Net als verweerder acht de rechtbank de nadere toelichting van de commissie (in het verweerschrift van 11 augustus 2020 en tijdens de hoorzitting op 25 september 2020), zoals weergegeven in het rapport van de bezwaarschriftencommissie navolgbaar.
De commissie heeft haar advies als volgt nader toegelicht. Het project van eiseres is niet specifiek gericht op Amsterdam. De tentoonstelling waarop de aanvraag ziet, zegt niet iets over de Joodse Amsterdamse gemeenschap in het bijzonder, en de tentoonstelling levert geen, althans onvoldoende, bijdrage aan deze gemeenschap. Het gaat tot slot om het tentoonstellen van schilderijen en biografieën op het internet, waarmee het een veel breder – landelijk – project betreft. Het tentoonstellen van (onder andere) Amsterdamse schilders en Amsterdamse schilderingen moet worden onderscheiden van de vraag of de activiteit wel op de Amsterdams Joodse gemeenschap is gericht. De commissie heeft verder toegelicht
dat ook een substantieel aantal andere aanvragen binnen de sector 'Erfgoed & cultuur' om
dezelfde redenen is geweigerd. Verder heeft de commissie gemotiveerd dat bij een enkele
aanvraag een deel van de aanvraag is afgewezen, omdat dat niet was gericht op de
Amsterdams Joodse gemeenschap, terwijl een ander deel van de aanvraag daarop wel was
gericht en om die reden alleen voor dat deel is toegewezen.
Met verweerder acht de rechtbank de motivering van de commissie met deze nadere toelichting begrijpelijk en navolgbaar en heeft de commissie laten zien dat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder c, van de Subsidieverordening consequent is toegepast.