ECLI:NL:RBAMS:2023:876

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
13/296274-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichting en drugshandelzaak na onvoldoende bewijs

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in eetcafé De Nijl en het bezit van verdovende middelen. De brand vond plaats in de nacht van 2 september 2022, waarbij camerabeelden toonden dat een persoon een steen door de ruit van het eetcafé gooide, gevolgd door een molotovcocktail. Het forensisch onderzoek toonde aan dat op de steen een DNA-mengprofiel was aangetroffen van minimaal twee personen, waarbij de verdachte mogelijk één van de donoren was. De rechtbank oordeelde echter dat het DNA-bewijs op zichzelf niet voldoende was om de verdachte als dader aan te wijzen, omdat niet kon worden vastgesteld hoe en wanneer zijn DNA op de steen was gekomen. Bovendien was er ook DNA van een onbekende persoon op de steen aangetroffen, wat de mogelijkheid opwierp dat een andere persoon de dader was.

Daarnaast was de verdachte op 14 november 2022 aangehouden met gripzakjes met wit poeder, dat indicatief was getest als verdovende middelen. De rechtbank kon echter niet vaststellen dat het daadwerkelijk om drugs ging, omdat er geen definitief laboratoriumonderzoek was uitgevoerd. Hierdoor kon ook dit feit niet bewezen worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte van de feiten was vrijgesproken. De rechtbank gelastte de teruggave van een in beslag genomen telefoon aan de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/296274-22
Datum uitspraak: 21 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [naam PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.C. van Klaveren, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat namens de benadeelde partij, [benadeelde partij] , door raadsvrouw mr. P.W. van Rijmenamvan Oosterom naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
1. het opzettelijk brandstichten door een molotovcocktail in eetcafé De Nijl te gooien, met gevaar voor goederen en/of personen op 2 september 2022;
2. het aanwezig hebben van 3,13 gram cocaïne en 1,23 gram MDMA op 14 november 2022.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Beoordeling of verdachte het tenlastegelegde heeft begaan

