ECLI:NL:RBAMS:2024:1024

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
10634579 \ EA VERZ 23-745
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op loondoorbetaling tijdens ziekte en transitievergoeding bij beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, DPA BANKING PROFESSIONALS B.V. [verzoeker] had een verzoek ingediend om DPA te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding en achterstallig loon, inclusief vakantietoeslag en pensioenpremie, op grond van de artikelen 7:673 en 7:629 van het Burgerlijk Wetboek. De werknemer was arbeidsongeschikt geraakt en had recht op 85% van zijn loon gedurende de eerste 104 weken van zijn ziekte, zoals vastgelegd in de toepasselijke cao. De kantonrechter oordeelde dat DPA ten onrechte een te laag maandloon had gehanteerd bij de berekening van de transitievergoeding en dat de bonus ook als onderdeel van het loon moest worden beschouwd. De rechter concludeerde dat DPA [verzoeker] een bedrag van € 26.744,40 aan achterstallig loon, € 2.139,55 aan vakantietoeslag, € 1.344,00 aan pensioenpremie, en € 8.973,16 aan achterstallige bonus verschuldigd was. Daarnaast werd DPA veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en een wettelijke verhoging van 25% over de toegewezen bedragen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat DPA binnen veertien dagen na betekening van de beschikking deugdelijke bruto-netto specificaties aan [verzoeker] moet verstrekken, op straffe van een dwangsom.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 10634579 \ EA VERZ 23-745

Beschikking van 23 februari 2024

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. S.J. Snellenburg,
tegen

de besloten vennootschap DPA BANKING PROFESSIONALS B.V.,

gevestigd te Bussum,
verwerende partij,
hierna te noemen: DPA,
gemachtigden: mr. D.J.A. Vesters en mr. K.A. Besters.

De procedure

[verzoeker] heeft op 27 juli 2023 een verzoek ingediend, met producties, om DPA te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding op grond van artikel 7:673 Burgerlijk Wetboek (BW) met enkele nevenverzoeken.
DPA heeft een verweerschrift, met producties, ingediend.
[verzoeker] heeft op 30 december 2023 een aanvullend verzoekschrift, met producties, ingediend.
[verzoeker] en DPA hebben voorafgaand aan de zitting nadere stukken in het geding gebracht.
Het verzoek is mondeling behandeld op 9 januari 2024. [verzoeker] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn echtgenote en zijn gemachtigde. Namens DPA is verschenen
[naam] (HR Services Lead), bijgestaan door de gemachtigden. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Na verder debat is beschikking gevraagd en is de datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verzoeker] is van 27 augustus 2012 tot 28 februari 2013 in dienst geweest van DPA. Vervolgens is hij met ingang van 7 augustus 2013 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij DPA in de functie van interim-professional voor 36 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de DPA-CAO (hierna: de CAO) van toepassing verklaard.
1.2.
In de CAO die geldt van 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2023 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

Artikel 1 DEFINITIES

6. Waar in deze CAO wordt gesproken over
loonwordt bedoeld: de beloning die
de werknemer van de werkgever ontvangt voor de arbeid verricht.

Artikel 17 VAKANTIEDAGEN

1. De werknemer heeft per volledig kalenderjaar recht op 25 vakantiedagen per jaar met behoud van salaris, gebaseerd op een fulltime dienstverband. Deze vakantiedagen worden opgebouwd naar evenredigheid van de duur van het dienstverband en het gemiddeld aantal arbeidsuren per week.

