ECLI:NL:RBAMS:2024:1004

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
KRJ-I-2023026685
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof voor overdracht van gegevens aan het Verenigd Koninkrijk in strafrechtelijk onderzoek

Op 21 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam in een beschikking de officier van justitie verlof verleend voor het overdragen van gegevens en stukken aan de justitiële autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk. Dit verlof is verleend op basis van een vordering van de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, die op 29 januari 2024 is ingediend. De vordering betreft gegevens die zijn verzameld in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar één of meer onbekende personen, waarbij de verdenking bestaat dat deze zich schuldig hebben gemaakt aan feiten die ook onder Nederlands recht strafbaar zijn gesteld. De rechtbank heeft besloten de behandeling van de vordering met gesloten deuren te houden, omdat openbaarheid het belang van het onderzoek zou schaden. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle wettelijke eisen is voldaan en dat er geen belemmeringen zijn die de overdracht van de gegevens in de weg staan. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met internationale verdragen, waaronder het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken en de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het vereiste van onverwijlde toezending van de beschikking aan de betrokkenen niet geldt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

RHV-nummer: KRJ-I-2023026685
BESCHIKKING
op de vordering op grond van artikel 5.1.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
29 januari 2023 (
de rechtbank begrijpt: 29 januari 2024) van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam. Deze vordering strekt tot het verlenen van verlof om stukken of gegevens die zijn vergaard met toepassing van de artikelen 126na, 126ng jo. 5.1.8 Sv omschreven bevoegdheden, ter uitvoering van een verzoek om rechtshulp van 20 juli 2023, aangevuld bij verzoek van 5 oktober 2023, afkomstig van de justitiële autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, in de zaak tegen:
één of meer onbekende personen,
over te dragen aan die autoriteiten.

1.Procesgang

De rechtbank heeft op 7 februari 2024 de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, in raadkamer gehoord.
De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben uitdrukkelijk verzocht om het dossier vertrouwelijk te behandelen. De rechtbank acht aannemelijk geworden dat openbaarheid van de behandeling het belang van het onderzoek ernstig zal schaden.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, tweede lid, Sv de behandeling van de vordering met gesloten deuren bevolen. Op grond van artikel 5.1.11, vierde lid, Sv jo. artikel 23, zesde lid, Sv heeft de rechtbank tevens afgezien van het oproepen van betrokkenen.

2.Beoordeling

Het voormelde verzoek is gedaan in verband met een strafrechtelijk onderzoek tegen één of meer onbekende personen ter zake van de verdenking dat hij/zij zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan de feiten, zoals in het rechtshulpverzoek omschreven.
Het verzoek is gegrond op:
  • het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (Boedapest, 23 november 2001)
  • de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO).
Het verzoek betreft gegevens die ook gevorderd hadden kunnen worden in een Nederlands onderzoek naar dezelfde feiten op grond van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking betreft feiten die naar Nederlands recht strafbaar zijn gesteld op grond van artikel 138ab, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht als misdrijven als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
Op de feiten is in de verzoekende staat een maximum vrijheidsstraf gesteld van vijf jaar en in Nederland een maximum vrijheidsstraf gesteld van vier jaar.
De rechtbank acht aannemelijk dat het verzoek noodzakelijk is voor de procedure en in verhouding staat tot het doel daarvan.
Nu aan alle daarvoor in de wet en de toepasselijke verdragen gestelde eisen is voldaan en zich geen belemmeringen van wezenlijke aard voordoen die voortvloeien uit de toepasselijke verdragen onderscheidenlijk de wet, terwijl door de inwilliging van het rechtshulpverzoek evenmin wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van Nederlands strafprocesrecht, dient de rechtbank het gevraagde verlof te verlenen.

3.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 22, 23 , 24, 126na, 126ng, 5.1.5, 5.1.8, 5.1.10 en 5.1.11 van het Wetboek van Strafvordering;
de artikelen 25 en 31 van het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (Boedapest, 23 november 2001);
artikel 636 en 639 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds.

4.Beslissing

De rechtbank verleent verlof aan de officier van justitie bij deze rechtbank om de, ter uitvoering van het rechtshulpverzoek van 20 juli 2023, aangevuld bij rechtshulpverzoek van
5 oktober 2023 gevorderde stukken en gegevens zoals opgesomd in de vordering van de officier van justitie, over te dragen aan de verzoekende autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, te weten:
  • het proces-verbaal, opgemaakt op 9 augustus 2023 door [naam brigadier] , brigadier van politie bij de Eenheid Amsterdam, Dienst Regionale Recherche, Team Internationale Rechtshulp Amsterdam, met de daarbij gevoegde stukken;
  • de USB-stick bevattende zogenaamde snapshot data (en de daarbij behorende beveiligingscode).
De rechtbank bepaalt op grond van artikel 24, vijfde lid, Sv dat het vereiste van onverwijlde toezending van deze beschikking aan de betrokkenen niet geldt.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken in raadkamer van deze rechtbank op 21 februari 2024.