ECLI:NL:RBAMS:2023:860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
13.117990.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende diefstal en berovingen via datingsites met betrokkenheid van meerdere verdachten

In deze jeugdzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een serie diefstallen en berovingen. De verdachte, geboren in 2002, heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en afpersing, waarbij oudere mannen via datingsites in een hinderlaag werden gelokt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol speelde in de uitvoering van de misdrijven, waaronder het afleiden van slachtoffers en het faciliteren van de berovingen. De feiten vonden plaats in de periode van januari tot en met februari 2020, waarbij meerdere slachtoffers werden benadeeld. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen deels toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 45 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 80 uren. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd met medeverdachten, gezien de invloed die zij op de verdachte kunnen hebben. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die door de berovingen psychologisch zijn getroffen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.117990.20
Datum uitspraak: 16 februari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2002,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 2 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L. Vermeulen en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. S. Epema naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door
[persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en [persoon 2] , namens Jeugdbescherming West (hierna: JBW) naar voren is gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mr. B. van der Werf, de raadsvrouw van de benadeelde partij [aangever 1] , naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort weergegeven – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan diefstal met (bedreiging met) geweld van een mobiele telefoon in de periode van 26 januari 2020 tot en met 5 februari 2020 te Amsterdam en/of Zevenbergen, gepleegd tegen [aangever 1] (zaaksdossier 3);
medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan afpersing van een portemonnee met € 60,- een rijbewijs en diverse passen in de periode van 26 januari 2020 tot en met 5 februari 2020 te Amsterdam en/of Zevenbergen, gepleegd tegen [aangever 1] (zaaksdossier 3);
medeplegen van diefstal van een portemonnee en een of meerdere telefoons op 5 februari 2020 te Utrecht, gepleegd tegen [aangever 2] (zaaksdossier 4);
4. heling van een telefoon in de periode van 19 februari 2020 tot en met 7 april 2020 te Amsterdam en/of Oud-Beijerland (zaaksdossier 5);
5. medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan diefstal met (bedreiging met) geweld van een of meerdere telefoons en een sleutelbos in de periode van 15 januari 2020 tot en met 28 januari 2020 te ’s-Gravenhage en/of Amsterdam, gepleegd tegen [aangever 3] (zaaksdossier 9);
6. medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan afpersing van een portemonnee met € 60,- een ID-kaart, een bankpas en diverse passen in de periode van 15 januari 2020 tot en met 28 januari 2020 te ‘s-Gravenhage en/of Amsterdam, gepleegd tegen [aangever 3] (zaaksdossier 9).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak en bewijsmotiveringen

Inleiding
In de eerste maanden van 2020 vinden er verschillende (pogingen tot) gewelddadige berovingen op volwassen mannen plaats. Het onderzoek [naam onderzoek] is gestart op basis van de modus operandi van deze berovingen, namelijk het door die mannen afspreken via een datingsite met één of twee jonge vrouwen gevolgd door een beroving door een (groep) jongen(s) of de vrouwen zelf. De aangevers hebben een (seks)afspraak gemaakt met ene ‘ [naam 1] ’, ‘ [naam 2] ’ of ‘ [naam 3] ’ en daarbij voor zover bekend contact gehad met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat in gebruik bleek te zijn bij [medeverdachte 1] . Inmiddels is zij veroordeeld voor deze berovingen. Zij heeft bekend dat zij mannen heeft benaderd via datingsites om geld van ze te verkrijgen. Uit het onderzoek aan haar telefoon is gebleken dat zij verschillende (groeps)gesprekken heeft gevoerd met verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over het maken van afspraken met oudere mannen en ‘het regelen van boys’ voor de berovingen. In totaal zijn er negen zaaksdossiers. Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten die betrekking hebben op zaaksdossiers drie, vier, vijf en negen.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde (zaaksdossier 3):
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld en afpersing. Gelet op de rolverdeling in de woning en het appcontact dat voor de afspraak met aangever [aangever 1] heeft plaatsgevonden in samenhang met de algemene chats over de modus operandi, acht zij bewezen dat verdachte wist van het plan om het slachtoffer te beroven en dat zij daarin een significante rol heeft gehad. Verdachte dient daarom als medepleger te worden veroordeeld.
