ECLI:NL:RBAMS:2023:8794

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
C/13/740618 / HA RK 23-319
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechters in bestuursrechtelijke zaken

Op 16 november 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.J.L. van Zwol. Het verzoek was gericht tegen de rechters mr. A.E.J.M. Gielen, mr. A.M. van der Linden-Kaajan en mr. J.F. Kuiken, die betrokken waren bij de behandeling van bestuurszaken van de gemeente Amsterdam. De verzoeker had beroep ingesteld tegen uitspraken op bezwaarschrift van de gemeente en was afwezig tijdens de zitting op 26 september 2023 vanwege ziekte. Hij stelde dat de rechters al tijdens de zitting op de hoogte waren van zijn afwezigheid, wat de onpartijdigheid van de rechtspraak in gevaar zou hebben gebracht.

De wrakingskamer heeft de procedure en de feiten rondom het wrakingsverzoek uitvoerig besproken. De rechters hebben aangegeven dat zij pas na de zitting op de hoogte waren van de afwezigheid van de verzoeker. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechters. Het verzoeker is niet gelukt om aan te tonen dat de rechters onjuist hebben gehandeld of dat er sprake was van een schending van de onpartijdigheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd benadrukt dat de rechters vermoedelijk onpartijdig zijn, tenzij het tegendeel overtuigend kan worden aangetoond. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
zaaknummer: C/13/740618/ HA RK 23-319
Beslissing van 16 november 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Amsterdam op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker
advocaat mr. R.J.L. van Zwol,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. A.E.J.M. Gielen, mr. A.M. van der Linden-Kaajan en mr. J.F. Kuiken, leden van de meervoudige kamer voor behandeling van bestuurszaken te Amsterdam,
hierna gezamenlijk te noemen: de rechters.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 6 oktober 2023;
  • de schriftelijke reactie van mr. Gielen;
  • de schriftelijke reactie van verzoeker op de reactie van mr. Gielen van 19 oktober 2023;
  • een schriftelijk stuk met het opschrift ‘proces-verbaal’.
Bij de mondelinge behandeling op 9 november 2023 zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat
- mr. Gielen, namens de rechters.

