ECLI:NL:RBAMS:2023:867

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
C/13/719923 / HA ZA 22-531
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aandeelhoudersovereenkomst en aanbiedingsplicht van aandelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Investmentworx B.V. en een gedaagde over de verplichting van de gedaagde om zijn aandelen in de vennootschap Originals aan Investmentworx aan te bieden. De partijen hadden in een aandeelhoudersovereenkomst afgesproken dat de gedaagde zijn aandelen moest aanbieden aan Investmentworx bij beëindiging van de samenwerking. De rechtbank oordeelde dat de samenwerking op 1 december 2018 was geëindigd, waardoor de gedaagde verplicht was zijn aandelen aan te bieden voor de symbolische prijs van € 1,00, aangezien de onderneming op dat moment geen winst maakte. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de overdracht van de aandelen en heeft bepaald dat, indien hij dit niet doet, het vonnis in de plaats treedt van de notariële akte van levering. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van Investmentworx.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/719923 / HA ZA 22-531
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INVESTMENTWORX B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.H.H. Lintjens te Bussum,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. T. Broer te Breda.
Partijen worden hierna Investmentworx en [gedaagde] genoemd.
De zaak in het kort
Investmentworx en [gedaagde] hebben in een aandeelhoudersovereenkomst afgesproken dat als de samenwerking van [gedaagde] in een bepaalde groep vennootschappen eindigt zoals omschreven in die overeenkomst, [gedaagde] zijn aandelen in een van de vennootschappen moet aanbieden aan Investmentworx. Per 1 december 2018 komt de samenwerking met [gedaagde] tot een einde. Partijen verschillen van mening of [gedaagde] daardoor zijn aandelen moet aanbieden aan Investmentworx, en zo ja, voor welke prijs. De rechtbank oordeelt dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord, omdat sprake is geweest van een situatie zoals omschreven in de aandeelhoudersovereenkomst: het eindigen van de arbeidsrelatie van [gedaagde] . [gedaagde] moet de aandelen overdragen voor de symbolische koopprijs van € 1,00, omdat de onderneming ten tijde van zijn vertrek geen winst maakte.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 juni 2022 met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele vordering, met producties,
  • het tussenvonnis van 28 september 2022, waarin een mondelinge behandeling is bevolen,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 22 november 2022 en de daarin genoemde processtukken, en
  • de per e-mail verstuurde brief van 30 december 2022 van mr. Lintjens naar aanleiding van het proces-verbaal van mondelinge behandeling.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 6 november 2015 is de vennootschap Energyworx Originals B.V. (hierna: Originals) opgericht. Originals behoort samen met Energyworx International B.V. (hierna: International), Energyworx USA Inc. (hierna: Energyworx Inc.) en Energyworx B.V tot dezelfde groep vennootschappen (hierna: de Energyworx-groep).
2.2.
Bij oprichting van Originals verkreeg Investmentworx 91% van de aandelen en [gedaagde] 3% ervan. [gedaagde] heeft voor die aandelen (hierna: de Aandelen) een bedrag van € 28.000,00 betaald.
2.3.
Op 20 december 2016 zijn (onder andere) Investmentworx en [gedaagde] een aandeelhoudersovereenkomst (hierna: SHA) aangegaan. In de SHA is bepaald dat als de samenwerking van de Energyworx-groep met [gedaagde] wordt beëindigd zoals omschreven in de SHA, [gedaagde] de Aandelen moet aanbieden aan Investmentworx (artikel 4 en 5). In de SHA is onderscheid gemaakt tussen de situatie dat [gedaagde] zou vertrekken als
bad leaver(artikel 2) of als
good leaver(artikel 3).
De relevante artikelen in de SHA zijn:

Article 2 “Bad leaver”
The stipulations in Article 4 and Article 5, paragraph 1 shall apply if:
1. an employment or contracting agreement between the applicable Key Person [
[gedaagde] , de rechtbank] and the Group [
de Energyworx-groep, de rechtbank] will be terminated as a result of:
a. Imminent termination based on an urgent reason as defined in Article 7:678 of the Dutch Civil Code (…);
b. Termination or nonrenewal of the employment contract (…), where the cause (…) is mainly attributable to the party, and the cause thereof is ratified (…);
c. Imminent termination based on fraud, (…) deceit (….), theft (…), embezzlement (…) or any event of similar weight;
(….)
