Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Trier in Duitsland. De officier van justitie had op 14 december 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat betrekking heeft op strafbare feiten die volgens Duits recht zijn gepleegd. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 en met de Nederlandse nationaliteit, is op de zitting van 24 januari 2024 verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd en heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de OLW en betreffen illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.
De rechtbank heeft ook de garantie van de Staatsanwaltschaft Trier beoordeeld, die bevestigde dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat deze garantie voldoende is. Ondanks de argumenten van de raadsman om de overlevering te weigeren, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende aanleiding was om de weigeringsgrond toe te passen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij zij zich baseerde op de relevante artikelen van de OLW.