ECLI:NL:RBAMS:2023:933

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
C/13/706490 / FA RK 21-5342
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en zorgregeling tussen ouders met minderjarige kinderen, advies bijzondere curator en Raad voor de Kinderbescherming

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 20 februari 2023, is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Partijen, gehuwd op 5 juli 2010, hebben samen twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding toegewezen. De procedure omvatte ook verzoeken omtrent de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarigen, waarbij de vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats bij haar te vestigen, terwijl de man een co-ouderschap voorstelde. De bijzondere curator heeft grote zorgen geuit over de emotionele ontwikkeling van de kinderen en adviseert diagnostisch onderzoek. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beslissing over de zorgregeling aan te houden voor zes maanden, in afwachting van het traject bij Praktijk Eigenwijzer. De rechtbank heeft de beslissing over de definitieve zorgregeling en kinderbijdrage aangehouden en partijen verzocht om de kosten van de kinderen voorlopig te verdelen. De rechtbank heeft ook een nieuwe mondelinge behandeling gepland voor de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en verdeling van eenvoudige gemeenschappen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummers: C/13/706490 / FA RK 21-5342 (echtscheiding)
C/13/722754 / FA RK 22-5716 (verrekening/verdeling)
C/13/722251 / FA RK 22-5425 (voorlopige voorzieningen)
Beschikking d.d. 20 februari 2023 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man/de vader,
advocaat mr. J.W.J. Hijnen, gevestigd te Beverwijk,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw/de moeder
advocaat mr. W.J.P. Kweens, gevestigd te Nijmegen.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarigen,
hierna te noemen de bijzondere curator.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: De Raad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 25 augustus 2021;
- het verweerschrift, tevens zelfstandige verzoeken van de vrouw;
- het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken, tevens wijziging en aanvulling initiële verzoeken van de man;
- het verweerschrift op de gewijzigde en aangevulde verzoeken, tevens wijziging en aanvulling initiële verzoeken van de vrouw;
- het rapport van de bijzondere curator d.d. 8 januari 2023;
- het F9-formulier d.d. 13 januari 2023 van de man met producties;
- het F9-formulier d.d. 14 januari 2023 van de vrouw met producties en wijziging verzoeken;
- het F9-formulier d.d. 17 januari 2023 van de man met producties;
- het F9-formulier d.d. 19 januari 2023 van de vrouw met een reactie op het verslag van de bijzondere curator alsmede een aanvullend verzoek en producties;
- het F9-formulier d.d. 23 januari 2023 van de man met productie.
1.2.
Vanwege de onderlinge samenhang wordt eveneens de aangehouden procedure voorlopige voorzieningen met zaaknummer: C/13/722251 FA RK 22-5425 behandeld.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 januari 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen bijgestaan door hun advocaten, de bijzondere curator en namens De Raad, mevrouw F. Huizinga.
Door partijen zijn pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 5 juli 2010 te Amsterdam. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats] en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats] .
2.3.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van 13 januari 2022
  • zijn de minderjarigen aan de vrouw toevertrouwd;
  • is het uitsluitend gebruiksrecht van de echtelijke woning aan de vrouw toegekend;
  • is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, hierna: zorgregeling, vastgesteld inhoudende dat de minderjarigen de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw verblijven, met als wisselmoment de vrijdagmiddag uit school;
  • en is een door de man te betalen kinderbijdrage van € 85,-- in totaal per maand vastgesteld.
2.4.
Bij beschikking wijziging voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van 20 oktober 2022
  • is voornoemde bijzondere curator, zowel in de procedure voorlopige voorzieningen als in de echtscheidingsprocedure benoemd over de minderjarigen met het verzoek advies uit te brengen;
  • is de Raad verzocht om advies uit te brengen en de door de rechtbank geformuleerde vragen te beantwoorden;
  • is de zorgregeling gewijzigd in die zin dat met ingang van de datum van de beschikking [minderjarige 2] bij de man zal verblijven van dinsdag uit school tot 19:00 uur, de man op woensdagavond zal gaan kijken bij de voetbaltraining van [minderjarige 1] en de beide minderjarigen op zaterdagmiddag van 14:00 tot 19:00 uur bij de man verblijven;
  • is iedere verdere beslissing aangehouden en is de procedure voorlopige voorzieningen gevoegd bij de bodemprocedure echtscheiding.

