeten lenen om in zijn levensonderhoud te voorzien, nu hij 10 jaar lang geen inkomen heeft gehad. Bovendien kan volgens eiser een fout in een notariële akte hem niet worden tegengeworpen. Dat de notaris deze fout niet gelijk heeft ontdekt, behoort niet in zijn risicosfeer te liggen. Eiser geeft aan dat de fouten in de notariële akten ondertussen zijn hersteld. Voorts voert eiser aan dat de Nederlandse bril onterecht over Marokkaanse notariële aktes is gelegd. De notariële aktes horen te worden beoordeeld naar de maatstaf van het desbetreffende land.
Standpunt van verweerder
6. Bij brief van 14 december 2023 en ter zitting heeft verweerder bij de beantwoording van vragen van de rechtbank er nog op gewezen dat er niet alleen een schrijffout in de notariële aktes staat, maar ook dat er een apostille ontbreekt, terwijl Marokko wel aangesloten is bij het Apostilleverdrag. Bovendien is er geen bewijs overgelegd van inschrijving door de notaris van de notariële aktes in een register. Dit is wel een voorwaarde die wordt genoemd bij het kopje ‘autorisatie’ in de notariële aktes.
Het oordeel van de rechtbank
Is de rechtbank bevoegd?
7. De rechtbank heeft op de zitting met partijen besproken dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van de zaak, maar een andere Nederlandse rechtbank. Met instemming van partijen heeft de rechtbank de zaak vervolgens toch op zitting inhoudelijk behandeld alsof zij bevoegd was.
Had de minister de schuld moeten overnemen?
8. De rechtbank beoordeelt of verweerder op grond van de Wht terecht de private schulden van eiser aan [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] heeft geweigerd te betalen.
9. In geschil is allereerst of sprake is van een schuld die is vastgelegd in een notariële akte. De rechtbank stelt daarbij voorop dat eiser weliswaar aktes heeft overgelegd, maar geen bewijs van inschrijving van de notariële aktes in een register in Marokko, hoewel die inschrijving wel is genoemd in de overgelegde akten. Het door verweerder nog genoemde feitelijk ontbreken van een apostille wordt ook niet betwist door eiser, evenmin als de mogelijkheid om die te verkrijgen. Het voldoen aan deze beide eisen lag feitelijk in beginsel in de macht van eiser. Bij het niet voldoen daaraan mocht verweerder twijfelen aan de authenticiteit van de aktes. Dat wordt niet anders door de door eiser overgelegde rectificaties, waar ook daar een registratie en een apostille ontbreekt.
10. Eiser heeft benadrukt dat hij door de toeslagenaffaire is gedupeerd. Verweerder gaat daar ook van uit, maar heeft benadrukt dat de regeling met betrekking tot leningen in de Wht niet een algemene vorm van schadevergoeding of schuldsanering beoogt. Daarvoor is juist de compensatieregeling bedoeld, waaronder eiser ook een compensatie van € 60.000,- is geboden. Ook de rechtbank neemt aan dat eiser gedupeerde is van de toeslagenaffaire. Om de door verweerder zojuist gegeven redenen is dat echter niet waar het in deze procedure juridisch om gaat.
11. De rechtbank heeft met eiser ter zitting ook gesproken over het hoge totaalbedrag van de in de aktes genoemde leningen van € 450.000,- vanaf 2016, dat overigens aan de orde is naast ook nog een totaalbedrag aan leningen van € 99.000,- waarover de rechtbank Midden-Nederland heeft geoordeeld in haar uitspraak van 23 december 2023 [1] . Dat die grote bedragen allemaal direct verband houden met het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen destijds, ligt zacht gezegd niet direct voor de hand, gelet op de hoogte van de kinderopvangtoeslag. Uit de door eiser overgelegde aktes blijkt verder ook niet dat hem op verschillende momenten bedragen van tienduizenden euro’s contant ter hand zijn gesteld, zoals eiser op zitting heeft geschetst. Dat die terhandstellingen feitelijk hebben plaatsgevonden blijkt ook niet. Ook om deze meer inhoudelijke redenen ligt het niet voor de hand om uit te gaan van de juistheid van de door eiser overgelegde aktes.
12. Verweerder heeft bovendien benadrukt dat de regeling met betrekking tot de overname van leningen alleen in het leven is geroepen voor acute financiële (leen-)nood waaraan een gedupeerde van de toeslagenaffaire (alsnog) dreigt onder te gaan. Daarom stelt verweerder de eis van daadwerkelijk gebleken opeisbaarheid.
13. Dit standpunt van verweerder vindt steun in artikel 4.1, derde lid aanhef en onder b van de Wht, dat stelt dat niet alle privé-geldschulden worden overgenomen, maar alleen die die zijn vastgelegd in een notariële akte die is verleden in de periode tussen 1 januari 2006 en 1 juni 2021 (…) indien de daaraan voorafgaande ingebrekestelling of dagvaarding of het daaraan voorafgaande verzoekschrift dateert van voor 1 juni 2021, waarbij geldt dat de zaak bij de rechtbank binnen een redelijke termijn na de dagtekening van de ingebrekestelling aanhangig moet zijn gemaakt. Noch van een ingebrekestelling, noch van een dagvaarding, noch van een verzoekschrift tot opeising van de lening is gebleken. De vermelding in de notariële akte van het opeisbaar worden kan dat vereiste niet vervangen. Die vermelding is gedateerd en van aanpassing ervan aan de aan eiser ter hand gestelde bedragen blijkt niet.

Conclusie

14. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de schulden van eiser aan [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] heeft geweigerd over te nemen.
15. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.