ECLI:NL:RBAMS:2023:8930

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
13/219493-21 (beschikking)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking na gevangenisstraf voor poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2023 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking voor een veroordeelde die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor poging tot doodslag. De vordering tot tenuitvoerlegging werd ingediend door het Openbaar Ministerie op 30 oktober 2023, en de rechtbank heeft deze vordering behandeld op een openbare zitting. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat de vordering niet tijdig was ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de termijn niet fataal was. De rechtbank heeft de noodzaak van intensief toezicht en begeleiding van de veroordeelde benadrukt, gezien het verhoogde risico op gewelddadig gedrag en de aanwezigheid van ernstige psychopathologie. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, en meewerken aan schuldhulpverlening. De rechtbank heeft ook bepaald dat vervangende hechtenis kan worden toegepast voor elke keer dat de veroordeelde niet aan de voorwaarden voldoet.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
Parketnummer: 13/219493-21
Uitspraakdatum: 1 november 2023
beslissing van de meervoudige strafkamer op de vordering op grond van artikel art. 6:6:23a Sv, 6:6:23b Sv, 38w en 38z Sr; van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in [plaats detentie] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

De meervoudige strafkamer (rechtbank Amsterdam) heeft bij vonnis van 2 juni 2022 de veroordeelde een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht opgelegd en een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van bovengenoemde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel van 23 mei 2023 op 30 oktober 2023 bij de griffie van deze rechtbank ingediend. Deze vordering is op 30 oktober 2023 aan de veroordeelde betekend.

Procedure

De rechtbank heeft de vordering op 1 november 2023 op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de veroordeelde, de advocaat, mr. J.T.H.M. Mühren, de getuige-deskundige [reclasseringswerker] (reclasseringswerker) en de officier van justitie op zitting gehoord.

Vordering

De vordering strekt ertoe dat de rechtbank de tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking gelast en dat daarbij de volgende bijzondere voorwaarden worden opgenomen: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. Voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vordert de officier van justitie dat vervangende hechtenis wordt toegepast, telkens voor de duur van ten hoogste twee weken (met een maximum van zes maanden).

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de vordering niet binnen de in artikel 6.6.23a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn (dertig dagen voordat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt beëindigd) bij de rechtbank is ingediend. De vordering is pas op 30 oktober 2023 aan veroordeelde betekend, terwijl de einddatum van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf is vastgesteld op 25 november 2023.
Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen, nu uit het reclasseringsrapport volgt dat het recidiverisico (algemeen) als laag-gemiddeld wordt ingeschat en het risico op geweldsrecidive als gemiddeld. Gelet op dit beperkte risico, is het ter bevordering van een verantwoorde terugkeer in de maatschappij niet nodig dat veroordeelde onder intensief toezicht komt te staan.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Standpunt van het Openbaar MinisterieDe officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Uit het detentieoverzicht volgt dat 24 januari 2024 als einddatum van de detentieperiode moet worden gezien, omdat een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf aansluitend aan onderhavige gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd. De vordering is dan ook tijdig bij de rechtbank ingediend en tijdig aan veroordeelde betekend.

Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de overschrijding van de termijn van het indienen van de vordering slechts vier dagen betreft. De termijn is bedoeld om rechtszekerheid voor veroordeelde te bieden. De raadsman van veroordeelde heeft zich reeds op 31 mei 2023 gesteld. Op dat moment was reeds bekend dat de vordering zou worden ingediend. Daarnaast heeft veroordeelde meermaals met de reclassering gesproken over de invulling van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking. De overschrijding van de wettelijke termijn met vier dagen, raakt de rechtszekerheid van veroordeelde niet. De termijnoverschrijding is daarmee niet fataal.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij bovengenoemde schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Standpunt van de reclasseringUit het rapport van 19 oktober 2023 (Reclassering Inforsa), opgemaakt door [reclasseringswerker] blijkt dat de frequentie en intensiteit van het gewelddadig gedrag van veroordeelde in aanloop naar het indexdelict (poging tot doodslag) zijn toegenomen. Betrokkene is gediagnosticeerd met ernstige psychopathologie (antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken). In de toekomst wordt een verhoogd risico op gewelddadig gedrag gezien. Er zijn weinig beschermende factoren aanwezig. Contacten met hulpverlening en reclassering zijn in het verleden wisselend verlopen en hebben niet de gewenste gedragsverandering bewerkstelligd. Hoewel veroordeelde enig probleembesef lijkt te hebben, is veroordeelde in het verleden wisselend geweest in zijn medewerking aan behandeling. Behandeling van de psychopathologie van veroordeelde is geïndiceerd om het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst te verminderen. Veroordeelde heeft aangegeven niet mee te zullen werken aan klinische behandeling. De reclassering ziet mogelijkheden om de behandeling in een ambulant kader te laten uitvoeren en heeft hierover overeenstemming bereikt met veroordeelde.