Article 3 “Good leaver”
1. The stipulations in Article 4 and Article 5 herein shall apply to each of the Key Persons when a Key Person:
(…)
d. no longer has an employment contract with any member of the Group (…), under which the party in question will be considered a “Good Leaver”.
(…)
Article 4 Obligations to offer Shares to Investmentworx
1. In case (…) Article 2 or Article 3 of this Agreement are applicable, the applicable Key Person shall (…) immediately offer the shares held by him in the capital of Originals to Investmentworx.
(…)
4. If Investmentworx and / or Originals do not accept the offer, the applicable Key
Person shall follow the transfer restriction clause provided in the Articles of
Association. The provisions of this Agreement shall continue to apply to such Key
Person. If the reasons or grounds for the obligation to offer the shares in the first place
have not been deleted / repaired / undone within a period of three months and the Key
Person is still the holder of shares in Originals, the Key Person concerned must then
(after these three months) reoffer the shares in accordance with this Article to
Investmentworx and / or Originals. If Investmentworx and / or Originals do not accept
the latter offer, the applicable Key Person shall be entitled to retain the shares
concerned. The provisions of this Agreement shall continue to apply to such Key
Person.. (…)
Article 5 Purchase Price
1. If applicable Key Person offers (or has to offer) his shares in Originals, the purchase price will be determined by mutual agreement between the Parties unless the method of pricing is explicitly agreed upon in this Agreement including without limitation article 5.1 paragraphs a and b, as below:
a. A Bad Leaver is required to offer the shares held by him in Originals at 5% of the value based on 5 x the EBIT of the last 12 months.
b. A Good Leaver is required to offer the shares held by him in Originals at 100% of the value based on 5 x the EBIT of the last 12 months.
(…)”
2.4.
[gedaagde] heeft vóór januari 2017 werkzaamheden verricht voor de Energyworx-groep op basis van een managementovereenkomst.
2.5.
Investmentworx heeft als aanvullende productie 16 een document overgelegd, getiteld
Employment Agreementen met ingangsdatum 1 januari 2017 (hierna: de Overeenkomst). Op de eerste pagina van de Overeenkomst staat: “
Dear [gedaagde] , de rechtbank], We are happy to extend your contract with the Energyworx team. This employment agreement contains the conditions of your employment as an Executive with Energyworx Inc, (…), starting January 1st, 2017. If you wish to accept our offer, please sign both the two (2) copies of this letter (…)”. De Overeenkomst bevat arbeidsvoorwaarden, en is ondertekend door [gedaagde] en de heer [naam] , ceo van Energyworx Inc. en International.
2.6.
Bij brief van 7 september 2018 heeft Energyworx Inc. de samenwerking met [gedaagde] met ingang van 30 november 2018 beëindigd:
“(…) this letter is to inform you that your employment with Energyworx, Inc. (…) will end as of Friday, November 30, 2018 (…). As of the date of this letter, the Company considers this to be a Good Leaver termination as defined in the Agreement.”
2.7.
Per brief van 22 februari 2019 heeft Investmentworx [gedaagde] verzocht de Aandelen aan te bieden voor € 1,00 en zijn medewerking te verlenen aan de overdracht bij de notaris. Vervolgens is er tussen partijen een tijd lang geen contact geweest.
2.8.
Op 8 december 2021 heeft de advocaat van Investmentworx [gedaagde] schriftelijk gesommeerd zijn medewerking te verlenen aan het overdragen van de Aandelen via de notaris. In reactie daarop heeft [gedaagde] aan Investmentworx laten weten bereid te zijn de Aandelen te verkopen, maar wel tegen een redelijke vergoeding.
2.9.
De Aandelen zijn niet overgedragen aan Investmentworx.