3.De beoordeling

3.1.
Scheiding
3.1.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.1.2.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
Door partijen is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. Nu partijen voldoende hebben gemotiveerd dat het voor hen op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zijn partijen ontvankelijk in hun verzoek tot echtscheiding.
3.1.3.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
3.2.
Hoofdverblijf en zorgregeling minderjarigen
3.2.1.
Tussen partijen is het hoofdverblijf en de zorgregeling van de minderjarigen in geschil.
3.2.2.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de beide minderjarigen bij haar zal zijn. De man wenst dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de vrouw zal zijn en van [minderjarige 2] bij hem zal zijn, conform de huidige inschrijving van de minderjarigen.
Voorts wenst de man dat er wordt toegewerkt naar een co-ouderschap en wenst de vrouw dat de huidige zorgregeling doorgang vindt totdat er nader onderzoek is verricht waar het gedrag van de minderjarigen vandaan komt, pas dan kan gekeken worden naar eventuele uitbreiding van de zorgregeling.
3.2.3.
Beide ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling laten weten zich zorgen te maken over de minderjarigen. De man laat weten dat de minderjarigen, met name [minderjarige 2] , vreemd gedrag vertonen en beide minderjarigen hem niet lijken te accepteren als hun ouder. Daarbij komt dat [minderjarige 1] sinds kort niet meer naar hem toe wil gaan.
Voor de vrouw is het belangrijk dat de minderjarigen veilig zijn. Zij wil het contact met hun vader niet in de weg staan, maar zij blijft signalen van de minderjarigen krijgen waaruit blijkt dat zij angstig zijn en dat er incidenten plaatsvinden wanneer zij bij hun vader zijn.
Advies bijzondere curator
3.2.4.
Uit het advies van de bijzondere curator blijkt in het kort, onder meer het volgende.
De bijzondere curator heeft grote zorgen ten aanzien van de emotionele ontwikkeling van de minderjarigen. [minderjarige 1] lijkt erg afhankelijk van haar moeder te zijn en [minderjarige 2] is gediagnosticeerd met ADHD, maar er wordt getwijfeld aan deze diagnose, er zou ook een autisme spectrum stoornis (ASS) kunnen spelen. [minderjarige 2] komt ongelukkig over en de bijzondere curator vraagt zich af of hij zich wel kan verplaatsen in de gevoelens van anderen. [minderjarige 2] beschadigd zichzelf om zijn emotionele pijn niet te voelen.
De bijzondere curator ziet verder beïnvloeding in de loyaliteit van de minderjarigen, met name door de moeder, dat waarschijnlijk onbewust wordt veroorzaakt door haar eigen trauma; moeder had een onveilige jeugd.
Ten aanzien van het eerder genoemde mogelijk mishandelend gedrag door de vader merkt de bijzondere curator op dat er incidenten zijn voorgevallen bij vader waar de kinderen bang van zijn geworden, maar dat deze niet concreet worden, zodat zij de ernst en frequentie daarvan niet kan vaststellen. Tot slot merkt zij op dat er signalen zijn van ouderonthechting, bij [minderjarige 1] ernstiger dan bij [minderjarige 2] .
3.2.5.
De bijzondere curator adviseert dat er eerst diagnostiek plaatsvindt ten aanzien van de minderjarigen en dat vervolgens gekeken wordt wat nodig is aan begeleiding van de minderjarigen en de ouders om de zorgregeling weer uit te kunnen breiden.
De bijzonder curator acht in beginsel een gezwinde opbouw naar een co-ouderschap, in de vorm van parallel ouderschap, in het belang van de minderjarigen.