De raadsvrouw heeft bepleit dat er slechts sprake kan zijn van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid. Verdachte heeft zich vanaf het begin meewerkend opgesteld en zij heeft openheid gegeven over haar aandeel. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de beroving van [aangever 1] zorgvuldig gepland en zij heeft instructies gegeven aan een van de jongens om de beroving te laten slagen. Het aandeel van verdachte was heel gering; zij moest mee naar de woning van aangever, zodat hij geen seksuele handelingen kon verrichten bij [medeverdachte 1] . Volgens de raadsvrouw is daarmee niet voldaan aan het criterium van medeplegen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 26 januari 2020 heeft aangever [aangever 1] contact gekregen met een meisje genaamd ‘ [naam 3] ’ via de datingapp [datingapp] . ‘ [naam 3] ’ stuurt direct haar telefoonnummer ( [telefoonnummer 1] ),
waarna het contact via WhatsApp wordt voortgezet. Vrij snel na het eerste contact wil ‘ [naam 3] ’ afspreken voor seks, waarbij ze aangeeft alles wel te willen doen. Ook zegt ze wel een relatie te willen. Aangever spreekt volgens hem echter niet snel genoeg met haar af waarna ‘ [naam 3] ’ met het idee voor een trio komt met aangever, ‘ [naam 3] ’ en een vriendin van haar: verdachte. Vervolgens heeft aangever via WhatsApp ook contact met verdachte. Verdachte wil in Amsterdam afspreken, maar aangever wil liever bij hem thuis afspreken, omdat zij met zijn tweeën zijn en hij liever in een vertrouwde omgeving afspreekt. Op 5 februari 2020 spreken aangever, ‘ [naam 3] ’ en verdachte af bij Rotterdam Centraal Station, waarna aangever met beide dames naar zijn huis in Zevenbergen rijdt. Als verdachte wordt gebeld, hoort aangever haar zeggen dat zij 17 jaar is, terwijl hij ervan uit was gegaan dat zij meerderjarig was. Verdachte had namelijk gezegd dat zij 19 jaar was, terwijl ‘ [naam 3] ’ 20 jaar zou zijn. Hierop beëindigt aangever het bezoek, waarna hij beide dames naar station Zevenbergen brengt, zoals van tevoren was afgesproken.
Onderweg zegt ‘ [naam 3] ’ 15 jaar te zijn en zij dreigt aangever aan te geven bij de politie als zij en verdachte niet worden afgezet bij de parkeerplaats van een sportveld, waar een auto blijkt te staan met enkele jongens eromheen. ‘ [naam 3] ’ zegt vervolgens dat die jongens aangever met rust zullen laten en dat een van die jongens haar broer is. Hierop is aangever naar de parkeerplaats gereden en op het moment dat hij is geparkeerd, komen twee donkergetinte jongens aanrennen. ‘ [naam 3] ’ (op de bijrijdersstoel) en verdachte (rechts achterin) hebben hun portiers dan al geopend. Vervolgens rijdt aangever weg, maar terwijl hij dit doet, haalt ‘ [naam 3] ’ de autosleutel uit het contact, waarna zij samen met verdachte de auto verlaat. Hun plekken worden ingenomen door de twee jongens, waarbij de jongen op de bijrijdersstoel zegt dat aangever moet gaan rijden. Als aangever zijn auto heeft gestart zegt dezelfde jongen dat aangever naar een rustige plek in de wijk moet rijden. Ook zegt hij dat aangever zijn portemonnee (met daarin € 60.