ECLI:NL:RBAMS:2024:102

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
10689901 \ CV EXPL 23-12209
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande factuur en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een opdrachtovereenkomst

In deze zaak vordert [eiser], h.o.d.n. [handelsnaam], betaling van een openstaande factuur van € 7.139,- van Otentica Holding B.V. voor werkzaamheden die hij heeft verricht in het kader van een herstructurering. De procedure begon met een dagvaarding op 30 augustus 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 11 december 2023. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een opdrachtovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiser] en Otentica, ondanks het ontbreken van een schriftelijke bevestiging. Otentica betwistte de overeenkomst en stelde dat de opdracht door een derde was verstrekt. De kantonrechter oordeelde dat Otentica, door in te stemmen met de herstructurering, ook instemde met de inschakeling van [eiser] en dat zij verantwoordelijk is voor de betaling van de factuur. Daarnaast heeft de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten van € 731,95 toegewezen, evenals de proceskosten. De rechter heeft Otentica veroordeeld tot betaling van de openstaande factuur, de incassokosten en de proceskosten, met wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de factuur en de datum van de dagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10689901 \ CV EXPL 23-12209
Vonnis van 12 januari 2024
in de zaak van
[eiser] ,
h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij (hierna: [eiser] ),
gemachtigde: Van Twuijver Incasso B.V.,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OTENTICA HOLDING B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde partij (hierna: Otentica),
gemachtigde: mr. J.I. van Vlijmen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 augustus 2023 met producties 1 tot en met 6,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 24 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties 7 tot en met 12 van [eiser] ,
- de akte overlegging producties 1 tot en met 3 van Otentica.
1.2.
Op 11 december 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft zittingsaantekeningen gemaakt die tot het procesdossier behoren.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft zelfstandig een onderneming in belastingadvies.
2.2.
Otentica was eerst een werkmaatschappij (met de naam Otentica B.V.), totdat zij met een herstructurering op 24 november 2022 is omgezet in een holding (met de naam Otentica Holding B.V.) met daaronder een nieuw opgerichte werkmaatschappij (hierna: de herstructurering).
2.3.
Bij de herstructurering waren onder meer betrokken de heer [naam 1] , (middellijk) bestuurder van Otentica, en de heer [naam 2] , aandeelhouder en financier van Otentica. Daarnaast had Otentica nog andere aandeelhouders en nog een andere financier.
2.4.
[eiser] heeft werkzaamheden verricht ten behoeve van de herstructurering. Hij heeft daarvoor op 8 september 2022 in totaal € 7.139,- (inclusief btw) gefactureerd aan Otentica met een omschrijving van de werkzaamheden. Tot op heden heeft Otentica deze factuur niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Otentica veroordeelt tot betaling van:
I € 7.139,- aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 22 september 2022,
II € 731,95 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding,
III de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagtekening van dit vonnis.
3.2.
Kort gezegd stelt [eiser] primair dat hij in opdracht van Otentica werkzaamheden heeft verricht voor de herstructurering van Otentica en dat Otentica het daarvoor gefactureerde bedrag moet betalen. Subsidiair voert [eiser] aan dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking, omdat – ook als geen sprake zou zijn van een overeenkomst – Otentica wel gebruik heeft gemaakt van de diensten van [eiser] zonder daar tot op heden iets voor te betalen. Als [eiser] de werkzaamheden niet zou hebben verricht, hadden deze door een derde moeten worden gedaan en dan had Otentica daar ook voor moeten betalen.
3.3.
Otentica voert verweer en betwist dat sprake is van een overeenkomst tussen [eiser] en Otentica. [naam 1] verkeerde bij de ontmoeting met [eiser] in de veronderstelling dat [eiser] hoorde bij het ingeschakelde notariskantoor. [eiser] heeft ook nooit een schriftelijke opdrachtbevestiging verstrekt aan Otentica. Volgens Otentica heeft niet zij, maar [naam 2] een opdracht verstrekt aan [eiser] en is dus uitsluitend [naam 2] voor de betaling voor het werk van [eiser] aan te spreken. Otentica betwist tot slot dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat Otentica, haar aandeelhouders en financiers samen een herstructureringsplan hadden gemaakt. De bedoeling was dat de oude werkmaatschappij, Otentica, werd omgezet in een holding en dat daaronder een nieuw op te richten werkmaatschappij zou worden geplaatst. Die herstructurering is uitgevoerd.