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 kunnen worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
In de nacht van 2 september 2022 is er een brand geweest in eetcafé De Nijl in Amsterdam.
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat een persoon rond 03.12 uur een voorwerp naar de ruit van eetcafé De Nijl gooit. Daarna gooit de persoon een brandend voorwerp naar het eetcafé. Nadat daar een ontbranding ontstaat, rent de persoon weg. Vervolgens ontwikkelt het vuur zich tot een uitslaande brand.
Tijdens het forensisch onderzoek naar de brand is een straatsteen en een deel van een glazen frisdrankflesje in het eetcafé aangetroffen. De verbalisanten die het onderzoek hebben verricht, vinden het aannemelijk dat de brand is ontstaan doordat eerst de ruit van het eetcafé met de steen is ingegooid en daarna een molotovcocktail naar binnen is gegooid. De molotovcocktail zou hebben bestaan uit het glazen frisdrankflesje, gevuld met ontbrandbare vloeistof en een stuk textiel als lont.
De aangetroffen steen is op DNA bemonsterd. Van de randen van de steen is een DNA-mengprofiel verkregen, wat inhoudt dat het celmateriaal afkomstig is van minimaal twee donoren. Het DNA-mengprofiel is vergeleken met DNA-profielen van personen die zijn opgeslagen in de DNA-databank voor strafzaken. Hieruit is naar voren gekomen dat verdachte mogelijke donor is van het aangetroffen celmateriaal. Het is extreem veel waarschijnlijker dat het DNA-mengprofiel DNA bevat van verdachte en één onbekende, dan wanneer het DNA-mengprofiel DNA bevat van twee onbekende personen.
Bij de aanhouding van verdachte is in zijn jaszak een Nokia telefoon aangetroffen. In deze telefoon heeft een simkaart gezeten met het telefoonnummer + [nummer] . Op dit telefoonnummer is op 2 september 2022 om 03.30 uur een uitgaand gesprek van zes seconden geregistreerd. Op dat moment werd gebruik gemaakt van de zendmast op het adres [adres 2] . Volgens Google Maps is de snelste route met de auto tussen de plaats delict en de locatie van deze zendmast achttien minuten.
Verdachte ontkent de brandstichting te hebben gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij in de nacht van 2 september 2022 in Zaandam bij zijn vriendin, bij zijn moeder of in zijn kapperszaak was.
Vrijspraak
De rechtbank vindt het tenlastegelegde onder 1 niet bewezen. De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet vaststellen dat verdachte de brandstichting heeft gepleegd.
De omstandigheid dat het DNA van verdachte is aangetroffen op een voorwerp dat bij de brandstichting is gebruikt, is weliswaar zeer verdacht, maar op zichzelf niet voldoende voor een bewezenverklaring. Daar zijn twee redenen voor. De eerste reden is dat voorzichtigheid geboden is bij het trekken van conclusies over daderschap die zijn gebaseerd op een aangetroffen DNAprofiel op een verplaatsbaar voorwerp. De rechtbank kan niet vaststellen op welk moment of op welke manier het DNA van verdachte op de steen is terechtgekomen en dus ook niet of het DNA-spoor een daderspoor is.
De tweede reden is dat op de steen waarmee de ruit van eetcafé De Nijl is ingegooid, niet alleen het DNA van verdachte is aangetroffen, maar ook van minstens één ander onbekend gebleven persoon. Op de camerabeelden is echter maar één dader te zien. Als het DNA-spoor al als een daderspoor moet worden aangemerkt, dan wijst dat in de richting van twee personen. Op basis van uitsluitend het DNA-spoor kan dan niet worden geconcludeerd dat verdachte de dader moet zijn. De dader kan dan immers ook de andere persoon zijn die DNA op de steen heeft achtergelaten.
Die conclusie wordt niet anders als het DNA-spoor wordt gezien in onderlinge samenhang met het telefoongesprek vanuit Zaandam kort na de brandstichting, zoals door de officier van justitie betoogd. Immers staat niet vast dat verdachte dit telefoontje heeft gepleegd (hij ontkent dat). Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat er een verband is tussen de brandstichting en het telefoongesprek. De enkele omstandigheid dat het mogelijk is om in het tijdsbestek tussen de brandstichting en het telefoongesprek vanaf de plaats delict naar Zaandam te rijden, is daarvoor niet voldoende.
Verdachte zal van de brandstichting in eetcafé De Nijl worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank vindt het tenlastegelegde onder 2 niet bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Bij de aanhouding van verdachte op 14 november 2022 zijn in zijn jaszak gripzakjes met wit poeder aangetroffen. De rechtbank kan niet vaststellen dat deze gripzakjes cocaïne en MDMA bevatten, omdat slechts een ‘voorlopige uitslag laboratoriumonderzoek’ beschikbaar is en dus (slechts) een indicatieve test naar de inhoud van de gripzakjes heeft plaatsgevonden. In het rapport staat vermeld dat de voorlopige uitslag incidenteel kan afwijken van het eindrapport. Om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat het daadwerkelijk gaat om middelen als bedoeld in lijst I van de Opiumwet is naar het oordeel van de rechtbank een definitief laboratoriumonderzoek noodzakelijk. Desgevraagd heeft de officier van justitie op de zitting bevestigd dat een dergelijk onderzoek niet heeft plaatsgevonden. Het tenlastegelegde kan dus niet worden bewezen.
De verklaring van verdachte, dat hij drugs heeft gekocht, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Zonder definitief laboratoriumonderzoek kan niet buiten redelijke twijfel worden uitgesloten dat verdachte slechts in de veronderstelling is geweest dat hij drugs heeft gekocht, maar dat hem in werkelijkheid andere middelen (‘nepdrugs’) zijn verstrekt. De verdachte heeft immers ook niet verklaard dat hij wat hem was verstrekt heeft geprobeerd en dat het de werking had die hij van echte drugs verwachtte.

4.Beslag

Onder verdachte is een Samsung-telefoon inbeslaggenomen. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de telefoon aan verdachte, de rechthebbende, moeten worden teruggegeven.
De rechtbank zal geen beslissing nemen ten aanzien van de voorwerpen die op de beslaglijst staan vermeld als ‘verdovende middelen’, omdat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij afstand doet van deze voorwerpen.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 27.384,49, waarvan € 24.884,49 aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken en aan hem dus geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van:
- 1 STK Telefoontoestel (omschrijving: G6262328, Samsung).
Verklaart de
benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. M. Smit en C. Heemskerk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Middelburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2023.