- zijn rijbewijs en verschillende passen) moet geven, wat aangever ook doet, maar niet voordat hij zijn creditcard en bankpas eruit heeft gehaald. Vervolgens probeert aangever 112 bellen, wat niet lukt, omdat zijn telefoon wordt afgepakt. Aangever is vervolgens naar eigen zeggen ‘als een gek’ gaan rijden, waarna beide jongens op enig moment de auto verlaten, wat ook wordt gezien door een getuige. Deze getuige verklaart daarnaast dat hij heeft gezien dat de jongen die achterin had gezeten iets onder zijn jas stopte dat leek op een mes. Aangever verklaart nog dat gedurende de rit meermaals is gedreigd hem neer te steken als hij niet naar een rustige plek zou rijden of als hij niet zou luisteren, waarbij de jongen op de achterbank een groot mes toonde. Ook heeft de jongen op de achterbank het mes tegen de nek van aangever geduwd, wat aangever afweerde met zijn rechterhand en waardoor hij ook in deze hand is gesneden.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tijdens de inhoudelijke behandeling van haar strafzaken haar betrokkenheid bekend. Zo heeft zij verklaard dat zij als ‘ [naam 3] ’ in contact is gekomen met aangever en dat er een plan was om hem te beroven op de parkeerplaats, waar zij de autosleutel in het contact heeft omgedraaid. Ook heeft zij contact onderhouden met een medeverdachte, onder meer door hem locaties te sturen in aanloop naar de beroving. Bij de rechter-commissaris op 12 mei 2022 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat zij met verdachte naar de woning van aangever is gegaan. Verdachte wist wat de bedoeling was en wat zij zouden doen:
“zij wist het honderd procent”.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij vrijwel altijd meeging naar de woning van mannen als [medeverdachte 1] dit van haar vroeg. Ook in deze zaak is zij meegegaan. Verdachte denkt dat [medeverdachte 1] wel dingen tegen haar heeft gezegd over wat er zou gebeuren, maar zij kan zich dit niet meer herinneren.. Verdachte kent de jongens die betrokken waren niet en zij heeft ook nooit contact met ze gehad. Het klopt verder dat verdachte in de woning van aangever de stekker uit de camera heeft gehaald, [medeverdachte 1] had haar dit gevraagd. Zij moest ook van [medeverdachte 1] aangever afleiden, wat zij ook heeft gedaan. In die periode deed zij alles wat [medeverdachte 1] van haar vroeg, omdat zij haar vriendschap niet wilde kwijtraken. Op de vraag van de rechtbank wat de bedoeling was met aangever [aangever 1] heeft verdachte geantwoord dat zij geld wilden verdienen. Op verschillende vragen van de rechtbank heeft verdachte geantwoord dat zij zich niets meer wil/kan herinneren van die periode.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om verdachte te veroordelen voor het medeplegen van de ten laste gelegde diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank vindt de chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte over de beroving van aangever van belang voor de bewezenverklaring. De chatgesprekken over aangever beginnen op 4 februari 2020, één dag voor de beroving. [medeverdachte 1] zegt tegen verdachte dat zij het meeste en het ‘heetste’ werk doen. Zij wil niet alleen naar de afspraak gaan, omdat hij seksuele handelingen met haar wil verrichten. [medeverdachte 1] en verdachte hebben beiden contact met aangever via WhatsApp; er worden tussen de meiden over en weer screenshots gestuurd van de gesprekken die zij met aangever hebben. Tijdens het appcontact geeft [medeverdachte 1] aan dat zij aangever gaat beroven en dat zij een rondje wil rijden in zijn auto. Verdachte moet hierom lachen. Zij vindt aangever een ‘zieke gast’.
