In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 december 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regional Court in Gliwice, Polen. Het EAB, dat dateert van 4 december 2017, betreft de aanhouding en overlevering van een Poolse onderdaan, geboren in 1981, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in 2018 gestart, maar het onderzoek werd voor onbepaalde tijd geschorst om aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit te verkrijgen. Op 14 december 2023 werd het onderzoek hervat, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon rechtmatig verblijf had, maar de rechtbank oordeelde dat de overgelegde stukken onvoldoende bewijs boden voor een duurzame relatie en gezamenlijke huishouding. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. Daarom heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Poolse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar, waarvan nog 1 jaar, 7 maanden en 25 dagen resteert.