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
Investmentworx vordert, samengevat, dat [gedaagde] wordt veroordeeld zijn medewerking te verlenen de Aandelen te leveren aan Investmentworx voor een bedrag van
€ 1,00. Als [gedaagde] daartoe wordt veroordeeld en hij alsnog weigert zijn medewerking te verlenen, vordert Investmentworx dat dit vonnis in de plaats treedt van een door een notaris opgemaakte leveringsakte (op grond van artikel 3:300 lid 2 BW). Daarnaast vordert Investmentworx dat de rechtbank bepaalt dat het vonnis ook moet worden uitgevoerd als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad), met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Investmentworx baseert haar vorderingen op de stelling dat [gedaagde] de Aandelen aan haar moet aanbieden op grond van artikel 4 lid 1 SHA. Investmentworx geeft als reden dat de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] bij Energyworx Inc. is beëindigd per 1 december 2018, waardoor de samenwerking tussen de Energyworx-groep en [gedaagde] tot een einde is gekomen door een reden als omschreven in artikel 2 of artikel 3 SHA. Ook stelt Investmentworx dat [gedaagde] de Aandelen moet aanbieden voor een prijs van € 1,00, omdat deze geen waarde vertegenwoordigden op het moment dat de aanbiedingsplicht
van [gedaagde] ontstond. Volgens Investmentworx staat in artikel 5 lid 1 SHA dat de aandelenprijs wordt bepaald aan de hand van de EBIT (
earnings before interest and taxes) van Originals in de twaalf maanden vóór het beëindigen van de samenwerking en had de EBIT op dat moment een negatieve waarde.
3.3.
[gedaagde] betwist dat hij de Aandelen moet aanbieden op grond van artikel 4 SHA, omdat volgens hem geen sprake is geweest van een situatie als omschreven in artikel 2 of artikel 3 SHA. In dat kader betwist [gedaagde] dat hij een
bad leaveris (artikel 2) en dat hij een arbeidsrelatie met Energyworx Inc. heeft gehad (artikel 3). [gedaagde] voert tot zijn verweer aan dat hij enkel als zzp’er heeft gewerkt voor de Energyworx-groep. Daarnaast betwist [gedaagde] dat Investmentworx de Aandelen juist heeft gewaardeerd. Volgens [gedaagde] moet de aandelenprijs worden bepaald met de EBIT van International of de Energyworx-groep van de afgelopen twaalf maanden. [gedaagde] wil dat wordt aangesloten bij (in elk geval) de waarde van International, omdat volgens hem dit ook werd gedaan toen hij de Aandelen kocht.
in het (voorwaardelijke) incident
3.4.
Als de rechtbank vaststelt dat [gedaagde] de Aandelen moet aanbieden aan Investmentworx, dan vordert [gedaagde] in het (voorwaardelijke) incident inzage in de interne jaarrekeningen 2017 en 2018 van Originals. [1] [gedaagde] stelt dat hij een rechtmatig belang heeft bij zijn vordering, omdat die stukken relevant zijn voor het vaststellen van de waarde van de Aandelen zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 SHA.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak

Kern van de zaak
4.1.
Deze zaak gaat om de vraag of [gedaagde] op grond van de SHA de Aandelen moet aanbieden aan Investmentworx, en zo ja, voor welk bedrag. De rechtbank moet daarvoor eerst vaststellen of sprake is van een situatie als omschreven in artikel 2 of artikel 3 SHA, omdat artikel 4 lid 1 SHA bepaalt dat als één van die artikelen van toepassing is, [gedaagde] de Aandelen moet aanbieden aan Investmentworx (zie onder 2.3).
Artikel 2 SHA van toepassing? Nee.
4.2.
Artikel 2 SHA is van toepassing als kan worden vastgesteld dat [gedaagde] een
bad leaveris. Dat is niet het geval. Investmentworx heeft tegenover de betwisting van [gedaagde] niet gesteld dat of waarom de samenwerking van Energyworx Inc. met [gedaagde] is beëindigd door een (dringende) reden die zou zijn veroorzaakt door [gedaagde] (zie onder 2.3). Bovendien is in de opzeggingsbrief van 7 september 2018 uitdrukkelijk vermeld dat [gedaagde] wordt beschouwd als een
good leaver(zie onder 2.6). Dat betekent dat artikel 2 SHA niet van toepassing is.
Artikel 3 SHA van toepassing? Ja.
4.3.
Artikel 3 SHA is van toepassing als de samenwerking met [gedaagde] tot een einde is gekomen doordat [gedaagde] geen arbeidsovereenkomst met de Energyworx-groep meer heeft (zie onder 2.3). Vaststaat dat [gedaagde] tot 1 december 2018 werkzaamheden heeft verricht voor Energyworx Inc., onderdeel van de Energyworx-groep. Dat betekent dat als kan worden vastgesteld dat [gedaagde] tot die datum (een deel van) zijn werkzaamheden heeft verricht op basis van een arbeidsrelatie, er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 3 SHA.
