Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.NPM INVESTMENTS XVII B.V. (voorheen Groendus Holding B.V.),
GROENDUS GROEP B.V.,
RTE GROEP B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 augustus 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord inzake incidentele vordering tot overlegging van bescheiden, tevens houdende incident van gedaagde sub 1 tot het verkrijgen van afschrift van de bevestigingen van de volmacht van eiser;
- de akte uitlating op verzoek van eiser tot afhandeling incidenten gelijk met de hoofdzaak van Groendus c.s.;
- het e-mailbericht van 31 oktober 2022 van de griffier;
- de akte overlegging bevestiging van volmacht van [eiser] , met productie;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 11 januari 2023;
- de akte overlegging producties, tevens houdende bewijsaanbod van [eiser] , met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 april 2023;
- de reactie op het proces-verbaal aan de zijde van [eiser] van 9 mei 2023;
- de brief naar aanleiding van de reactie op het proces-verbaal aan de zijde van Groendus c.s. van 11 mei 2023.
2.De feiten
en [naam 2], toev. rechtbank]
) en mij gemaakte afspraken t.b.v. voormalig aandeelhouders van RTE Groep:wat wordt wel/niet tot de installed base gerekendTen behoeve van de earn out wordt de volgende definitie van installed base gehanteerd: (…)
3.Het geschil
n het incident:Groendus c.s. hoofdelijk te veroordelen om binnen veertien dagen na het vonnis aan zijn advocaat afschriften te verstrekken van verschillende door [eiser] nader aangeduide bescheiden op straffe van een dwangsom;
in de hoofdzaak: Groendus te veroordelen tot betaling van € 8.026.160, vermeerderd met wettelijke handelsrente althans wettelijke rente vanaf 31 juli 2021, en buitengerechtelijke incassokosten;
in het incident en in de hoofdzaak: Groendus te veroordelen in de proceskosten, met nakosten en rente en het vonnis zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.De beoordeling
gemaakte afspraken t.b.v. voormalig aandeelhouders van RTE Groep:wat wordt wel/niet tot de installed base gerekend[opmaak in origineel, rechtbank]”. In de daarop volgende zin wordt vermeld welke definitie van Installed Base ten behoeve van de Earn-out zal worden gehanteerd. De enkele omstandigheid dat de Profitability Requirement niet wordt vermeld in de nieuwe definitie van Installed Base is op zichzelf geen aanwijzing dat dit vereiste is komen te vervallen. In de oorspronkelijke definitie van Installed Base in Schedule 3 wordt immers de Profitability Requirement ook niet vermeld. De e-mail van 21 juni 2020 vermeldt nergens dat, in afwijking van Schedule 3, is overeengekomen dat zodra een project tot de Installed Base volgens de nieuwe definitie behoort, daarmee gegeven is dat ook aan de Profitability Requirement is voldaan. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat de e-mail alleen voor categorie (e) verwijst naar een “
unlevered project return > 6%”. Groendus Holding heeft hieruit niet hoeven begrijpen dat het voor haar belangrijke vereiste dat een project uit de Installed Base moet voldoen aan de Profitability Requirement om mee te tellen voor de Earn-out, voor de overige categorieën ((a) – (d)) zou zijn losgelaten.
de overige voorwaarden van Schedule 3 van de SPA onverminderd van toepassing blijven”. [eiser] heeft deze toelichting niet gegeven. De rechtbank verbindt aan dit alles het gevolg dat hij ook niet tot het bewijs van deze stelling wordt toegelaten.
unlevered IPRhebben van meer dan 6% zoals vereist volgens de Profitability Requirement, te weten 6,6% (ZOBB) en 7,1%. Talanton rondt beide getallen af op 7%.
unlevered IPRvan beide projecten boven de vereiste 6% ligt. Groendus Holding heeft verder aangevoerd dat informatie die aan Talanton is verstrekt (opgesomd in bijlage 7 bij het rapport), niet bij het rapport was gevoegd. Groendus Holding heeft echter niet gesteld of, en zo ja waarom, de conclusies van Talanton hierdoor niet betrouwbaar of niet controleerbaar zouden zijn. De rechtbank gaat daarom ook aan dit bezwaar voorbij. Groendus Holding heeft daarnaast aangevoerd dat Talanton niet onpartijdig zou zijn omdat zij door [eiser] is ingeschakeld. Op zich is juist dat Talanton geen onafhankelijk deskundige is in de zin van artikel 194 Rv, maar die omstandigheid ontneemt niet de vrije bewijskracht die aan dit rapport toekomt en doet niet af aan de deskundigheid van Talanton. Ook dit is dus geen gemotiveerde betwisting van het rapport van Talanton.