Op 5 februari 2020, op de dag van de beroving, om 15:18:59 uur stuurt verdachte een bericht aan [medeverdachte 1] dat zij van haar telefoon moet, omdat ‘hij’ meekijkt. Uit de aangifte blijkt dat zij op dat moment zijn opgehaald door aangever [aangever 1] . Later stuurt [medeverdachte 1] aan verdachte het volgende:
‘Vraag hem of hij Netflix heeft. Zeg gaan we deze film kijken? Hou m bezig. [persoon 3] en ik zijn bezig man’.Verdachte reageert daarop dat zij de stekker van de camera eruit heeft gehaald. [medeverdachte 1] stuurt vervolgens:
‘Hoe gaan wij dit doen? Dit moet niet mislukken. Zeg tegen hem. Heb je een deken. Gaan we knus film kijken’. Verdachte krijgt ook de opdracht om met aangever naar boven te gaan om met hem op bed te liggen. Verdachte reageert daarop dat het te lang duurt en dat ‘de boys’ moeten komen. Ook in de auto - wanneer aangever de verdachten moet afzetten bij een parkeerplaats - sturen [medeverdachte 1] en verdachte berichten naar elkaar. Omstreeks 17:00 uur krijgt verdachte de volgende berichten van [medeverdachte 1] :
‘Nu open maken. Druk in de midden op die witte shit en trek die kk deur open. Ga nu doen. Doe die kk deur open. Nu gaan we uit die rol. Deur open maken als ik je wenk’.Op dat moment stappen verdachte en [medeverdachte 1] de auto uit en zij rennen weg.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er nauwe en bewuste samenwerking was tussen verdachte en [medeverdachte 1] en ook sprake van een gezamenlijke uitvoering. Het verweer van de raadsvrouw dat het aandeel van verdachte zeer gering is geweest, kan de rechtbank niet volgen. Verdachte heeft voor en tijdens het strafbare feit een bijdrage geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen. Zij wist dat het de bedoeling was om aangever te beroven. Zij heeft zelf appcontact met aangever gehad en hem daardoor misleid. [medeverdachte 1] kon niet alleen naar de woning van aangever en zij is meegegaan. Zij is in de woning geweest van aangever, zij heeft de stekker uit de camera gehaald, heeft aangever geprobeerd af te leiden en zij stond de hele tijd in contact met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] stond weer in contact met de jongens die in de auto zijn gestapt en aangever hebben beroofd. Zonder de handelingen van verdachte had de beroving niet plaats kunnen vinden. Nu verdachte een significante bijdrage binnen de groep heeft geleverd aan de diefstal met geweld en de afpersing, kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen. Verdachte kan als mededader ook voor de gedragingen van haar medeverdachten verantwoordelijk worden gehouden, nu zij daarop - ten minste voorwaardelijk - opzet heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde (zaaksdossier 4):
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde diefstal van de telefoons.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu verdachte het feit tijdens de zitting heeft bekend (zij heeft de portemonnee meegenomen en medeverdachte [medeverdachte 1] de telefoons) en haar verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde (zaaksdossier 5):
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde heling van de telefoon (van het merk Samsung) in de periode van 19 februari 2020 tot en met 7 april 2020. Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat verdachte in deze periode de telefoon in haar bezit had en dat zij op de hoogte was van de beroving door medeverdachte [medeverdachte 1] van aangever [aangever 4] . Zij was in elk geval bekend met de modus operandi van het bestelen van slachtoffers en er is zodoende in ieder geval genoeg bewijs voor een veroordeling voor de schuldheling, aldus de officier van justitie.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Verdachte is niet betrokken geweest bij de beroving van aangever [aangever 4] op 19 februari 2020. Het klopt dat zij in die periode veel contact had met medeverdachte [medeverdachte 1] en dat zij wist dat [medeverdachte 1] zich bezighield met criminele activiteiten. Verdachte wist echter niet dat de telefoon - die [medeverdachte 1] aan haar moeder heeft gegeven - afkomstig was van diefstal. Mocht de rechtbank hier anders over denken, dan kan verdachte slechts veroordeeld worden voor de schuldheling op 16 maart 2020. Zij heeft toen haar simkaart in de telefoon gedaan om naar de alarmcentrale te bellen en na een paar minuten heeft zij haar simkaart weer uit de telefoon gehaald. Alleen op dat moment heeft zij dus beschikking gehad over de telefoon.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aangever [aangever 4] heeft verklaard sinds begin februari 2020 contact te hebben met een
vrouw genaamd ‘ [naam 2] ’ via de datingsite ‘ [datingsite 1] ’. ‘ [naam 2] ’ maakt daarbij
gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op 19 februari 2020 spreekt aangever met deze vrouw af in Amstelveen. Als aangever ‘ [naam 2] ’ conform afspraak ophaalt van de
bushalte blijkt zij samen met een andere vrouw naar de afspraak te zijn gekomen, waarna ze
met zijn drieën naar de woning van aangever gaan. Nadat ze enige tijd in de woning van
aangever hebben verbleven, vertrekken de twee vrouwen. Vervolgens bemerkt aangever dat
zijn Samsung-telefoon is verdwenen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat zij onder de naam ‘ [naam 2] ’ contact heeft gezocht met aangever en dat zij de telefoon uit zijn woning heeft gestolen. Zij was toen samen met medeverdachte [medeverdachte 2] in de woning. Op grond van het dossier is het duidelijk dat [medeverdachte 1] deze diefstal niet met verdachte heeft gepleegd. Dit feit is ook niet aan haar ten laste gelegd.