Geadviseerd wordt om de tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking te gelasten en daarbij de volgende bijzondere voorwaarden op te nemen: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
Getuige-deskundige [reclasseringswerker] (reclasseringswerker) heeft voornoemd advies ter terechtzitting bevestigd. Bij de risicotaxatie is van belang dat de eerdere bevindingen van het Pieter Baan Centrum in acht worden genomen, inhoudende dat er een verhoogd risico is op herhaling van geweldsdelicten. Naast ondersteuning op sociaal-maatschappelijk gebied zal behandeling van de psychopathologie bij de invulling van de maatregel centraal staan.

Ontvankelijkheid

Hoewel de vordering niet binnen de in artikel 6:6:23a, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van 30 dagen voordat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt beëindigd bij de rechtbank is ingediend, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vordering. Uit het detentieoverzicht volgt dat de einddatum van de gevangenisstraf van veroordeelde 25 november 2023 is. Hoewel de vordering 4 dagen te laat is ingediend bij de rechtbank en de wettelijke termijn is overschreden, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een fatale termijnoverschrijding. De geringe overschrijding maakt niet dat veroordeelde in zijn rechten is geschonden. Daarnaast neemt de rechtbank in overweging dat veroordeelde op de hoogte was van de behandeling van het aanbrengen van de vordering, nu de raadsman van veroordeelde zich reeds op 31 mei 2023 had gesteld en er meerdere malen met veroordeelde is gesproken over de invulling van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking. Tot slot overweegt de rechtbank dat het zowel in het belang van veroordeelde als van de maatschappij is dat de rechtbank op de te laat ingediende vordering kan beslissen. De rechtbank volstaat met de constatering dat het Openbaar Ministerie de vordering te laat heeft ingediend bij de rechtbank en verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Beoordeling

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Inforsa (Amsterdam), van 19 oktober 2023;
  • het detentieoverzicht van 26 juli 2023.
Veroordeelde is veroordeeld voor een poging tot doodslag tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking. Hierbij is overwogen dat het niet verantwoord is dat veroordeelde na detentie zonder enig toezicht terugkeert in de maatschappij. Uit de reclasseringsrapportage volgt dat het in het belang van veroordeelde en de maatschappij is dat veroordeelde begeleid wordt bij zijn terugkeer in de maatschappij ter voorkoming van gewelddadig gedrag. Omdat er geen sprake is geweest van detentiefasering, is veroordeelde niet behandeld voor de aanwezige psychopathologie. Een geleidelijke terugkeer in de samenleving is niet ingezet omdat er geen voorwaardelijke invrijheidstelling heeft kunnen plaatsvinden. Een behandeling in ambulante setting bij de Waag kan centraal staan bij de invulling van de maatregel. Daarnaast heeft veroordeelde ondersteuning nodig op verschillende sociaal-maatschappelijke punten. De rechtbank acht het noodzakelijk dat veroordeelde intensieve begeleiding krijgt bij zijn terugkeer in de maatschappij en dat hij onder intensief toezicht komt te staan. De onbehandelde psychopathologie van veroordeelde maakt dat er een verhoogd risico is op gewelddadig gedrag, e.a. een misdrijf waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen.
De vordering zal worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking toe.
De rechtbank gelast de
tenuitvoerleggingvan de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingvoor de duur van
2 (twee) jaren.

De rechtbank gelast daarbij de algemene voorwaarden dat veroordeelde:

  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 38ad, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

De rechtbank gelast daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:

-
meldplicht bij reclassering:
veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de bureaudienst van Reclassering Inforsa op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
ambulante behandeling:
veroordeelde laat zich behandelen door De Waag [locatie] (Forensische Zorgspecialisten) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling start zodra veroordeelde is geaccepteerd door de zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder valt expliciet ook de frequentie van de behandelafspraken, zulks ter beoordeling van de zorgverlener.
-
dagbesteding:
veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur voor tenminste drie dagen per week. Zulks ter beoordeling van de toezichthouder.
-
meewerken aan schuldhulpverlening:
veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
-
meewerken aan middelencontrole:
veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol, cannabis of andere verdovende middelen, als de toezichthouder hier aanleiding toe ziet. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank beveelt dat ten hoogste
2 (twee) weken vervangende hechteniszal worden toegepast voor iedere keer dat door veroordeelde niet aan de maatregel wordt voldaan, met een
maximum van 6 (zes) maanden.
Deze beslissing is gegeven door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. E. Akkermans en M.A. van Rijswijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.
De voorzitter is buiten staat deze
beslissing mede te ondertekenen.