4.2.
Op zitting heeft [naam 1] verklaard dat voorafgaand aan de bespreking in april 2022 een aandeelhoudersvergadering plaatsvond waarin hij en alle betrokkenen aandeelhouders en financiers aanwezig waren. Daarin werd besproken dat de herstructurering niet vlekkeloos verliep, doordat het complex was en deskundige bijstand vereiste. Otentica had zelf geen kennis en ervaring met een dergelijke herstructurering en de notaris die betrokken was, zou om hem moverende redenen de herstructurering niet alleen willen of kunnen begeleiden, zoals ook [naam 2] op zitting heeft verklaard. Kortom, in de uitvoering van het herstructureringsplan was hulp van experts nodig en alle betrokkenen waren zich daarvan bewust.
4.3.
[naam 2] heeft op zitting verder verklaard dat hij vervolgens met de notaris overlegde dat hij een expert uit zijn netwerk erbij kon betrekken. [naam 2] heeft toen in april 2022 op zijn kantoor een bespreking georganiseerd waarvoor ook [naam 1] en [eiser] waren uitgenodigd. Over wat er toen precies is besproken, zijn partijen het niet eens.
4.4.
[eiser] stelt dat hij tijdens de bespreking aan [naam 1] werd voorgesteld als zelfstandig opererende dienstverlener en dat hij heeft toegelicht wat hij voor Otentica kon betekenen en tegen welke tarieven. Volgens [eiser] heeft [naam 1] hem toen persoonlijk akkoord gegeven om aan de slag te gaan, waarna [eiser] per e-mail van [naam 1] de nodige documentatie ontving.
4.5.
Otentica voert aan dat het akkoord van [naam 1] slechts werd gevraagd op de wijze waarop de herstructurering zou plaatsvinden, maar dat er met [eiser] verder geen concrete werkzaamheden of prijzen zijn besproken. [naam 1] heeft op zitting verklaard dat hij tijdens de bespreking in de veronderstelling verkeerde dat [eiser] voor de notaris werkte en dat Otentica daarom uitsluitend een factuur van de notaris had verwacht. Bovendien – zo voert Otentica aan – heeft [eiser] daarna nooit aan Otentica een schriftelijke opdrachtbevestiging verstuurd en kan hooguit [naam 2] als opdrachtgever van de werkzaamheden van [eiser] worden gezien. Otentica betwist niet dat [eiser] de gefactureerde werkzaamheden ten behoeve van Otentica (naar behoren) heeft uitgevoerd.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Wat precies is besproken tijdens de bespreking in april 2022 kan in het midden blijven. Ook als wordt uitgegaan van wat [naam 1] daarover heeft verklaard, heeft [naam 1] toen namens Otentica in elk geval (stilzwijgend) ingestemd met de inschakeling van [eiser] op kosten van Otentica. Daartoe is van belang dat [naam 1] en Otentica hebben ingestemd met de (wijze van) herstructurering. Ook wisten [naam 1] en Otentica dat voor die herstructurering bepaalde werkzaamheden nodig waren die niet door de notaris zouden worden gedaan en dat de herstructurering. Verder waren de daarvoor benodigde werkzaamheden in het belang en ten behoeve van Otentica. De kantonrechter is daarom van oordeel dat Otentica heeft moeten begrijpen dat zij degene was ten behoeve van wie aan [eiser] een opdracht werd verleend om werkzaamheden in het kader van de herstructurering uit te voeren. Ook heeft Otentica moeten begrijpen dat de kosten die noodzakelijkerwijs ten behoeve van de herstructurering werden gemaakt, voor rekening zouden komen van Otentica (en niet van [naam 2] ). Doordat Otentica akkoord is gegaan met de inschakeling van [eiser] is tussen [eiser] en Otentica een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen. Dat hoeft volgens artikel 6:217 BW in samenhang met artikel 3:37 lid 1 BW immers niet schriftelijk en kan ook mondeling geschieden. De door Otentica in dit kader aangehaalde uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden sluit daarop aan, waarbij het hof opmerkt dat het ontbreken van afspraken op schrift wel kan leiden tot een onduidelijk begrensde taakopvatting en ruimer verwachtingspatroon. [1] In onderhavige zaak is dat laatste echter niet aan de orde.