Artikel 37 UITKERING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID

4. In geval van arbeidsongeschiktheid heeft de werknemer recht op
doorbetaling van 85% van het voor hem geldende brutoloon gedurende de
eerste 104 weken van de arbeidsongeschiktheid.
1.3.
Op 13 maart 2015 hebben [verzoeker] en DPA een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten en een daarbij horend addendum ondertekend:
1.4.
Per 15 augustus 2016 is [verzoeker] gedetacheerd bij Rabobank Amsterdam.
1.5.
Op 29 november 2019 hebben [verzoeker] en DPA het volgende addendum ondertekend:
1.6.
Per 1 augustus 2020 is de arbeidsomvang van [verzoeker] gewijzigd van 36 uur naar 40 uur per week. Het salaris van [verzoeker] is op dat moment verhoogd van
€ 4.600,00 bruto per maand naar € 5.111,11 bruto per maand, exclusief bonus en vakantiegeld.
1.7.
Op 8 december 2020 is [verzoeker] arbeidsongeschikt geraakt en is hij ziekgemeld bij DPA.
1.8.
De detachering bij Rabobank Amsterdam is per 31 december 2020 geëindigd.
1.9.
[verzoeker] heeft in 2018 een bonus ontvangen van € 4.600,00 bruto over de periode van april 2017 - april 2018, in 2019 van € 4.840,00 bruto over de periode april 2018 - april 2019, in 2020 van € 6.395,00 bruto over de periode april 2019 - april 2020, in 2021 van € 760,00 bruto over de periode vanaf april 2020 tot 8 december 2020. Daarna heeft [verzoeker] geen bonus meer ontvangen.
1.10.
Aan [verzoeker] is met ingang van 6 december 2022 een WIA-uitkering toegekend van € 3.517,85 bruto per maand exclusief vakantiegeld.
1.11.
Op 1 mei 2023 is het dienstverband geëindigd door middel van opzegging door DPA met toestemming van het UWV omdat [verzoeker] twee jaar arbeidsongeschiktheid was.
1.12.
De loonstrook van april 2023 betreft de eindafrekening. DPA heeft op grond van deze eindafrekening aan [verzoeker] een transitievergoeding betaald van € 13.310,20 bruto alsmede een bedrag van € 2.666,67 bruto wegens 101,36 openstaande vakantie-uren tegen een uurloon van € 24,36 bruto vermeerderd met vakantietoeslag.

Het verzoek

2. [verzoeker] verzoekt, na wijziging en vermindering, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, DPA te veroordelen om binnen twee dagen na de beschikking:
3. aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 7.034,60 bruto aan transitievergoeding;
4. aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 26.744,40 bruto aan achterstallig loon, vermeerderd met:
i. € 2.395,52 bruto aan vakantietoeslag;
ii. € 714,00 bruto en € 630,00 bruto vanwege te weinig betaalde pensioenpremie over 2021 en 2022;
iii. € 8.978,88 bruto aan gemiddelde bonus;
aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 6.986,70 bruto aan openstaande vakantiedagen;
aan [verzoeker] te verstrekken een bruto-/nettospecificatie, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 als DPA hieraan niet voldoet;
aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over de bedragen genoemd onder a, b en c;
aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging van 50% over de bedragen genoemd onder b en c;
de proceskosten, inclusief de nakosten te betalen.
3. Aan dit verzoek legt [verzoeker] - samengevat - ten grondslag dat DPA de transitievergoeding niet juist heeft berekend omdat is uitgegaan van een te laag maandloon, geen rekening is gehouden met een bonus en de datum indiensttreding onjuist is gehanteerd. Ook heeft DPA hem tijdens zijn ziekte te weinig loon betaald. [verzoeker] had tijdens ziekte recht op 85% van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, te weten 85% van € 5.111,11 bruto per maand. Ook had hij tijdens ziekte recht op doorbetaling van de bonus. Daarnaast heeft DPA hem niet alle openstaande vakantiedagen vergoed en de wel vergoede vakantiedagen afgerekend tegen een te laag uurtarief.
4. [verzoeker] is gegriefd door de opstelling van DPA, die ondanks meerdere aanmaningen haar verplichtingen jegens [verzoeker] niet volledig nakomt en pas gedurende deze procedure nog nabetalingen aan hem doet. Gelet op de moeite die [verzoeker] heeft moeten doen alsmede de kosten die hij daarvoor heeft gemaakt is DPA hem de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en een vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten verschuldigd.

