Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.Samenvatting
2.De procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 januari 2023 en de daarin genoemde stukken,
3.De feiten
Shareholders’ Agreement(SHA) gesloten, waarbij ook CDS Topco partij was.
“(…) as we now own direct from Cayman, we would also have a 15% withholding. We had always planned to introduce a new holding company and were on the way to doing this but did not expect a dividend quite so early. If it’s ok I will look into putting this in place in the next few days but will also check the requirements on withholding (to see if it is required)”. Enkele dagen later heeft Providence Cayman daaraan toegevoegd:
“We always intended to put in place a Lux entity to hold our interest in CDS Topco and if the timing works we will try and do that now (…). If we do this then there should not be any withholding tax on the dividend payment to Luxco”.
Termination Agreementgesloten. In deze beëindigingsovereenkomst wordt Providence Luxco aangeduid als Providence en CDS Topco als
the Company. Daarin is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
4.Het geschil
Termination Agreementniet in de weg staat aan het verhaalsrecht van Canal+ op Providence Cayman ter zake van de door Canal+ aan de Belastingdienst betaalde dividendbelasting in verband met door CDS Topco aan Providence Luxco gedane dividenduitkeringen, althans, dat een beroep door Providence Cayman op de
Termination Agreement, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Termination Agreementvordert Canal+ de onder C gevorderde verklaring voor recht.
Termination Agreement. Volgens Providence Cayman staat deze bepaling aan alle vorderingen van Canal+ in de weg.
Termination Agreementgeen afstand van recht inhoudt in de zin van artikel 6:160 BW. De dividenduitkering en de (naheffing) dividendbelasting vallen namelijk niet onder de reikwijdte van artikel 2.2 van de
Termination Agreement. Dat volgt onder andere uit artikel 2.4 van de
Termination Agreement, waarin de afstand van rechten op dividend apart is geregeld. Ook uit artikel 2.3 van de
Termination Agreementvolgt dat de reikwijdte van artikel 2.2 beperkt is, omdat daarin staat dat diverse bepalingen uit de SHA de
Termination Agreementoverleven, waaronder artikel 17 over kosten. Daaronder vallen volgens Canal+ ook belastingschulden. Op het moment van het sluiten van de
Termination Agreementwas bovendien nog niet bekend dat de Belastingdienst onderzoek zou gaan doen, laat staan dat een naheffingsaanslag zou volgen, zodat Canal+ geen afstand kan hebben gedaan van haar vorderingen die voortvloeien uit die naheffingsaanslag. Sterker nog, het was op dat moment niet voorzienbaar dat de gehanteerde structuur met een Luxemburgse houdstermaatschappij misbruik van recht zou opleveren. Het feit dat de Belastingdienst uiteindelijk de naheffingsaanslagen heeft opgelegd, vloeit in belangrijke mate voort uit het handelen van Providence Cayman en Luxco ná de
Termination Agreement, te weten de inkoop van eigen aandelen en de ontbinding (zie 3.8). Die omstandigheden zijn bovendien geheel aan Providence Luxco te wijten en konden ten tijde van het sluiten van de
Termination Agreementnog niet bekend zijn bij Canal+. Ten slotte was er geen enkele business rationale voor Canal+ om afstand te doen van haar verhaalsrecht op Providence Cayman, aldus steeds Canal+.
Termination Agreementalleen ziet op bekende en bestaande vorderingen en niet op onbekende fiscale risico’s. Ten derde doet Canal+ een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW: als de kwijtingsbepaling wel zo ver strekt als Providence Cayman betoogt, is het beroep daarop volgens Canal+ naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Ook bij deze twee verweren verwijst Canal+ naar de onder 5.3 genoemde omstandigheden.
Termination Agreementmoet de rechtbank het zogeheten Haviltex-criterium toepassen. Dat houdt in dat het niet alleen maar gaat om een zuiver taalkundige uitleg van de bepaling, maar dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Termination Agreementhebben onderhandeld. Ook uit de stellingen van Canal+ volgt dat ten tijde van de
TerminationAgreement niet is gesproken over vorderingen en schulden in verband met mogelijk nageheven belasting. Die omstandigheden maken dat de rechtbank moet uitgaan van de tekst van de overeenkomst. De strekking van artikel 2.2 is volgens de tekst heel ruim, want de finale kwijting ziet op
“all rights and obligations under or in connection with the SHA”. Die zinsnede is vrijwel gelijk aan de zinsnede in het forumkeuzebeding van artikel 24.2 van de SHA. In het vonnis in het incident heeft de rechtbank al geoordeeld dat de vorderingen onder A, B en D vorderingen zijn
“in connection with this Agreement”, in de zin van artikel 24.2 van de SHA. De rechtbank is ook in de hoofdzaak van oordeel dat de vorderingen op grond van de tekst van artikel 2.2 van de
Termination Agreementonder de reikwijdte daarvan vallen. De omstandigheid dat in artikel 2.4 van de
Termination Agreementnog een specifieke bepaling is opgenomen met betrekking tot mogelijk achterstallig dividend maakt dat niet anders. Providence Cayman heeft toegelicht dat Astorg, die na de uittreding van Providence Luxco als enig aandeelhouder in CDS Topco overbleef, die bepaling voor de zekerheid opgenomen wilde hebben. Canal+ heeft daar onvoldoende tegenover gesteld.
