ECLI:NL:RBAMS:2023:939

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
13/155671-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een kickboksleraar in een zedenzaken wegens onvoldoende bewijs van verkrachting van een minderjarige pupil

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige kickboksleraar, die werd beschuldigd van de verkrachting van zijn 13-jarige pupil in november 2018. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van het slachtoffer, die op 25 juli 2019 aangifte deed van verkrachting. Het slachtoffer verklaarde dat de verdachte haar op de bewuste dag in de sportschool had misbruikt, maar de rechtbank oordeelde dat haar verklaring niet voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd, en ook de verdediging pleitte voor vrijspraak vanwege een gebrek aan bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen, en dat er geen ander bewijs was dat de beschuldigingen ondersteunde. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.155671.21 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/155671-21
Datum uitspraak: 22 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.E. Kötter, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij] en de toelichting daarop die door mr. B.C.M. Sprenger is gegeven. [benadeelde partij] heeft het spreekrecht uitgeoefend en namens haar heeft mr. B.C.M. Sprenger zich uitgelaten over het bewijs.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 11 november 2018 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
primair
de verkrachting van zijn minderjarige pupil [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] );
subsidiair
het plegen van ontuchtige handelingen met [benadeelde partij] , terwijl zij tussen de 12 en 16 jaar oud was.
De tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd. Zij twijfelt niet aan de verklaring van [benadeelde partij] , maar vindt dat er voor een bewezenverklaring onvoldoende steunbewijs is.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit vanwege een gebrek aan bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Aangifte en verklaring [benadeelde partij]
De moeder van [benadeelde partij] heeft op 25 juli 2019 aangifte gedaan van verkrachting op 11 november 2018 van haar toen dertienjarige dochter [benadeelde partij] door verdachte, de kickboksleraar van [benadeelde partij] . Op 12 juli 2019 heeft [benadeelde partij] bij de politie een verklaring afgelegd. Zij verklaarde (samengevat) dat zij op de bewuste dag in de sportschool van verdachte aan het trainen was. Hij had haar daarvoor thuis opgehaald en zou haar ook weer naar huis brengen, dat deden ze wel vaker op zondag. Na de training werd er nog wat gepraat en nadat de laatste persoon wegging deed verdachte de deur op slot. Verdachte gaf aan dat hij even met haar wilde praten. Hij stelde voor om boven te gaan zitten, omdat hij zich beneden bekeken voelde. Beneden zijn namelijk twee grote open ramen en voorbijgangers kunnen daardoor naar binnen kijken. Boven in het halletje staan een bank en een stoel. Verdachte ging op de bank zitten en [benadeelde partij] ging tegenover hem op de stoel zitten. Hij vroeg haar waarom zij zo ver weg ging zitten. Hij wilde gewoon even met haar praten. Daarna zette verdachte zijn hand op haar borst en vroeg of een jongen haar ooit zo had aangeraakt. Toen vroeg verdachte of ze naar huis wou, en ze zei ja. Verdachte bleef maar zeggen dat zij mooi was, mooie ogen had en mooie volle lippen. Hij vroeg haar om te gaan staan met haar handen tegen de muur. Zij moest haar rug hol houden. Verdachte ging achter haar staan, met zijn piemel tegen haar bil en maakte op en neer gaande bewegingen. [benadeelde partij] zei weer dat ze naar huis wilde. Verdachte zei dat hij verder wilde gaan. Hij zei tegen haar dat hij tot tien zou tellen en als zij hem dan een knuffel zou geven, dat zij dan ook wilde dat hij verder zou gaan. Verdachte deed zijn ogen dicht en begon tot tien te tellen. Op het moment dat hij bij acht was, begon hij