Het verweer

5. DPA voert daartegenover - samengevat - aan dat er geen sprake is van achterstallig loon. De tijdelijke verhoging van het loon van [verzoeker] was gekoppeld aan de detachering bij Rabobank Amsterdam. Nu deze detachering eindigde per 31 december 2020, had [verzoeker] met ingang van 1 januari 2021 geen recht meer op dit verhoogde loon van € 5.111,11 bruto per maand voor 40 uur per week, maar op zijn overeengekomen salaris van € 3.800,00 bruto per maand voor 36 uur per week. DPA heeft [verzoeker] gedurende zijn arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 37 lid 4 van de CAO 85% van dat salaris uitbetaald. DPA betwist dat de bonus moet worden meegenomen bij de berekening van de hoogte van het loon bij doorbetaling tijdens de ziekte van [verzoeker] . [verzoeker] is per 1 januari 2021 bankzitter geworden en heeft vanaf dat moment geen declarabele uren meer gemaakt en aldus geen aanspraak op een bonus.
6. DPA heeft het openstaande vakantiesaldo van [verzoeker] uitbetaald op basis van het juiste uurloon van € 24,36 bruto. DPA betwist de juistheid van de opgave van [verzoeker] van zijn openstaande vakantiesaldo. [verzoeker] had conform zijn arbeidsovereenkomst recht op 180 vakantie-uren per jaar op basis van een 36-urige werkweek. Omdat bleek dat DPA te weinig vakantie-uren heeft uitbetaald, heeft zij in december 2023 daarvoor nog een nabetaling gedaan van € 1.990,00 bruto wegens 75,64 openstaande vakantie-uren tegen een uurloon van € 24,36 bruto vermeerderd met vakantietoeslag.
7. Volgens DPA moet bij de berekening van de transitievergoeding worden uitgegaan van een maandloon van € 3.800,00 bruto. Zij erkent dat zij aanvankelijk de transitievergoeding onjuist berekend heeft. Daarom heeft zij in december 2023 nog een bedrag nabetaald van € 1.365,11 bruto. Daarbij heeft DPA de ontvangen gemiddelde bonus over 2020, 2021 en 2022 meegerekend en het deel van de transitievergoeding dat ziet op de periode van de eerste arbeidsovereenkomst van [verzoeker] bij DPA.
8. Tot slot doet DPA een beroep op matiging van de verzochte wettelijke verhoging en wettelijke rente.