De diagnostiek en aansluitende begeleiding van de ouders en de minderjarigen kan plaatsvinden bij Praktijk Eigenwijzer te Alkmaar. De ouders hebben al met deze hulpverlening ingestemd.
Tot slot heeft de bijzondere curator, in het belang van de minderjarigen, nog geadviseerd dat de financiële afwikkeling tussen de ouders op korte termijn en op een rechtvaardige manier plaatsvindt.
3.2.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen inmiddels de intake bij Praktijk Eigenwijzer te Alkmaar hebben gehad en dat dit hulpverleningstraject van start zal gaan.
Advies Raad
3.2.7.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling aan te houden voor duur van een half jaar. Het traject bij Eigenwijzer moet eerst van start, aldus de Raad.
3.2.8.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen laten weten hier ook mee in te stemmen.
3.2.9.
De rechtbank zal de beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf en de definitieve zorgregeling aanhouden voor de duur van zes maanden, in afwachting van het door partijen en de minderjarigen te volgen traject bij praktijk Eigenwijzer te Alkmaar, onder regie van hoofdbehandelaar mevrouw [naam] .
De Raad en de bijzondere curator blijven voorlopig, op de achtergrond, op de hoogte.
De huidige inschrijving van de minderjarigen, te weten dat [minderjarige 1] bij de vrouw staat ingeschreven en [minderjarige 2] bij de man, blijft voorlopig in stand, in afwachting van de definitieve beslissing. Ook de huidige voorlopige zorgregeling blijft in stand maar kan, onder regie van mevrouw [naam] van praktijk Eigenwijzer, worden uitgebreid als dit in het belang van de kinderen wordt geacht.
De rechtbank zal aldus beslissen.
3.3.
Onderhoudsbijdrage
3.3.1.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) vast te stellen van € 207,40 per kind, per maand. De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.3.2.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling op dit punt overeenstemming bereikt over een voorlopige regeling in afwachting van de definitieve beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling voor de minderjarigen.
Zij zijn overeengekomen, dat zij een nieuwe en/of rekening zullen openen die zal dienen als kinderrekening, waar de verblijfsoverstijgende kosten van de minderjarigen van zullen worden voldaan. Voorts draagt ieder de eigen verblijfskosten van de minderjarigen wanneer zij bij hem/haar zijn.
Ieder van de ouders stort, met ingang van januari 2023, hierop een bedrag van € 216,-- per maand en de man stort hierop het door hem te ontvangen kindgebonden budget voor [minderjarige 2] . Partijen zullen er tevens zorg voor dragen dat de door hen te ontvangen kinderbijslag op deze rekening wordt bijgeschreven.
Daarnaast is afgesproken dat de man de door hem te ontvangen inkomensafhankelijke combinatiekorting voor [minderjarige 2] in maandelijkse termijnen rechtstreeks aan de vrouw voldoet, zodat zij hiermee (deels) kan voorzien in de feitelijke verblijfskosten van de minderjarigen, nu de minderjarigen momenteel (nog) meer bij de vrouw verblijven.
De rechtbank zal genoemde afspraak vastleggen en de definitieve beslissing ten aanzien van de kinderbijdrage aanhouden.
3.4.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en verdeling eenvoudige gemeenschappen
3.4.1.
Beide partijen hebben verzocht hun huwelijkse voorwaarden af te wikkelen alsmede de ontstane eenvoudige gemeenschappen te verdelen op de door ieder van hen voorgestelde wijze.
3.4.2.
De rechtbank stelt vast dat partijen zijn gehuwd met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. Voorts zijn zij overeengekomen hun inkomen jaarlijks te verrekenen en wanneer dit niet uitgevoerd is, dat dit bij einde van hun huwelijk zal dienen te geschieden.
3.4.3.