heel verdrietig te tellen. Toen hij bij tien was, zei hij “dus je houdt niet van mij”. Hij zei “kom we gaan”. Hij ging eerst water drinken. Toen kwam hij terug en vroeg of zij met haar knieën op de bank wilde gaan zitten. Hij zei “dat is het laatste wat ik van je vraag en dan gaan wij”. Hij vroeg of hij een foto van haar mocht maken. [benadeelde partij] wilde dat niet. Ze zei “nee” en kreeg tranen in haar ogen. Verdachte zei dat zij haar tranen moest wegvegen. Dat heeft zij op de wc gedaan. Daarna vroeg zij aan hem of ze weggingen. Hij zei toen weer dat ze mooi was en dat hij dat al vanaf het begin voelde, maar niet wist wat hij moest doen. Hij liet haar vervolgens op haar knieën zitten met haar ogen dicht en haar mond open. [benadeelde partij] wilde dit niet en bleef “nee” zeggen. Verdachte werd bozer en zei tegen haar “je houdt dus niet van mij, daarna gaan wij weg, doe het één keer”. Uiteindelijk heeft zij haar mond open gedaan. Verdachte deed zijn broek open, stopte zijn piemel in haar mond en bewoog deze heen en weer in haar mond. Nadat hij was klaargekomen moest ze het sperma in de wc uitspugen. Daarna zijn zij weggegaan. Verdachte vroeg haar wat zij tegen haar moeder ging zeggen. [benadeelde partij] haalde haar schouders op. Verdachte zei “ja, je moet toch wel iets zeggen
.” Hij zei “weet je wat, we gaan naar de McDonalds en dan halen wij wat te eten en dan zeg je tegen je moeder, dat wij daar hebben gegeten.” Daarna heeft hij haar thuis afgezet.
Verklaring verdachte
Verdachte is door de politie gehoord. Hij heeft de beschuldiging ontkend, ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Hij heeft verklaard dat [benadeelde partij] hem eerder al liet weten dat zij hem wat wilde vertellen. Na de training is hij op de bewuste dag met [benadeelde partij] boven in het loungegedeelte gaan zitten. [benadeelde partij] begon toen gelijk te huilen, leunde tegen hem aan en legde haar hoofd op zijn schouder. Zij vertelde over wat er zich thuis had afgespeeld, dat haar moeder was geslagen door haar stiefvader. Ze gaf aan dat zij niet naar huis wilde. Verdachte heeft haar getroost door haar te omhelzen en een aai over haar hoofd te geven. Daarna zijn ze naar McDonalds gegaan, waarna verdachte haar thuis heeft afgezet.
Beoordeling rechtbank
Anders dan de raadsman, ziet de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde partij] te twijfelen. Zij heeft consistent en gedetailleerd verklaard. Dat zij eerst aan haar moeder (op een briefje) een deel van het misbruik heeft beschreven en pas later aan haar moeder heeft verteld (via een tekst in een notitieboekje) over onder meer de orale penetratie, maakt haar verklaring niet onbetrouwbaar. Ook het feit dat zij eerst niet wilde dat de politie haar notitieboekje zou inzien, waarin zij haar verhaal zou hebben opgeschreven, en dat zij later heeft verklaard dat zij het boekje heeft weggegooid, doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring.
In zedenzaken als deze is vaak sprake van één-op-één-verklaringen; het is het woord van het (vermeende) slachtoffer tegen dat van de verdachte. Zo ook in deze zaak. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter echter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de rechtbank alleen tot een bewezenverklaring kan komen indien de verklaring van [benadeelde partij] voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Er is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steunbewijs voor de aan verdachte verweten gedraging.
Verdachte heeft weliswaar bevestigd dat hij op 11 november 2018 alleen met [benadeelde partij] boven in de sportschool was, met – volgens hem zoals na de training gebruikelijk - de deur op slot, maar deze gang van zaken past ook in de lezing van verdachte dat hij en [benadeelde partij] na sluitingstijd nog op de sportschool waren, omdat [benadeelde partij] hem iets wilde vertellen. In zijn verklaring kan daarom onvoldoende steun worden gevonden voor het door [benadeelde partij] gestelde misbruik.