Uit het politieonderzoek is gebleken dat het telefoonnummer van verdachte ( [telefoonnummer 2] ) op 16 maart 2020 voor een paar minuten gekoppeld is aan het IMEI-nummer van de telefoon van aangever. Vanaf 7 april 2020 wordt het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gekoppeld aan het IMEI-nummer [
NB nr ontbreekt!]. Dit telefoonnummer staat op naam van de moeder van verdachte. De moeder van verdachte is op 2 juni 2020 door de politie verhoord. Zij heeft verklaard dat zij de telefoon van [medeverdachte 1] heeft gekregen. [medeverdachte 1] had in die tijd drie telefoons en de telefoon die de moeder van haar kreeg zou van een kennis zijn. De moeder van verdachte zag dat er op de telefoon nog veel foto’s stonden; onder andere foto’s van vrouwen, van een blanke man, van huisdieren en een zwarte auto. Ook stond de applicatie WhatsApp nog geïnstalleerd met de gegevens van die man en zijn profielfoto. De moeder heeft hierover vragen gesteld aan [medeverdachte 1] , maar uiteindelijk heeft zij het gelaten voor wat het is. De moeder wilde alleen maar kunnen bellen en bereikbaar zijn. Tot slot heeft de moeder verklaard dat [medeverdachte 1] in die periode ruim anderhalve maand bij haar en verdachte heeft gelogeerd. Volgens de moeder waren [medeverdachte 1] en verdachte de hele dag door samen. [medeverdachte 1] had altijd geld bij zich en zij kocht ook spullen voor verdachte. Het viel de moeder op dat verdachte en [medeverdachte 1] vaak tot 04:00 uur bezig waren met Snapchat. Zij hoorde dan [medeverdachte 1] met verschillende mannen praten. Zij zag [medeverdachte 1] ook foto’s maken van haarzelf terwijl zij schaars gekleed was.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte weliswaar op de hoogte moet zijn geweest van het feit dat [medeverdachte 1] zich bezighield met criminele activiteiten, maar dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de telefoon van [aangever 4] . Ten aanzien van verdachte geldt namelijk dat alleen kan worden vastgesteld dat zij de telefoon op 16 maart 2020 hooguit enkele minuten voorhanden heeft gehad om te kunnen bellen. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte op dat moment op de hoogte was van de diefstal uit de woning van aangever [aangever 4] , dan wel dat zij op dat moment wist dat de telefoon gestolen was. Van verdachte hoefde niet verwacht te worden dat zij gedurende die paar minuten onderzoek zou doen naar de (inhoud van) de telefoon. Het is daarnaast niet met zekerheid vast te stellen wanneer en door wie de telefoon aan de moeder van verdachte is overgedragen: door [medeverdachte 1] of verdachte. De verklaringen van [medeverdachte 1] , verdachte en haar moeder lopen hierover uiteen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde heling.
Ten aanzien van het onder 5 en 6 ten laste gelegde (zaaksdossier 9):
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld en afpersing. Verdachte heeft in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever [aangever 3] zou worden beroofd. Haar bijdrage was dat de overvaller de woning kon betreden, terwijl de aangever onder invloed was en dus in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Het DNA van verdachte is niet in de woning aangetroffen, maar haar reisbewegingen bevestigen dat zij in de woning is geweest. Bovendien komt haar uiterlijk overeen met het signalement dat aangever heeft genoemd. Dat verdachte opzet heeft gehad op de beroving blijkt onder meer uit de chatgesprekken die zij met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft gevoerd. Op 16 januari 2020 waren zij al bezig om ‘een waterdicht plan’ te maken. Er zijn veel chats over deze werkwijze door deze groep. De verdachten zijn met z’n vieren in de woning van de aangever geweest. Zij hebben kennelijk een signaal gegeven aan de overvaller toen zij de woning verlieten en zij hebben de woning zo achtergelaten dat de overvaller makkelijk naar binnen kon gaan.