4.4.
Investmentworx heeft met haar productie 16 voldoende onderbouwd dat Energyworx Inc. vanaf 1 januari 2017 een arbeidsrelatie met [gedaagde] is aangegaan (zie onder 2.5). De eerste pagina van de Overeenkomst bevat het bericht aan [gedaagde] dat Energyworx Inc. hem met de Overeenkomst een arbeidsovereenkomst aanbiedt, op zowel de eerste als de tweede pagina staat vermeld dat het gaat om een arbeidsovereenkomst, de Overeenkomst bevat arbeidsvoorwaarden en [gedaagde] heeft zijn handtekening gezet op de laatste pagina onder
Employee. Daarnaast heeft Investmentworx voldoende onderbouwd dat [gedaagde] sinds januari 2017 maandelijkse salarisuitbetalingen heeft gehad (aanvullende producties 17 en 18 van Investmentworx), wat strookt met de inhoud van de Overeenkomst. Ook zijn er vanaf die periode geen facturen die onderbouwen dat [gedaagde] zijn werkzaamheden bij de Energyworx-groep heeft voortgezet als zzp’er. Het standpunt van [gedaagde] dat hij met de Overeenkomst een verlenging van zijn managementovereenkomst is aangegaan, wordt daarom niet gevolgd.
4.5.
Niet gebleken is dat partijen na de Overeenkomst een nieuwe afspraak zijn overeengekomen over de werkzaamheden van [gedaagde] voor Energyworx Inc. De rechtbank stelt daarom vast dat [gedaagde] vanaf 1 januari 2017 tot het einde van de samenwerking met de Energyworx-groep (1 december 2018) werkzaamheden heeft verricht voor Energyworx Inc. op basis van een arbeidsovereenkomst. Om die reden kan worden vastgesteld dat de samenwerking van [gedaagde] met de Energyworx-groep is beëindigd omdat [gedaagde] geen arbeidsovereenkomst meer heeft met deze groep. Artikel 3 SHA is van toepassing.
Aanbiedingsplicht voor [gedaagde] ? Ja.
4.6.
Omdat de samenwerking van [gedaagde] met de Energyworx-groep is beëindigd op grond van artikel 3 SHA, moest [gedaagde] vanaf dat moment zijn aandelen in Originals onmiddellijk aanbieden aan Investmentworx. Dat volgt uit artikel 4 lid 1 SHA. Voor [gedaagde] ontstond daarom op 1 december 2018 de plicht om de Aandelen aan te bieden aan Investmentworx.
4.7.
[gedaagde] voert aan dat Investmentworx geen aanspraak meer kan maken op het overnemen van de Aandelen, omdat Investmentworx langere tijd niets van zich heeft laten horen. [gedaagde] beroept zich op primair artikel 4 lid 4 SHA, subsidiair rechtsverwerking. Die verweren slagen niet. Allereerst kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] een aanbod heeft gedaan aan Investmentworx zoals bedoeld in de SHA (artikel 4 lid 1 en artikel 5 lid 1). Voor een geslaagd beroep op artikel 4 lid 4 SHA moet dat wel zijn gebeurd (zie onder 2.3). Daarnaast geldt dat het enkele tijdsverloop niet voldoende is voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking. Dat Investmentworx voor het eerst per brief van 22 februari 2019 [gedaagde] heeft verzocht om nakoming van de SHA en deze kwestie pas weer heeft opgepakt per brief van 8 december 2021 (zie onder 2.7 en 2.8), maakt daarom niet dat Investmentworx bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij haar recht tegenover [gedaagde] niet meer geldend zou maken. Ook uit artikel 18 SHA volgt dat een nalaten tot een bepaald handelen van een contractspartij niet maakt dat die partij afstand doet van zijn of haar rechten. Anders dan [gedaagde] aanvoert, geldt de inhoud van dat artikel (ook) tussen partijen. Vaststaat namelijk dat partijen de SHA zijn overeengekomen, zodat de gehele SHA toepassing vindt.
