Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
- [eiseres] , vergezeld door haar zoon [naam 1] ,
- mr. Oudendijk, voornoemd,
- mevrouw [naam 2] , penningmeester van de [gedaagde] ,
- mr. Yntema, voornoemd en vergezeld door twee kantoorgenoten.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, gewezen op 17 februari 2023 door de Rechtbank Amsterdam, staat de opzegging van het lidmaatschap van [eiseres] door de vereniging [gedaagde] centraal. [Eiseres] was sinds 2003 lid van de vereniging en had een actieve rol als voorzitter tot september 2021. Het nieuwe bestuur heeft op 17 mei 2022 het lidmaatschap van [eiseres] met onmiddellijke ingang opgezegd, omdat het voortduren van haar lidmaatschap in redelijkheid niet meer kon worden gevergd. De redenen voor de opzegging omvatten onder andere het weigeren van medewerking aan het nieuwe bestuur en het bestoken van het bestuur met juridische brieven. [Eiseres] vorderde vernietiging van het opzeggingsbesluit, stellende dat zij niet voldoende was gehoord en dat alleen de algemene ledenvergadering over haar lidmaatschap had mogen beslissen.
De rechtbank oordeelt dat de opzegging niet vernietigbaar is. De rechter stelt vast dat [eiseres] voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunt naar voren te brengen tijdens een bijeenkomst op 1 mei 2022. De rechtbank concludeert dat het bestuur de vereisten van hoor- en wederhoor heeft nageleefd. Daarnaast wordt het onderscheid tussen opzegging en ontzetting/royement van een lidmaatschap besproken. De rechtbank stelt vast dat de opzegging gerechtvaardigd was, omdat er geen sprake was van verwijtbaar wangedrag dat ontzetting zou rechtvaardigen. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af en bevestigt de geldigheid van het opzeggingsbesluit, waarbij [eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.