unlevered IPRvan minder dan 6% zouden hebben, waardoor zij niet aan de Profitability Requirement zouden voldoen. De rechtbank acht het rapport van PwC geen voldoende gemotiveerde betwisting van de bevindingen van Talanton. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
requested PwC to prepare a calculation of IRR, based on the SPA model, taking the input that was used in the Rebel Model as a starting point.”). Het Rebel-model is een financieel model dat is opgesteld door een externe partij (Rebel) en dat is gebruikt ten behoeve van externe projectfinanciers van het project ZOBB. [eiser] heeft toegelicht dat de gegevens die zijn gebruikt in dit Rebel-model zijn geselecteerd op basis van keuzes en afwegingen die zijn afgestemd op het doel van dat model, te weten het verkrijgen van externe financiering. Hij heeft voorts gewezen op de toelichting van Talanton dat deze gegevens niet gebruikt kunnen worden voor het SPA-model omdat dan sprake is van zogeheten ‘modelcontaminatie’, die leidt tot nietszeggende uitkomsten. Groendus Holding heeft in dit licht onvoldoende gemotiveerd toegelicht waarom PwC niettemin met gebruik van de gegevens uit het Rebel-model kon komen tot een betrouwbare berekening van het rendement van het ZOBB project.
energy price premium’. Dit had volgens Groendus Holding niet gemogen omdat een dergelijke inkomstenstroom niet is vermeld in het voorbeeld dat is opgenomen in Part III van Schedule 3 bij de SPA. Dit betreft een voorbeeld-berekening uitgevoerd voor het project Westhoeve vastgoed in Ouddorp. De rechtbank volgt Groendus Holding hierin niet. In Schedule 3 bij de SPA is de Profitability Requirement, kort gezegd, gedefinieerd als het rendement van een project dat redelijkerwijs kan worden verwacht. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat vanwege de bijzondere kenmerken van het project ZOBB de
energy price premiumeen redelijkerwijs te verwachten inkomstenstroom van dat project was en daarom mocht worden meegenomen. Groendus Holding heeft dit niet gemotiveerd weersproken. De omstandigheid dat bij het project Westhoeve, dat als voorbeeld is gebruikt bij Schedule 3, een dergelijke inkomstenstroom niet werd verwacht, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat zo’n inkomstenstroom niet mag worden meegenomen bij de berekening van de Profitability Requirement in een geval deze redelijkerwijs wel mocht worden verwacht.
is en blijft, dat er in 2023 in totaal 1GWp Installed Base dient te zijn gerealiseerd.” Dat duidt erop dat Groendus Holding in elk geval op dat moment grote verwachtingen had van de groei van de Installed Base. Groendus Holding heeft ten slotte ook niet voldoende gemotiveerd toegelicht welke concrete omstandigheden van na 17 april 2020 hebben gemaakt dat omstandigheden voor de aanleg van zonnepaneelinstallaties in het algemeen moeilijker waren en waarom specifiek de coronapandemie een vertragend effect had. Groendus Holding heeft daarnaast onvoldoende duidelijk gemaakt wat zij zelf heeft gedaan om te voldoen aan haar verplichtingen uit de verklaring van 17 april 2020. Gelet op de zeer sterke afname van de groei van de Installed Base in de periode juni 2020 – juni 2021 (de periode waarin [naam 1] en [eiser] geen deel meer uitmaakten van het management van RTE Groep) had het op de weg van Groendus Holding gelegen om concreet en onder verwijzing naar bewijsstukken inzicht te geven in de maatregelen die zij heeft genomen om te waarborgen dat RTE Groep zich bleef richten op het vergroten van de Installed Base en dat zij af heeft gezien van het doorvoeren van beleidswijzigingen bij RTE Groep waarvan redelijkerwijs voorzienbaar was dat deze de ontwikkeling en realisatie van de Installed Base zouden vertragen.
De zaak zal vervolgens worden verwezen naar de rol van vier weken later. Op die datum kan [eiser] bij akte motiveren welke van de overige 30 projecten tot de Installed Base behoren en (indien aan de orde) dat Groendus Holding onvoldoende gegevens van de 30 projecten heeft verschaft (zie rov. 4.29). Op dezelfde datum kan Groendus Holding bij antwoordakte reageren op de toelichting van [eiser] voor welke projecten bepaald moet worden of die voldoen aan de Profitability Requirement (zie rov. 4.28).
Hierna zal de zaak opnieuw worden verwezen naar de rol van vier weken later. Groendus Holding kan dan bij antwoordakte reageren op de stellingen van [eiser] over de overige 30 projecten (zie rov. 4.29).
De rechtbank beslist daarna over het verdere verloop van de procedures en de benoeming van de deskundige.