Uitleg artikel 5 lid 1 sub b SHA
4.8.
[gedaagde] is vertrokken bij Energyworx Inc. als
good leaverzoals bedoeld in artikel 3 SHA (zie rechtsoverweging 4.5). Daarom moeten de Aandelen die [gedaagde] aan Investmentworx moet aanbieden, worden gewaardeerd op grond van in artikel 5 lid 1 sub b SHA (zie onder 2.3). Daarin staat: “
(…) A Good Leaver is required to offer the shares held by him in Originals at 100% of the value based on 5 x the EBIT for the last 12 months”.
4.9.
Partijen vatten artikel 5 lid 1 sub b SHA in verschillende zin op. Investmentworx stelt dat de EBIT van Originals moet worden genomen van de twaalf maanden voorafgaand aan het beëindigen van de samenwerking met [gedaagde] (1 december 2018). Daartegen voert [gedaagde] aan dat de prijs moet worden vastgesteld aan de hand van de EBIT van International of de Energyworx-groep van de afgelopen twaalf maanden vanaf heden. Volgens [gedaagde] zijn de Aandelen op het moment dat hij deze kocht gewaardeerd volgens de omzet van International of de Energyworx-groep, zodat dit ook bij de verkoop als uitgangspunt moet dienen.
4.10.
Voor de beoordeling van deze twee geschilpunten (de waarde van welke entiteit(en) en welke peildatum hanteren), moet worden vastgesteld wat partijen zijn overeengekomen. Dat is een kwestie van uitleg aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Het komt volgens die maatstaf aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen, en op wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De vraag wat partijen zijn overeengekomen, kan dan ook niet worden beantwoord door enkel een zuiver taalkundige uitleg van de bepaling te geven.
4.11.
De rechtbank stelt vast dat de uitleg die Investmentworx geeft aan artikel 5 lid 1 sub b SHA strookt met de bewoordingen van dat artikel. Er wordt namelijk uitdrukkelijk gesproken over Originals, niet over een andere entiteit of de Energyworx-groep in zijn geheel. Ook in het overige gedeelte van de SHA zijn geen aanknopingspunten te vinden om aan te nemen dat de waarde van een andere entiteit dan Originals moet worden genomen. De enkele stelling van [gedaagde] dat de prijs die hij destijds heeft betaald voor de Aandelen is gebaseerd op de waarde van International of de Energyworx-groep volstaat daartoe niet. Voor de prijs waarvoor [gedaagde] de Aandelen moet aanbieden, moet daarom de waarde van Originals worden genomen. Voor het bepalen van de peildatum moet worden aangeknoopt bij artikel 4 lid 1 SHA. Op grond daarvan moest [gedaagde] de Aandelen
onmiddellijkaanbieden aan Investmentworx. Ook volgt daaruit dat [gedaagde] de partij is die na het beëindigen van de samenwerking in actie moest komen en de Aandelen moest aanbieden aan Investmentworx. In samenhang met artikel 4 SHA kan artikel 5 lid 1 sub b SHA worden gelezen als dat de periode van twaalf maanden wordt gerekend vanaf het moment dat de samenwerking met [gedaagde] werd beëindigd: 1 december 2018.
4.12.
Dit betekent dat kan worden vastgesteld dat partijen met artikel 5 lid 1 sub b SHA hebben afgesproken dat de waarde van de Aandelen moet worden gebaseerd op de EBIT van Originals van twaalf maanden voorafgaand aan 1 december 2018.
Aandelen voor welke prijs aanbieden? € 1,00.
4.13.
De rechtbank stelt vast dat Investmentworx aan de hand van jaarrekeningen van Originals van 2017 en 2018 voldoende heeft onderbouwd dat Originals in die periode geen winst heeft gemaakt. Daarom kan worden vastgesteld dat de EBIT van Originals in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan 1 december 2018 negatief was en de aandelen op het moment van vertrek van [gedaagde] op grond van de waarderingsmaatstaf van artikel 5 lid 1 sub b SHA geen waarde hadden. [gedaagde] moet om die reden de Aandelen aanbieden aan Investmentworx voor de symbolische koopprijs van € 1,00.
Verwachtingen bij aangaan investering
4.14.