Partijen zijn tijdens en na de mondelinge behandeling in overleg gegaan over een minnelijke regeling ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen. De advocaten van partijen hebben de rechtbank vervolgens bericht dat dit overleg niet tot een regeling heeft geleid. De rechtbank heeft op de mondelinge behandeling reeds met de advocaten van partijen afgesproken dat in dat geval een nieuwe mondelinge behandeling gepland zal worden waarbij de advocaten van partijen nog de gelegenheid krijgen de standpunten ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen nader toe te lichten. Deze mondelinge behandeling zal gehouden worden op 16 mei 2023 van 11.30 tot 12.30 uur. De rechtbank zal geen nieuwe processtukken toestaan voorafgaand aan deze mondelinge behandeling. Alleen een enkele overzichtelijke productie zal worden geaccepteerd als deze uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling wordt toegezonden aan de rechtbank en de wederpartij. Tijdens de mondelinge behandeling krijgen beide advocaten 25 minuten spreektijd en vervolgens nog 5 minuten de tijd om op elkaar te reageren. De advocaten dienen daarmee bij het opstellen van een pleitnota rekening te houden. De advocaten worden tot slot verzocht in de pleitnota hun verzoeken ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen (zoals opgenomen in de processtukken) nog een keer overzichtelijk voor de rechtbank op een rijtje te zetten.
3.5.
Voortzetting procedure voorlopige voorzieningen
3.5.1.
Gelet op voornoemde beslissingen in de bodemzaak is er geen belang meer bij een beslissing op verzoeken in de procedure voorlopige voorzieningen. De verzoeken zullen voor het overige worden afgewezen. Ten aanzien van de zorgregeling zal verder in de bodemprocedure worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank:
In de procedure met zaak- en rekestnummer: C/13/706490 / FA RK 21-5342 (echtscheiding):
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Amsterdam op 5 juli 2010;
4.2.
houdt de beslissing over de definitieve zorgregeling, de hoofdverblijfplaats, alsmede de definitieve kinderbijdrage, aan tot
10 juli 2023 PRO FORMA, in afwachting van het door partijen en de minderjarigen te volgen traject bij praktijk Eigenwijzer te Alkmaar, onder regie van mevrouw [naam] .
Uiterlijk twee weken voor die datum dienen partijen de rechtbank te informeren over de stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure, waarna de rechtbank partijen nader zal informeren. Inhoudelijke correspondentie aan de rechtbank dient tevens naar de Raad en de bijzondere curator te worden verzonden;
4.3.
bepaalt, dat partijen de kosten van de minderjarigen, in afwachting van de definitieve beslissing ten aanzien van de zorgregeling, het hoofdverblijf en de kinderbijdrage, voorlopig als volgt verdelen: Partijen zullen een nieuwe en/of rekening openen die zal dienen als kinderrekening, waar partijen de verblijfsoverstijgende kosten van de minderjarigen van zullen voldoen. Partijen zullen met ingang van januari 2023 ieder hierop een bedrag van € 216,-- per maand storten en de man stort hierop het door hem te ontvangen kindgebonden budget voor [minderjarige 2] ; tot slot zullen partijen er zorg voor dragen dat de door hen te ontvangen kinderbijslag op deze rekening wordt bijgeschreven. De man zal daarnaast de door hem te ontvangen inkomensafhankelijke combinatiekorting voor [minderjarige 2] in maandelijkse termijnen rechtstreeks aan de vrouw voldoen;
4.4.
verklaart de beslissing met betrekking tot de tijdelijke verdeling van de kosten van de minderjarigen uitvoerbaar bij voorraad;
In de procedure met zaak- en rekestnummer: C/13/722754 / FA RK 22-5716 (verrekening/verdeling)
4.5.
houdt de beslissing ten aanzien van de verrekening en verdeling aan tot de mondelinge behandeling op
16 mei 2023 om 11:30 uur met verwijzing naar de instructies onder 3.4.3;
In de procedure met zaak- en rekestnummer: C/13/722251 / FA RK 22-5425 (voorlopige voorzieningen)
4.6.
wijst de resterende verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.C.M. Oude Hengel, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.W.K. Bosman op 20 februari 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.