ECLI:NL:RBAMS:2024:1036

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
AMS 23/3860
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in het kader van Long Covid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.C. Haanappel, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na uitval wegens gezondheidsklachten, en het UWV had haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 77,46%. Na bezwaar werd dit percentage aangepast naar 77,24%, wat leidde tot beroep van eiseres.

De rechtbank heeft de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek beoordeeld, waarbij eiseres aanvoerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet fysiek had gezien. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek voldoende zorgvuldig was, aangezien eiseres eerder door een geregistreerd verzekeringsarts was onderzocht. De rechtbank concludeerde dat de rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen aan de vereisten voldeden en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat eiseres meer beperkt was dan vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden eiseres per 3 maart 2022 voor 74,34% arbeidsongeschikt had geacht. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, maar de rechtbank bepaalde wel dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden en veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/3860

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. C.C. Haanappel),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van 3 maart 2022 een loongerelateerde WGA [1] -uitkering op grond van de Wet WIA [2] toegekend overeenkomstig een arbeidsongeschiktheidspercentage van 77,46%.
Bij besluit van 30 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd naar 77,24%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als [functie] voor 38,64 uur per week. Zij is op 8 januari 2020 uitgevallen voor dit werk wegens gezondheidsklachten. Vervolgens vraagt eiseres een WIA-uitkering aan.
1.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder eiseres met ingang van 3 maart 2022 een WIA-uitkering toegekend overeenkomstig een arbeidsongeschiktheidspercentage van 77,46%. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts van
16 oktober 2022 en de rapportage van de arbeidsdeskundige van 18 oktober 2022 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 oktober 2022. Met het arbeidsongeschiktheidspercentage valt eiseres in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80%.
1.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 mei 2023 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 30 mei 2023 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in de heroverweging in bezwaar geen aanleiding om eiseres meer beperkt te achten dan is neergelegd in de FML van 16 oktober 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de peildatum aangepast van de loonwaarden van de voorbeeldfuncties naar 3 maart 2022, de ingangsdatum van de WIA-uitkering. Vervolgens heeft hij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres opnieuw berekend, en wel op 77,24%. Met het nieuwe arbeidsongeschiktheidspercentage valt eiseres alsnog in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80%.
1.4.
Naar aanleiding van de beroepsgronden van eiseres verwerpt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapportage van 2 oktober 2023 de functie van verspener binnen medewerker tuinbouw (SBC-code 111010). Hiermee vervalt deze SBC-code. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep selecteert een andere functie onder SBC-code 315100, namelijk ‘Teamondersteuner’. Hij berekent vervolgens het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw, en wel op 74,34%. Met het nieuwe arbeidsongeschiktheidspercentage valt eiseres ongewijzigd in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80%.
Standpunt van eiseres
2. Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet heeft gezien op een fysiek spreekuur. Eiseres stelt zich bovendien op het standpunt dat zij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Volgens eiseres heeft verweerder haar medische beperkingen onjuist weergegeven in de FML. In verband met haar beperkingen is eiseres niet in staat om de geduide functies uit te oefenen.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder op goede gronden eiseres per 3 maart 2022 (datum in geding) voor 74,34% arbeidsongeschikt heeft geacht.
4. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
Zorgvuldigheid
5. De rechtbank moet eerst beoordelen of het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is. Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet fysiek heeft gezien op een spreekuur. Volgens eiseres is er veel onduidelijkheid met betrekking tot
long Covid, wat een reden had moeten zijn dat zij ook fysiek zou worden gezien door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
6. De rechtbank overweegt het volgende. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn recente uitspraken geoordeeld dat de zorgvuldigheid van dit medisch onderzoek vereist dat de verzekerde in ieder geval één keer door de verzekeringsarts moet worden gezien op het spreekuur. De rechtbank stelt vast dat eiseres in deze WIA-procedure fysiek is gezien op een spreekuur door een geregistreerd verzekeringsarts. Namelijk door verzekeringsarts
[naam] op 26 september 2022. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de geldende jurisprudentie bij complexe en mogelijk deels nog onbegrepen ziektebeelden, zoals
long Covid.
7. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht op een fysiek spreekuur. Naar aanleiding van de door eiseres ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts getoetst aan de hand van dossierstudie, bestudering van het aanvullend bezwaarschrift van eiseres en aanvullende informatie verkregen van de longarts. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de naar voren gebrachte klachten op een zorgvuldige en duidelijke manier heeft betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling en is het onderzoek zorgvuldig geweest.
Ten aanzien van de medische grondslag
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Eiseres voert aan dat zij niet in staat is om te werken. Eiseres heeft deze stelling echter niet onderbouwd met medische stukken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onderbouwd geconcludeerd dat eiseres weliswaar forse beperkingen heeft, onder meer als gevolg van post-Covid, maar dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht toe dat in de FML van 16 oktober 2022 uitgebreide beperkingen zijn gesteld. Enerzijds fysieke beperkingen waardoor de geduide functies energetisch niet zwaar belastend zullen zijn. En anderzijds is een forse urenbeperking gesteld waarbij eiseres maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week belastbaar wordt geacht in passend werk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat niet de persoonlijke klachtbeleving van eiseres bepalend is, maar dat de klachten en beperkingen voor zover die medisch objectiveerbaar zijn, beslissend zijn. Het ontbreekt echter aan geobjectiveerde afwijkingen om nog meer beperkingen te stellen. Zo werden er bij de longarts en de cardioloog geen afwijkingen gevonden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er ondanks de onbekendheid met het ziektebeeld aan eiseres het voordeel van de twijfel gegeven. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende overtuigend heeft gemotiveerd dat hij geen aanleiding heeft gezien om meer beperkingen aan te nemen.
Ten aanzien van het arbeidsdeskundige onderzoek
9. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 2 oktober 2023 eiseres gelet op haar beperkingen geschikt heeft geacht voor de functies van productiemedewerker industrie, administratief ondersteunend medewerker en barbediende, buffetbediende. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functie productiemedewerker confectie als overige functie geselecteerd.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de inzichtelijke arbeidsdeskundige onderbouwing bij de selectie van de functies aan de hand van alle beschikbare medische informatie, voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de geduide functies daarom voor eiseres geschikt.
Motiveringsgebrek
11. Verweerder heeft ter zitting erkend dat sprake is van een motiveringsgebrek, omdat de geschiktheid van de functie ‘verspener’ (SBC-code 111010) niet toereikend is gemotiveerd in het bestreden besluit. Echter stelt verweerder dat het motiveringsgebrek met de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 2 oktober 2023 is hersteld.
12. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. De rechtbank stelt vast dat het motiveringsgebrek met de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 2 oktober 2023 in de beroepsprocedure door verweerder is hersteld. Het is niet aannemelijk dat eiseres is benadeeld door het gebrek. Ook als het motiveringsgebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. De rechtbank ziet daarom aanleiding het gebrek van het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren.
Conclusie
13. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Verweerder heeft eiseres per 3 maart 2022 op goede gronden 74,34% arbeidsongeschikt geacht.
14. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.
15. Gelet op wat in 11 en 12 is overwogen, ziet de rechtbank wel aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Om dezelfde reden veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatigde verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.