Moeder heeft verklaard dat [benadeelde partij] zich terugtrok op haar kamer en niet wilde eten, nadat zij die bewuste avond thuiskwam van de sportschool. De volgende dag is moeder naar school gegaan na een bericht van haar andere dochter, dat [benadeelde partij] op school aan het huilen was. [benadeelde partij] wilde niet met moeder praten en de dag erna deed [benadeelde partij] nog steeds afstandelijk. Op de dag daarna, 13 november 2018, heeft [benadeelde partij] haar vervolgens het (eerste) briefje laten lezen, waarin zij over een deel van het misbruik heeft geschreven. Uit chatberichten tussen moeder en verdachte komt echter naar voren dat [benadeelde partij] zich al geruime tijd afsloot voor haar moeder, ook vóór 11 november 2018. Het dossier bevat bijvoorbeeld chatberichten van 4 november 2018, waarin moeder tegen verdachte zegt dat zij zich zorgen maakt om [benadeelde partij] , maar dat ze weigert te praten. Uit de verklaring van [benadeelde partij] volgt verder ook dat zij op 11 november 2018 ruzie met haar moeder had en huisarrest had. Dit lijkt ook te worden bevestigd door de zus van [benadeelde partij] . Zij heeft namelijk verklaard dat zij er niet zoveel achter zocht toen zij [benadeelde partij] op school zag huilen. Klaarblijkelijk was dit geen nieuw gedrag in de ogen van de zus. De door moeder waargenomen gemoedstoestand kan daarmee niet worden aangemerkt als steunbewijs.
[naam vriendin] , een vriendin van [benadeelde partij] , heeft verklaard dat [benadeelde partij] heel erg overstuur is geweest en heeft gehuild in de douche. Dit betreft echter niet haar eigen waarneming. Zij heeft dit later van [benadeelde partij] gehoord en om die reden kan haar verklaring evenmin als steunbewijs dienen.
Moeder heeft daarnaast, in 2021, verklaard over een gedragsverandering bij [benadeelde partij] . [benadeelde partij] zou niet meer de persoon zijn die zij vóór 11 november 2018 was. Ze zou vanaf 11 november 2018 niet goed meer in haar vel zitten. Daarnaast zou sprake zijn van stemmingswisselingen en zou [benadeelde partij] vaak
downzijn. Echter, uit de hiervoor genoemde chatberichten tussen moeder en verdachte in de maanden vóór 11 november 2018 blijkt dat moeder het gedrag van [benadeelde partij] destijds ook al (zeer) zorgelijk vond. In die chatberichten is te lezen dat moeder zich geen raad meer weet met [benadeelde partij] . Dat zij dacht dat [benadeelde partij] mogelijk depressief was of borderline had. Zij had ook al om een intakegesprek gevraagd bij de Viersprong, een GGZ-instelling gespecialiseerd in persoonlijkheids- en gedragsproblematiek. Deze zou op 4 december 2018 plaatsvinden. Van een duidelijke gedragsverandering na 11 november 2018 lijkt dus geen sprake. Mocht daarvan al sprake zijn, is – gelet op het voorgaande – niet vast te stellen dat deze is veroorzaakt door het gestelde misbruik op 11 november 2018. Ook de (mogelijk) waargenomen gedragsverandering, kan dus niet als steunbewijs dienen.
Dit geldt tot slot ook voor de verklaringen van twee andere pupillen van de sportschool, [naam 1] en [naam 2] , dat er bij hen ook iets zou zijn voorgevallen in de omgang met verdachte. Deze verklaringen hebben geen betrekking op wat er op 11 november 2018 is gebeurd tussen [benadeelde partij] en verdachte. Hun verklaringen zouden echter mogelijk als schakelbewijs en daarmee als steunbewijs kunnen dienen. De gedragingen waarover [naam 1] heeft verklaard, zijn echter beduidend anders dan de gedragingen die verdachte in deze zaak worden verweten. [naam 2] heeft slechts verklaard dat er iets is gebeurd en daarmee is haar verklaring te weinig concreet.
Zonder voldoende steunbewijs, is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Dat betekent dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken.

4.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet zal worden toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte,
[verdachte]daarvan vrij.
Verklaart [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. E. Akkermans en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 februari 2023.