“fees and costs”doet aan het voorgaande niet af. Providence Cayman heeft aangevoerd dat dit een standaard (
“boilerplate”) bepaling is, die niet ziet op belastingen. Canal+ heeft onvoldoende toegelicht dat dit een inhoudelijke bepaling is en dat partijen hebben bedoeld daarmee ook afspraken te maken over verschuldigde belastingen. De omstandigheid dat in artikel 2.3 van de
Termination Agreementis bepaald dat artikel 17 van de SHA in stand blijft, doet dus niet af aan het beroep van Providence Cayman op de kwijtingsbepaling van artikel 2.4 van de
Termination Agreement.
Termination Agreementnog niet bekend waren met het onderzoek van de Belastingdienst of de naheffingsaanslagen, betekent niet dat de kwijtingsbepaling niet op de naheffing kan zien. Artikel 2.2 van de
Termination Agreementmaakt immers geen onderscheid tussen bekende of onbekende aanspraken, maar ziet op
“all rights and obligations”. Omdat Canal+ en Providence Cayman professionele partijen zijn, is er geen aanleiding om die bepaling beperkter op te vatten en daar alleen bekende rechten en verplichtingen onder te laten vallen. Dat er voor Canal+ geen business rationale bestond om kwijting te verlenen van bekende én onbekende vorderingen, valt ook niet in te zien, omdat zij er dankzij deze bepaling ook zelf op kon vertrouwen dat zij niet op een later moment zou worden geconfronteerd met een tot dan toe onbekende vordering.
Termination Agreementover en weer afstand gedaan van alle mogelijke aanspraken die samenhingen met de SHA. De
Termination Agreementbevat dus bepalingen ter voorkoming van onzekerheid en is daarmee een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 lid 1 BW. Of daarnaast (ook) sprake is van afstand van recht in de zin van artikel 6:160 BW en de op de mondelinge behandeling genoemde jurisprudentie is dan niet meer van belang.
substancehad. Canal+ heeft echter geen navraag gedaan over de wijze waarop Providence Luxco aan dat vereiste zou voldoen. Providence Cayman en Luxco hebben daarover ook geen uitlatingen gedaan waarop Canal+ heeft vertrouwd. De e-mails van Providence Cayman uit februari 2015 zijn slechts algemene aankondigingen dat Providence Cayman ‘een Luxco’ wil inzetten. Pas na het arrest T Danmark is duidelijk geworden dat deze constructie misbruik van recht opleverde. De rechtbank Zeeland-West Brabant heeft immers geoordeeld dat het standpunt dat ter zake van de dividenduitkeringen aan Providence Luxco geen dividendbelasting hoefde te worden ingehouden en afgedragen tot dat arrest een pleitbaar standpunt was. Al deze omstandigheden zijn dan ook onvoldoende om te oordelen dat het beroep van Providence Cayman op de kwijtingsbepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
substancehad, om aan te nemen dat Providence Luxco de uiteindelijk gerechtigde is. Deze aanname lijkt echter te zijn ingehaald door het arrest T Danmark. Canal+ heeft niets gesteld waaruit blijkt dat Providence Luxco daadwerkelijk de uiteindelijk gerechtigde was. Zolang dat niet vast staat, bestaat er ook geen verplichting voor Providence Cayman om de gevraagde verklaring af te geven. De enkele omstandigheid dat een dergelijke verklaring ertoe zou kunnen leiden dat de Belastingdienst niet bij Canal+, maar bij Providence Cayman zou naheffen is onvoldoende om een dergelijke verplichting aan te nemen. De weigering om die verklaring af te geven maakt dan ook niet dat het beroep van Providence Cayman op de kwijtingsbepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Termination Agreementheeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt Canal+ daarin niet. Het zwaartepunt van het handelen dat heeft geleid tot de conclusie dat Providence Cayman met het tussenschuiven van Providence Luxco misbruik van recht heeft gemaakt, is gelegen in het tussenschuiven in 2015. Net als de rechtbank Zeeland-West Brabant leidt de rechtbank dat af uit de omstandigheid dat de eerste dividenduitkering in 2015 de directe aanleiding is geweest om Providence Luxco op te richten en de aandelen in CDS Topco te laten houden, terwijl het uiteindelijke belang niet wijzigde en niet is gebleken dat er ten tijde van de verhanging een ander dan een fiscaal motief was voor de verhanging. Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de afwikkeling van Providence Luxco na de
Termination Agreementgeen zelfstandige onrechtmatige daad jegens Canal+ oplevert.