2.De feiten

2.1
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een tweetal uitspraken op bezwaarschrift van de gemeente Amsterdam. Deze zaken zijn bij deze rechtbank bekend onder de nummers AMS 23/2851 GEMWT en AMS 23/2852 GEMWT.
2.2
Partijen en belanghebbenden zijn bij brief van de griffier van 24 juli 2023 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van beide zaken op 26 september 2023 om 9:00 uur.
2.3
Verzoeker heeft bij e-mail van 26 september om 08:58:37 uur - voor zover van belang - het volgende aan de rechters bericht:
“(…)Het spijt mij u te moeten mede delen dat ik met koorts en buikloop in bed lig en ik mitsdien niet aanwezig kan zijn op de zittingen. Ik verzoek u beleefd nieuwe zittingen te plannen. (…)”.
2.4
Een medewerker van het planningsbureau van de afdeling Publiekrecht van de rechtbank Amsterdam heeft de e-mail van verzoeker op 26 september 2023 om 09:27 uur aan de rechters, met in de CC een senior juridisch medewerker, doorgestuurd met de volgende tekst: “
Hierbij de ontvangen mail nav het eerder tel. doorgegeven afwezigheidsbericht van gem. BLH.”
2.5
De senior juridisch medewerker heeft aan de medewerker van het planningsbureau in reactie hierop op 26 september 2023 om 13:52 uur bericht: “
Dat is ongelukkig. Wil jij per mail reageren op het bericht van meneer [verzoeker] met onderstaande tekst? (…)
2.6
De medewerker van het planningsbureau heeft vervolgens op 26 september 2023 in de middag aan verzoeker bericht: “
De rechters die uw zaak hebben behandeld op de zitting van hedenmorgen hebben uw verzoek om verdaging van de zitting pas gezien na behandeling van de zaak. Ter zitting heeft de rechtbank vragen gesteld aan de gemachtigde van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank zal het onderzoek niet heropenen. Er zal dus geen extra zitting plaatsvinden. De rechtbank zal uiterlijk op 7 november 2023 uitspraak doen.” Deze e-mail bevatte ook de e-mailreeks zoals die hiervoor zijn aangehaald onder 2.3 tot en met 2.5.
2.7
Een belanghebbende in de zaken, de heer [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende] ), heeft op 29 september 2023 aan verzoeker per e-mail geschreven: “
Je bent echt knettergek [verzoeker] . Dit bleek van de week ook weer in de rechtbank. We hebben erg moeten lachen met z’n allen incl 3 rechters en griffier”.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Uit het wrakingsverzoek en uit hetgeen door mr. Van Zwol en verzoeker ter zitting van de wrakingskamer naar voren is gebracht, volgt dat het verzoek tot wraking is gebaseerd op de volgende gronden.
3.2
Omdat in de e-mail van de medewerker van het planningsbureau van 26 september om 9:27 uur is opgenomen dat deze medewerker de e-mail van verzoeker doorstuurt naar aanleiding van een eerder telefonisch contact, moet daaruit worden afgeleid dat de rechters al tijdens de zitting op de hoogte moeten zijn geweest van (de reden van) de afwezigheid van verzoeker. Dit blijkt ook uit de e-mail van [belanghebbende] van 29 september 2023. In dat geval is aan verzoeker onjuiste informatie verstrekt over het moment dat de rechters op de hoogte zouden zijn geweest van het verhinderingsbericht van verzoeker. Daarmee is de onpartijdigheid van de rechtspraak in het geding, aldus verzoeker. Daarnaast voert verzoeker aan dat er ook sprake is van vooringenomenheid indien de rechters hebben moeten lachen om de reden van de van afwezigheid van verzoeker.
3.3
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben bij monde van mr. Gielen op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan haar bekend zijn geworden.
4.2.
Geoordeeld wordt dat verzoeker het wrakingsverzoek tijdig heeft gedaan, zodat hij ontvankelijk is in zijn verzoek.
4.3
Verzoeker heeft opgemerkt dat alleen mr. Gielen schriftelijk heeft gereageerd op het wrakingsverzoek. Ter zitting van de wrakingkamer heeft mr. Gielen verklaard dat hij ook namens de andere rechters van de meervoudige kamer (heeft ge)reageert(d), zodat daarvan moet worden uitgegaan.
4.3
Het verzoek berust er in de kern op dat verzoeker is bericht dat de rechters pas ná de zitting op de hoogte waren gesteld van zijn (reden van) afwezigheid, terwijl uit de diverse e-mails blijkt dat zij reeds tijdens de zitting daarvan op de hoogte waren. Met het verstrekken van onjuiste informatie hebben de rechters blijk gegeven van vooringenomenheid en partijdigheid, althans de schijn daarvan gewekt.
4.4
De rechters hebben verklaard dat zij tijdens de zitting niet al op de hoogte waren van de verhindering van verzoeker. Toen de rechters van de bode vernamen dat verzoeker zich niet had gemeld, hebben zij de griffier gevraagd de oproep te controleren en verzoeker te bellen. De oproep bleek correct. Door verzoeker werd echter niet opgenomen. Ruim een kwartier na de geplande aanvangstijd hebben de rechters de zaak laten uitroepen en is de zaak zonder aanwezigheid van verzoeker behandeld.
4.5
Verzoeker heeft zijn standpunt onderbouwd met de op de onder 2.4 tot en met 2.6 aangehaalde e-mails. Uit deze e-mails kan echter niet zonder meer worden opgemaakt dat de rechters van de verhindering van verzoeker op de hoogte waren. Aan verzoeker is in dat kader op de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek voorgehouden dat het er de schijn van heeft dat tekst in de e- mail van de medewerker van het planningsbureau van 9:27 uur niet ziet op het daarbij doorgestuurde bericht van verhindering van verzoeker. Zo verwijst de medewerker naar een eerder gedane telefonische mededeling. Verzoeker heeft op een vraag van de voorzitter verklaard dat hij op 26 september 2023 geen telefonisch contact met de rechtbank heeft gehad. Daarnaast lijkt de in de e-mail opgenomen toevoeging “
van gem. van BLH” een interne afkorting te zijn voor de gemachtigde van een belanghebbende (BLH), terwijl verzoeker in de bezwaarprocedure eiser is en hij op dat moment geen gemachtigde had. Mr. Gielen heeft ter zitting toegelicht dat er die ochtend wel bericht van verhindering was ontvangen van een gemachtigde van een van de belanghebbenden.
4.6
Ook uit de e-mail van [belanghebbende] (zie 2.7) kan niet worden opgemaakt dat de rechters ten tijde van de zitting van zijn verhindering op de hoogte waren, nu daar enkel is vermeld dat ze ‘erg hebben moeten lachen’. Nog daargelaten dat dit een opmerking is van een belanghebbende, en de rechters hebben verklaard dat er op de zitting niet over verzoeker is gelachen, kan uit deze opmerking voorts niet worden afgeleid dat er op de zitting zou zijn gelachen om de reden van verhindering van verzoeker, zoals verzoeker heeft betoogd.
4.7
De gang van zaken zoals door verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag is gelegd is derhalve niet vast komen te staan. Dat de rechters jegens verzoeker vooringenomen zijn, of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is, is dan ook niet gebleken. Dit betekent dat het wrakingsverzoek als ongegrond dient te worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en mr. C. Degenaar in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 16 november 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.