4.7.
Daar komt het volgende bij. Onduidelijk is waaraan [naam 1] in de bespreking van april 2022 de indruk zegt te hebben gehad dat [eiser] een medewerker van het notariskantoor zou zijn. [eiser] heeft al zijn correspondentie afgesloten met zijn handelsnaam ‘ [handelsnaam] ’ met daaronder zijn zakelijke contactgegevens. Het had [naam 1] gedurende de herstructurering ook daaruit duidelijk moeten zijn dat [eiser] een professionele dienstverlener was die zelfstandig zou factureren. Otentica heeft bovendien niet gesteld en onderbouwd dat zij voor dezelfde werkzaamheden al aan de notaris heeft betaald en dat zij daarmee dubbel zou betalen. Verder staat niet ter discussie dat [eiser] de opdracht naar behoren heeft uitgevoerd conform de urenspecificatie die hij heeft overgelegd. Tijdens de werkzaamheden hebben [eiser] , [naam 1] , [naam 2] en andere aandeelhouders en financiers veelvuldig gecorrespondeerd, waarbij [naam 1] ook gegevens aan [eiser] heeft aangeleverd. Otentica heeft op geen enkel moment vraagtekens gezet bij [eiser] betrokkenheid of de kosten die daarmee logischerwijs waren gemoeid.
4.8.
Wat betreft het door [eiser] in rekening gebrachte tarief kan in het midden blijven of hij dat tarief tijdens de bespreking in april 2022 heeft genoemd. Ook als dat niet zou komen vast te staan, geldt dat, indien de hoogte van het loon niet is overeengekomen, Otentica aan [eiser] ingevolge artikel 7:405 leden 1 en 2 BW in elk geval een redelijk loon is verschuldigd. [eiser] heeft voor zijn werkzaamheden € 200,- (exclusief btw) per uur in rekening gebracht. [naam 1] heeft op zitting verklaard dat hij dat exorbitant hoog vindt, maar hij heeft verder niet onderbouwd waarom hij dat vindt en wat dan wel redelijk zou zijn. Als algemeen bekend mag worden verondersteld dat een tarief als dit in de belastingadviesbranche niet ongebruikelijk of buitensporig is, waardoor de kantonrechter het tarief van [eiser] als redelijk loon beschouwt.
4.9.
Al met al is de slotsom dat Otentica uit hoofde van haar opdrachtovereenkomst met [eiser] de openstaande factuur van € 7.139,- moet betalen. Ook is [eiser] de opeisbare wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van 22 september 2022 verschuldigd. Daarmee zal deze vordering worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
[eiser] maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Otentica betwist dat de kosten die [eiser] heeft gemaakt buitengerechtelijk zijn en voert aan dat de aanmaning die [eiser] deurwaarder heeft verstuurd valt onder de proceskosten. Deze betwisting houdt geen stand. De aanmaning is wel degelijk aan te merken als een buitengerechtelijke incassohandeling, waarvoor [eiser] recht heeft op een vergoeding conform het Besluit. Het gevorderde bedrag van € 731,95 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen, te vermeerderen met de daarover gevorderde rente vanaf de datum van de dagvaarding (30 augustus 2023).
Proceskosten
4.11.
Otentica zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
- explootkosten € 109,44
- griffierecht € 244,-
- salaris gemachtigde € 660,- (2 punten x tarief € 330,-)
Totaal € 1.013,44
4.12.
De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar zoals gevorderd.
4.13.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Otentica tot betaling aan [eiser] van € 7.139,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 22 september 2022 tot de dag van algehele betaling,
5.2.
veroordeelt Otentica tot betaling aan [eiser] van € 731,95 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 30 augustus 2023 tot de dag van algehele betaling,
5.3.
veroordeelt Otentica in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.013,44, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis,
5.4.
veroordeelt Otentica in de na dit vonnis ontstane kosten van [eiser] , begroot op € 132 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van dit vonnis als Otentica niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden,
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2024.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2021:2001, r.o. 4.2.