De beoordeling

Loondoorbetaling tijdens ziekte
9. Een werknemer die arbeidsongeschikt is ten gevolge van ziekte, heeft op grond van artikel 7:629 BW aanspraak op loondoorbetaling van 70% van het (maximum dag)loon, in het tweede jaar tot maximaal 70% van het minimumloon. Onder loon dient in dit verband het naar tijdruimte vastgestelde loon te worden verstaan, waaronder, indien het loon niet naar tijdruimte is vastgesteld, ook het gemiddeld loon kan worden verstaan (art. 7:629 lid 8 BW jo. art. 7:628 lid 3 BW).
10. Van bovenstaande bepalingen is ten gunste van de werknemer afgeweken in de CAO. [verzoeker] heeft op grond van artikel 37 lid 4 van de CAO gedurende de eerste 104 weken van zijn arbeidsongeschiktheid recht op 85% van het voor hem geldende bruto loon. Artikel 1.6. van de CAO definieert wat onder loon moet worden verstaan: de beloning die de werknemer van de werkgever ontvangt voor de arbeid verricht.
11. Partijen verschillen van mening over hoe het begrip geldende brutoloon moet worden uitgelegd en of daaronder ook de bonus moet worden begrepen. Deze vraag dient volgens vaste rechtspraak te worden beantwoord aan de hand van de zogenoemde “CAO-norm”. Die norm houdt in dat aan een bepaling in een CAO een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven. Daarbij zijn in beginsel de bewoordingen van de bepalingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de CAO, van doorslaggevende betekenis. Indien bedoelingen van CAO-partijen uit de bepalingen of een eventuele schriftelijke toelichting daarop kenbaar zijn voor alle individuele werknemers en/of werkgevers die niet bij de totstandkoming van de CAO zijn betrokken, kan daaraan naar objectieve maatstaven ook betekenis worden toegekend. Verder kan bij de uitleg acht worden geslagen op de elders in de CAO gehanteerde formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, mogelijke tekstinterpretaties kunnen leiden.
12. Uit de tekst van de betreffende CAO-artikelen volgt niet op welk moment bepaald moet worden wat het geldende loon is. Andere aanknopingspunten in de gehele tekst van de CAO of kenbare bedoelingen van de CAO-partijen zijn niet gesteld of gebleken. Daarom zal de kantonrechter aansluiting zoeken bij de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende tekstinterpretaties leiden. Naar het oordeel van de kantonrechter kan [verzoeker] vanaf 1 januari 2021 niet als “normale” bankzitter voor wie geen opdrachten meer beschikbaar zijn beschouwd worden. [verzoeker] is zonder werk geraakt omdat hij arbeidsongeschikt werd, hetgeen tot gevolg had dat Rabobank Amsterdam daarop zijn detachering beëindigde. [verzoeker] was al vanaf 15 augustus 2016 onafgebroken bij Rabobank Amsterdam gedetacheerd. Er is geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat Rabobank Amsterdam zijn detachering ook zou hebben beëindigd als [verzoeker] niet ziek was geworden. Er valt geen rechtvaardiging te geven voor het feit dat [verzoeker] tijdens zijn ziekte door het wegvallen van de tijdelijke loonsverhoging en urenuitbreiding een veel grotere inkomensterugval zou moeten dulden dan een andere werknemer van DPA die ziek wordt en een inkomensterugval van 15% van zijn brutoloon heeft. Een dergelijk rechtsgevolg is niet aannemelijk te achten. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat als geldend loon in artikel 37 lid 4 CAO het brutoloon beschouwd moet worden dat [verzoeker] verdiende tot hij op 8 december 2020 ziek werd.
13. Naar het oordeel van de kantonrechter valt de (gemiddelde) bonus onder het op grond van artikel 37 lid 4 van de CAO door te betalen geldende brutoloon. De bonusregeling behelst een vergoeding van € 10,00 per uur dat [verzoeker] meer werkt dan 1.200 declarabele uren en betreft dus een prestatiebonus. Daaruit volgt dat de bonus ook een beloning is voor de door de werknemer verrichtte arbeid. Bovendien is gesteld noch gebleken dat met dit artikel beoogd is af te wijken van de wettelijke regelingen omtrent doorbetaling van loon tijdens ziekte, op grond waarvan een arbeidsongeschikte werknemer ook recht heeft op doorbetaling van zijn bonus.
14. Het voorgaande betekent dat DPA gedurende 24 maanden 85% van € 5.111,11 bruto en van de gemiddelde bonus over 2018, 2019 en 2020 aan [verzoeker] had moeten doorbetalen. Door DPA is niet weersproken dat zij aldus een bedrag van € 26.744,40 bruto te weinig aan loon aan [verzoeker] betaald heeft. Genoemd bedrag dient te worden vermeerderd met 8% vakantietoeslag, zijnde € 2.139,55 bruto, zoals door [verzoeker] in zijn berekening ook is vermeld. Dat bedrag zal worden toegewezen in plaats van het gevorderde bedrag van € 2.395,52 bruto. Anders dan [verzoeker] heeft berekend, bedraagt de gemiddelde bonus over 2018, 2019 en 2020 € 5.278,33 bruto per jaar. DPA zal daarom tevens veroordeeld worden tot betaling van € 8.973,16 bruto aan achterstallige bonus.