[gedaagde] heeft in deze procedure nog gesteld dat Investmentworx hem destijds heeft voorgespiegeld dat investeren in Energyworx een ‘no-brainer’ was, dat de groep veel winst zou gaan maken, dat hij geen geld zou kunnen verliezen en alleen maar beter kon worden van deze investering. Aan deze stellingen is echter geen verweer verbonden. In ieder geval blijkt uit de aard van de investering (in een start-up) en uit de regeling die is overeengekomen in de SHA niet dat die investering zonder risico was. De verwachting van [gedaagde] dat hij bij een uitkoop in ieder geval zijn inleg zou terugkrijgen, moet dan ook voor zijn eigen rekening blijven.
Conclusie: vorderingen toewijzen
4.15.
[gedaagde] moet op grond van artikel 4 lid 1 en artikel 5 lid 1 sub b SHA de Aandelen overdragen aan Investmentworx voor een prijs van € 1,00. Dat leidt ertoe dat [gedaagde] zijn medewerking moet verlenen aan de levering van de Aandelen op de wijze zoals vermeld onder de beslissing.
4.16.
Als [gedaagde] geen medewerking verleent, zal dit vonnis in de plaats treden van dat deel van de op te stellen notariële akte tot koop, verkoop en levering van de Aandelen dat ziet op de ontbrekende wilsverklaring van [gedaagde] van levering van de Aandelen (op grond van artikel 3:300 lid 2 BW).
4.17.
De rechtbank realiseert zich dat de uitkomst van deze procedure onbevredigend is voor [gedaagde] , vooral aangezien op zitting is gebleken dat Investmentworx andere oud-aandeelhouders van Originals het aanbod heeft gedaan hun inleg in geval van verkoop van Originals terug te krijgen en Investmentworx tegenover [gedaagde] niet (meer) bereid was dit aanbod te doen (althans niet zonder dat daar een vergoeding van gemaakte juridische kosten tegenover stond). Een dergelijk aanbod is echter niet juridisch afdwingbaar. Partijen hebben in de SHA immers andere afspraken met elkaar gemaakt (zie rechtsoverwegingen 4.6, 4.8 en 4.12). Dat de gemaakte afspraken voor [gedaagde] nadelig uitpakken, is geen grond om die afspraken opzij te zetten.
(Proces)kosten
4.18.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De kosten van Investmentworx worden begroot op:
- dagvaarding € 103,33
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.905,33
4.19.
Ook wordt [gedaagde] veroordeeld in de nakosten. Dit zijn kosten die standaard worden toegewezen aan de partij die in het gelijk is gesteld (in dit geval Investmentworx), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die ontstaan na het wijzen van dit vonnis. Onder de beslissing staat om welk(e) bedrag(en) het gaat.
in het (voorwaardelijke) incident
4.20.
De incidentele vordering tot inzage van de interne jaarrekeningen van Originals van 2017 en 2018 is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank de vorderingen van Investmentworx in de hoofdzaak zou toewijzen. Nu die voorwaarde is vervuld, zal de incidentele vordering worden beoordeeld.
4.21.
De rechtbank stelt echter vast dat [gedaagde] geen belang heeft bij een beslissing op zijn vordering, omdat ervan wordt uitgegaan dat Investmentworx de door [gedaagde] gevorderde jaarrekeningen als aanvullende productie 19 al heeft overgelegd. De incidentele vordering van [gedaagde] wordt daarom afgewezen.
4.22.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Investmentworx worden begroot op nihil, omdat Investmentworx niet met een processtuk op de incidentele vordering heeft gereageerd.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om medewerking te verlenen aan de levering van de Aandelen aan Investmentworx tegen betaling van € 1,00, binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis,
5.2.
bepaalt dat als [gedaagde] weigerachtig blijft zijn medewerking te verlenen aan de veroordeling onder 5.1, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van dat deel van de op te stellen notariële akte dat ziet op de ontbrekende wilsverklaring van [gedaagde] van levering van de Aandelen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Investmentworx tot op heden begroot op € 1.905,33,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat. Als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis wordt betekend, dan moet [gedaagde] daarnaast de explootkosten van betekening door de deurwaarder en € 85,00 aan salaris advocaat betalen,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in het (voorwaardelijke) incident
5.7.
wijst het gevorderde af,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van Investmentworx tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.T. Hylkema, rechter, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).