ECLI:NL:RBAMS:2023:8773

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
81.280929.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik. Het onderzoek vond plaats tijdens de terechtzittingen op 27 juli 2023 en 30 november 2023. De officier van justitie, mr. H.H.M. Beune, heeft een gevangenisstraf van vijftien maanden geëist, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 oktober 2021 in [plaats] professioneel vuurwerk in zijn bezit had, waaronder 896 stuks shells, 2400 stuks cobra's, en andere soorten vuurwerk. De rechtbank oordeelde dat het bewezen geachte feit strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgrond aanwezig is. De verdachte is als strafbaar verklaard en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn psychische kwetsbaarheid en de noodzaak om hem te motiveren zich in de toekomst te onthouden van illegaal vuurwerk. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81.280929.21
Datum uitspraak: 14 december 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboorteplaats] 1992,
wonende op het adres [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 27 juli 2023 en 30 november 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.H.M. Beune. Verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.A. Neslo, zijn op 27 juli 2023 verschenen, met als gevolg dat dit vonnis op tegenspraak is gewezen.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort samengevat – beschuldigd van het op 15 oktober 2021 te [plaats] al dan niet opzettelijk voorhanden hebben gehad van professioneel vuurwerk (onder andere shells, cobra’s en mad bull dogs) bestemd voor particulier gebruik.
Voor het geval dit niet kan worden bewezen is aan verdachte tenlastegelegd dat hij dit vuurwerk al dan niet opzettelijk voorhanden heeft gehad als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.De bewezenverklaring

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezen. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan op de in bijlage II opgegeven bewijsmiddelen. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verklaring van verdachte alle onderdelen van de bewezenverklaring van dit feit betreft. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
primair:
op 15 oktober 2021 te [plaats] opzettelijk
- 896 stuks shells/mortierbommen en
- 2400 stuks cobra‘s en
- 140 stuks carmella’s en
- 960 stuks shock bull dogs en
- 3600 stuks mad bull dogs en
- 35 stuks batterij enkelschotsbuizen/flowerbeds en
- 4 stuks knalstrengen/celebration crackers,
professioneel uurwerk bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

5.De strafoplegging

5.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met de proeftijd van twee jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
5.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid illegaal professioneel vuurwerk. Het ongecontroleerd bezit van dergelijk zwaar vuurwerk vormt een gevaar voor zowel goederen als personen en het is levensgevaarlijk om dit vuurwerk te vervoeren, vooral op de amateuristische wijze waarop verdachte dit heeft gedaan. De gevolgen van een aanrijding met andere weggebruikers of objecten op de openbare weg – waarvan de kans niet ondenkbaar en zelfs reëel is – zouden desastreus zijn. Verdachte heeft zich roekeloos gedragen en dat is kwalijk.
Naast de concrete gevaarzetting in deze zaak levert illegaal vuurwerk in zijn algemeenheid een maatschappelijk probleem op. Ten onrechte wordt het afsteken van illegaal vuurwerk rond Oud en Nieuw door de samenleving steeds meer geaccepteerd en als normaal gezien. Daarnaast wordt illegaal vuurwerk gebruikt voor onder andere plofkraken, bedreigingen, afpersingen en als wapen tegen hulpverleners, gezagdragers en overheidsinstellingen. Door illegaal vuurwerk te vervoeren en af te leveren, heeft verdachte deze gedragingen gefaciliteerd.
Met de strafoplegging wil de rechtbank niet alleen de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen, maar ook een signaal aan de maatschappij afgeven.
Anderzijds houdt de rechtbank ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het reclasseringsrapport, als ook de verklaring van verdachte op de zitting van 27 juli 2023, komt het beeld naar voren dat verdachte psychisch kwetsbaar is en zijn leven een gebrek aan stabiliteit kent. Ook houdt de rechtbank er, in het voordeel van verdachte, rekening mee dat hij openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de door de officier van justitie geëiste straf een passend uitgangspunt. De rechtbank zal echter een groter deel van de straf voorwaardelijk opleggen om verdachte te motiveren zich in de toekomst verre van illegaal vuurwerk te houden. Bovendien is er sprake van een (geringe) overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van vijftien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij zal zij ook de door de reclassering in haar rapport van 23 november 2023 geadviseerde bijzondere voorwaarden op leggen, met uitzondering van het onderdeel “innemen van medicijnen”. De noodzaak hiervan is onvoldoende onderbouwd en ook anderszins niet gebleken.

6.Het beslag

Onder verdachte zijn de nader in het dictum gespecificeerde voorwerpen in beslag genomen. Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

7.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

8.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
9 (negen) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
Stelt alsalgemenevoorwaarden:
1. Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
3. Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt alsbijzonderevoorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het [adres 2]. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de proeftijd start of zoveel later als er een plaats beschikbaar is voor verdachte. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
4.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
5.
Ambulante begeleiding
Veroordeelde laat zich begeleiden door een forensische zorginstelling, te bepalen door de reclassering. Begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
Opdracht toezicht
De rechtbank geeft de reclassering opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
84 DS Vuurwerk
(Omschrijving: G2891580)
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. J.M.R. Vastenburg en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 december 2023.
[...]