ECLI:NL:RBAMS:2023:8600

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
13/226946-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het witwassen van een groot contant geldbedrag met voorwaardelijk opzet

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 september 2023 in Amsterdam betrokken was bij het witwassen van een totaalbedrag van € 112.000,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, waarbij hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de inhoud van de dozen die hij overhandigde van misdrijf afkomstig was. De verdachte had de dozen met contant geld overgedragen aan een medeverdachte, die kort daarna door de politie werd aangehouden. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor het witwassen, ondanks de verdediging van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de dozen. De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van het medeplegen van witwassen en gewoontewitwassen, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe samenwerking met de medeverdachte.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die aangaf zich te willen richten op werk en zijn persoonlijke leven. De rechtbank achtte begeleiding door de reclassering noodzakelijk en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/226946-23
Datum uitspraak: 12 december 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Zetsma, en van wat de raadsman van verdachte, mr. J.M.J.H. Coumans, naar voren heeft gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich op 7 september 2023 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van € 112.000,-.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 7 september 2023 in de [straat] te Amsterdam ziet de politie een zwarte Opel Astra die, in de ogen van de politie, opvallend rijgedrag vertoont. Even daarna wordt het voertuig geparkeerd en stapt de bestuurder uit, later blijkend verdachte. Vijf minuten later arriveert een man op de fiets, later blijkend [medeverdachte] , aan wie verdachte twee dozen overhandigt die hij daarvoor uit zijn auto heeft gepakt. [medeverdachte] legt de dozen in zijn fietskrat en fietst weg. [2] Kort daarna wordt [medeverdachte] staande gehouden. [medeverdachte] verklaart: “Ik hoef niet mee te werken, er zit wel wat in de dozen, maar ik zeg niet wat, ik wil mijn advocaat spreken.” [3] In één van de dozen blijkt € 22.000,- te zitten, in de andere doos € 90.000,-. [4] Uit onderzoek van de telefoon van verdachte blijkt dat verdachte, voor de overdracht, op Snapchat een codewoord heeft ontvangen, namelijk ‘Audi’. ‘Het’ kon worden afgegeven als dit codewoord werd gezegd. Na de overdracht heeft verdachte gestuurd dat het ‘gefixt’ was. [5]
De vraag is of bewezen kan worden dat verdachte, alleen of tezamen en in vereniging met (een) ander(en), voornoemde geldbedragen heeft witgewassen en, zo ja, of hij hier een gewoonte van heeft gemaakt.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde medeplegen van witwassen bewezen.
De officier van justitie vindt niet dat bewezen kan worden dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van (gewoonte)witwassen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat er geld in de dozen zat.
De vereiste wetenschap dat sprake was van een uit misdrijf afkomstig goed ontbreekt. Dat verdachte opzet had op witwassen, kan daarom niet worden bewezen.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Juridisch kader witwassen
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Als er geen direct bewijs voor een concreet gronddelict aanwezig is, zal volgens vaste jurisprudentie moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp of het geldbedrag. Als een dergelijke verklaring ontbreekt, kan de rechtbank tot de conclusie komen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp of het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring geldt.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat uit de wijze van vervoer en het afleveren van de dozen met een codewoord, zoals in 3.1 hierboven is weergegeven, zonder meer een vermoeden van witwassen volgt. Verdachte heeft enkel verklaard dat hij niet wist wat er in de dozen zat. Daarmee heeft hij het vermoeden van witwassen niet ontkracht. De rechtbank concludeert daarom dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld van enig misdrijf afkomstig is.
Voorwaardelijk opzet
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte (tenminste) sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op witwassen. Uit de manier waarop verdachte de dozen heeft vervoerd en heeft overgedragen volgt dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de inhoud van de dozen van enig misdrijf afkomstig was en dat hij zich aldus schuldig maakte aan witwassen.
Vrijspraak van medeplegen
De rechtbank vindt niet dat kan worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en verdachte of tussen verdachte en degene met wie verdachte contact heeft gehad op Snapchat. Verdachte wordt daarom partieel vrijgesproken van het onderdeel medeplegen.
Vrijspraak van gewoontewitwassen
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van witwassen. Verdachte wordt daarom eveneens partieel vrijgesproken van het onderdeel gewoontewitwassen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 7 september 2023 te Amsterdam een geldbedrag met een totale waarde van 112.000,- euro (bestaande uit een geldbedrag van 90.000 euro en een geldbedrag van 22.000 euro), voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 143 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest en daarnaast een taakstraf. Ten aanzien van de duur van de taakstraf refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot contant geldbedrag. Het witwassen van criminele gelden tast de integriteit van het financiële verkeer aan en vormt een bedreiging voor de legale economie. Daarnaast bevordert witwassen het plegen van strafbare feiten, omdat het plegen van delicten zonder witwassen veel minder lucratief zou zijn.
Oriëntatiepunten
De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken die de rechtbanken en hoven onderling over straffen hebben gemaakt. Voor witwassen sluit de rechtbank aan bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraudezaken. In deze zaak heeft verdachte een bedrag witgewassen van € 112.000,-. Voor fraude met een benadelingsbedrag van tussen de € 70.000,- en € 125.000,- is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de 5 en 9 maanden of een voorwaardelijke gevangenisstraf met een taakstraf van een soortgelijke duur.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van de reclassering van 7 december 2023. Daarin is vermeld dat verdachte zich voortaan wil focussen op zijn werk, vriendin en ouders. Een belangrijke verandering in zijn leven is dat hij momenteel afstand heeft genomen van personen die een slechte invloed op hem hadden. De reclassering heeft de indruk dat verdachte oprecht is in zijn doelstellingen, maar twijfelt of hij die zelfstandig kan bereiken. De reclassering vindt daarom begeleiding geïndiceerd. Bij een bewezenverklaring adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met [medeverdachte] (medeverdachte) en dagbesteding. De reclassering acht de oplegging van een gevangenisstraf onwenselijk, aangezien verdachte hierdoor zijn baan zou verliezen. Voor het opleggen van een taakstraf of geldboete ziet de reclassering geen contra-indicaties.
Strafblad
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte van 9 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Conclusie
De rechtbank vindt, alles afwegende, passend en geboden een gevangenisstraf van 5 (vijf) maanden, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 (twee) jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling (zonder de mogelijkheid tot verplichting van inname van medicatie) en dagbesteding. Voor het geadviseerde contactverbod en de mogelijkheid tot verplichting van inname van medicatie binnen de ambulante behandeling ziet de rechtbank geen grondslagen. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf van 80 (tachtig) uren op.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich niet houdt aan de hierna
vermelde algemene en bijzondere voorwaarden.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- bij de naleving van de bijzondere voorwaarden ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan liet nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
Meldplicht
- zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland Dordrecht meldt. Veroordeelde zal zich telkens weer melden, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt;
Ambulante behandeling
- zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Dagbesteding
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur.
Geeft bovengenoemde reclasseringsinstelling de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Bergsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2023.
[....]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover er verwezen wordt naar een proces-verbaal van bevindingen, wordt dit processtuk in de voetnoot afgekort als ‘PVB’.
2.PVB met nummer PL1300-2023202880-8, p. 001-003.
3.PVB met nummer PL1300-2023202880-23, p. 008 (midden).
4.PVB met nummer PL1300-2023202880-29, p. 014 (midden) en PVB met nummer PL1300-2023202880-31, p. 061.
5.PVB, nummer 2023202880, Onderzoek Telefoon [verdachte] 6392181, Nazending 16-11, p. 079.