15. DPA heeft niet weersproken dat zij over het achterstallige loon tevens pensioenpremie verschuldigd is en evenmin verweer gevoerd tegen de hoogte van het terzake gevorderde bedrag. Daarom zal DPA eveneens veroordeeld worden tot betaling van
€ 1.344,00 bruto aan pensioenpremie.
16. Nu DPA met betaling in verzuim is vanaf 1 mei 2023 is hij vanaf die datum de wettelijke rente over de achterstallige loonbetalingen, vakantietoeslag, achterstallige bonusbetalingen en pensioenpremies verschuldigd. Zij wordt daartoe veroordeeld.
Restant transitievergoeding
17. Nu sprake is geweest van een opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, is DPA op grond van de wet de transitievergoeding verschuldigd voor elk kalenderjaar dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd (art. 7:669 lid 3, aanhef en onder b, BW en art. 7:673 lid 2 BW). Partijen zijn het er inmiddels over eens dat bij de duur van de arbeidsovereenkomst rekening moet worden gehouden met de periode van de eerste arbeidsovereenkomst van 27 augustus 2012 tot 28 februari 2013. Partijen twisten echter over de vraag welk bruto maandloon
en welk bonusbedrag in de berekening moet worden meegenomen.
17. De transitievergoeding dient te worden berekend conform het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (hierna: het Besluit). Uit artikel 2 lid 1 aanhef en onder a van het Besluit volgt dat onder loon dient te worden verstaan het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand of, in geval van een wisselende arbeidsduur, met de gemiddelde arbeidsduur over in beginsel een periode van twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. Van belang is derhalve de hoogte van het loon dat partijen zijn overeengekomen. Volgens [verzoeker] is dat het bruto maandloon dat hij ontving voordat hij ziek werd (€ 5.111,11). Volgens DPA is dat het bruto maandloon waarop [verzoeker] na het wegvallen van de detachering recht op had (€ 3.800,00).
17. In de nota van toelichting bij het Besluit staat het volgende: “voor de volledigheid wordt opgemerkt dat een periode van afwezigheid wegens bijvoorbeeld ouderschapsverlof of ziekte geen gevolgen heeft voor de arbeidsduur als een vaste arbeidsduur was overeengekomen. De oorspronkelijke overeengekomen arbeidsduur wijzigt immers niet als de werknemer tijdelijk minder werkt wegens verlof of ziekte. Bedoelde periode van afwezigheid heeft overigens uiteraard evenmin gevolgen voor de hoogte van het op dat moment voor de betreffende werknemer geldende bruto uurloon. Voor die situatie hoeven dan ook geen nadere regels te worden gesteld”. In dit geval heeft de ziekte van [verzoeker] echter wel gevolgen voor zijn vaste overeengekomen loon, immers door zijn ziekte is zijn detachering bij de Rabobank beëindigd en is zijn tijdelijke loonsverhoging en urenuitbreiding vervallen. Er bestaat geen rechtvaardiging om arbeidsongeschikte werknemers bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding anders te behandelen dan andere werknemers. De kantonrechter ziet daarin aanleiding om het loon dat [verzoeker] verdiende voordat hij op 8 december 2020 ziek werd als overeengekomen loon te beschouwen. Dat loon dient dus bij de berekening van de transitievergoeding in aanmerking te worden genomen.
17. In artikel 3 lid 1 sub c van het Besluit is bepaald dat voor de toepassing van de transitievergoeding het loon wordt vermeerderd met de overeengekomen variabele looncomponenten verschuldigd in de drie kalenderjaren voorafgaande aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, gedeeld door zesendertig. Dat betekent dat de kantonrechter het met de visie van DPA eens is, dat gelet op het einde van de arbeidsovereenkomst in 2023 moet worden gerekend met 1/36 van de door [verzoeker] ontvangen bonus in 2020, 2021 en 2022 en niet met 1/36 van de jaren 2018, 2019 en 2020, zoals [verzoeker] meent.
17. Aldus bedraagt de transitievergoeding een bedrag van € 19.529,41 bruto. DPA heeft daarvan € 13.310,20 bruto en € 1.365,11 bruto voldaan, zodat zij nog een bedrag van
€ 4.854,10 bruto aan [verzoeker] verschuldigd is en tot betaling daarvan veroordeeld zal worden.
17. DPA is op grond van artikel 7:686a lid 1 BW de wettelijke rente verschuldigd over de nog te betalen transitievergoeding vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, zijnde 1 juni 2023. Rekening houdend met de eind december 2023 gedane nabetaling van € 1.365,11 bruto zal DPA veroordeeld worden de wettelijke rente te vergoeden over € 6.219,21 bruto van 1 juni 2023 tot 1 januari 2024 alsmede over € 4.871,95 bruto vanaf 1 januari 2024 tot de dag van de voldoening.

Openstaande vakantie-uren

23. Vooropgesteld moet worden dat een werknemer die bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog aanspraak heeft op vakantie ex artikel 7:641 lid 1 BW recht heeft op een uitkering in geld tot een bedrag van het loon over het tijdvak overeenkomend met de aanspraak. Partijen verschillen van mening over de vraag of [verzoeker] na 1 januari 2021 recht heeft op 200 vakantie-uren, zoals hij had tijdens zijn detachering bij Rabobank Amsterdam of op 180 vakantie-uren per jaar, na het wegvallen van de tijdelijke urenuitbreiding door de beëindiging van de detachering bij Rabobank Amsterdam. Verder is in geschil de vraag wat de loonwaarde is van de te vergoeden niet genoten vakantie-uren en of daarin de bonus moet worden meegenomen.
23. Artikel 7:639 lid 1 BW bepaalt dat de werknemer tijdens zijn vakantie recht houdt op loon. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad betreft het loonbegrip uit artikel 7:639 BW en 7:641 BW het gehele tussen werkgever en werknemer overeengekomen loon, ook bekend als ‘de vergoeding door de werkgever aan de werknemer verschuldigd ter zake van de bedongen arbeid’. Uitgangspunt is dat een werknemer tijdens vakantie niet in een nadeliger economische positie mag komen te verkeren in vergelijking met gewerkte dagen. In de rechtspraak is daarom bepaald dat een werknemer gedurende vakantie recht heeft op zijn normale loon. Daaronder dient te worden verstaan het basisloon en alle componenten die intrinsiek samenhangen met de werkzaamheden van de werknemer en waarvoor hij een financiële compensatie ontvangt. Daarom moet de loonwaarde van de niet genoten vakantie-uren berekend worden naar het laatstgenoten loon vóór de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] , derhalve € 5.111,11 bruto per maand, te vermeerderen met de gemiddelde bonus. [verzoeker] verdiende dat salaris voor een 40-urige werkweek, zodat geen rekening moet worden gehouden met de terugval in uren van 40 uur per week naar 36 uur per week na de beëindiging van de detachering bij Rabobank. Dat betekent dat, anders dan DPA meent, bij de berekening van het aantal te vergoeden niet genoten vakantie-uren ook in 2021 en 2022 moet worden uitgegaan van een recht op 200 vakantie-uren per jaar zoals [verzoeker] in zijn berekening gedaan heeft.
23. DPA heeft de juistheid van de door [verzoeker] gemaakte berekening over 2020, 2021 en 2022 verder niet weersproken, zodat daar in beginsel vanuit moet worden gegaan. Het is de kantonrechter echter gebleken dat in deze berekening is uitgegaan van een nabetaling in april 2023 van € 2.469,13 bruto in plaats van het betaalde bedrag van € 2.666,67 bruto. Verder moet rekening gehouden worden met het in december 2023 nabetaalde bedrag van € 1.990,00 bruto. Per saldo betekent dit dat DPA nog een bedrag van
€ 4.783,36 bruto aan [verzoeker] verschuldigd is voor zijn niet genoten vakantie-uren en tot betaling daarvan veroordeeld zal worden.
23. Gelet op het ontstane verzuim is DPA vanaf 1 mei 2023 wettelijke rente verschuldigd. Rekening houdend met de eind december 2023 gedane nabetaling zal DPA veroordeeld worden tot betaling van de wettelijke rente over € 6.773,36 bruto vanaf 1 mei 2023 tot 1 januari 2024 en over € 4.783,36 bruto vanaf 1 januari 2024 tot de dag van de voldoening.

wettelijke verhoging

27. Gelet op de achterstallige betalingen van loon, vakantietoeslag, pensioenpremie en niet genoten vakantie-uren maakt [verzoeker] terecht aanspraak op de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW. In dit geval is geen sprake van een situatie dat DPA willens en wetens zonder enige grond heeft geweigerd de verschuldigde bedragen niet te voldoen. De kantonrechter vindt het daarom billijk om deze verhoging te matigen tot 25% van de toegewezen bedragen aan loon, vakantietoeslag, pensioenpremie, bonus en niet genoten vakantie-uren, zijnde in totaal € 10.996,12.
afgifte specificaties
28. De vordering tot afgifte van deugdelijke bruto-netto specificaties op verbeurte van een dwangsom zal als onweersproken worden toegewezen.
buitengerechtelijke kosten
29. Voldoende is gebleken dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. Het terzake gevorderde bedrag is niet in strijd met het in het Besluit buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.

proceskosten

30. DPA zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [verzoeker] worden begroot op:
salaris € 1.086,00
griffierecht € 693,00
nakosten € 68,00
-----------
totaal € 1.847,00

De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt DPA om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoeker] te betalen:
a. € 4.854,10 bruto aan resterende transitievergoeding;
b. de wettelijke rente over € 6.219,21 bruto van 1 juni 2023 tot 1 januari 2024
alsmede over € 4.854,10 bruto vanaf 1 januari 2024 tot de dag van de voldoening;
c. € 26.744,40 bruto aan achterstallig loon;
d. € 2.139,55 bruto aan vakantietoeslag;
e. € 1.344,00 bruto aan achterstallige pensioenpremie;
f. € 8.973,16 bruto aan achterstallige bonus;
g. de wettelijke rente over de hiervoor in c., d., e. en f genoemde bedragen vanaf 1
mei 2023 tot de dag van de voldoening;
h. € 4.783,36 bruto aan niet genoten vakantie-uren;
i. de wettelijke rente over € 6.773,36 bruto vanaf 1 mei 2023 tot 1 januari 2024 en
over € 4.783,36 bruto vanaf 1 januari 2024 tot de dag van de voldoening;
j. € 10.996,12 aan wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW;
k. € 875,00 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt DPA binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking deugdelijke bruto-netto specificaties aan [verzoeker] te verstrekken, een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat DPA niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,00;
veroordeelt DPA in de proceskosten van € 1.847,00, te betalen binnen veertien
dagen na aanschrijving daartoe. Als DPA niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet DPA ook de wettelijke/Btag kosten van
betekening betalen;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Sissing en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2024.
450