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat op grond van het dossier niet vastgesteld kan worden dat verdachte in de woning van aangever is geweest. Haar DNA is niet aangetroffen in de woning en uit haar reisbewegingen blijkt alleen dat zij in de buurt van de woning is geweest. Dit is niet voldoende om haar als medepleger van de ten laste gelegde feiten aan te merken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 28 januari 2020 doet [aangever 3] aangifte van beroving. Hij verklaart enige tijd geleden in contact te zijn gekomen met een zekere ‘ [naam 1] ’ via de datingsite [datingsite 2] . ‘ [naam 1] ’ zou uit Amsterdam komen en wilde graag met hem afspreken. Vanaf 15 januari 2020 verloopt het contact via WhatsApp en op 27 januari 2020 spreken ‘ [naam 1] ’ en aangever bij hem thuis af in zijn woning in ‘s-Gravenhage. Om 20:00 uur komt ‘ [naam 1] ’ aan samen met een vriendin. Aangever heeft net geld gestort gekregen en heeft daarvan verschillende flessen drank gekocht voor zijn bezoek. De vriendin van ‘ [naam 1] ’ - zij is donker getint, heeft een normaal postuur en heeft vermoedelijk een Surinaamse afkomst - maakt drankjes klaar waarbij alleen de drankjes die voor hem gemaakt zijn, troebel in plaats van helder groen zijn. Na zijn tweede drankje begint aangever zich niet zo lekker te voelen en hij krijgt het gevoel dat hij steeds wegvalt. Vervolgens vraagt ‘ [naam 1] ’ of twee vriendinnen van haar mogen langskomen, die enkele minuten later al op de stoep staan. Aangever heeft van deze vriendinnen de volgende signalementen doorgegeven: een blanke vrouw met een slank postuur en een getinte vrouw met een mollig postuur, geblondeerd haar en een rond gezicht. Vanaf enig moment weet aangever niet meer wat er precies is gebeurd, maar wel dat er plotseling een man met een bivakmuts voor zijn neus staat. Deze man zet een mes op de keel van aangever en vraagt op dwingende en agressieve toon om zijn bankpas en pincode. Hij hoort ‘ [naam 1] ’ tegen de overvaller zeggen:
‘Wil je hem geen pijn doen?’.Aangever geeft zijn portemonnee met bankpas, ID-kaart, verschillende andere passen en € 60,-. Vervolgens geeft aangever een (foute) pincode, waarop hij van de man een klap op zijn lip krijgt, waarna hij alsnog zijn (juiste) pincode geeft. Ten slotte pakt zijn overvaller de twee telefoons (van het merk Samsung) en de sleutelbos van aangever, waarna aangever weer wegzakt. Op het moment dat aangever weer bijkomt, zijn zowel de man met de bivakmuts, als de dames die bij aangever op bezoek waren verdwenen. Uit onderzoek is gebleken dat aangever is gedrogeerd; in zijn bloed is MDMA aangetroffen. In de woning zijn verder DNA-sporen aangetroffen van medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tijdens haar inhoudelijke behandeling op 2 september 2021 bekend dat zij onder de naam ‘ [naam 1] ’ contact heeft gezocht met aangever [aangever 3] . Zij heeft verklaard dat zij samen met een vriendin naar hem is toegegaan in ‘s-Gravenhage en dat ze in de woning van de aangever wat hebben gedronken, waarbij iets in het drankje van aangever is gedaan. Bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte 1] verklaard dat zij met verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de woning is geweest. Het was haar idee om naar de woning van de aangever te gaan. De bedoeling was om het gezellig te maken en om een beetje geld van hem te krijgen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij zich niet kan herinneren of zij in de woning van aangever [aangever 3] is geweest. Zij weet ook niet meer of zij een (groen) drankje aan hem heeft gegeven.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte in de woning van aangever [aangever 3] is geweest. De groep van [medeverdachte 1] ‘ [naam 1] ’ bestond destijds uit verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . In de chatgesprekken of overige stukken uit het dossier staat geen enkele aanwijzing dat er ook andere jonge vrouwen betrokken zijn geweest bij berovingen van oudere mannen via datingsites. Verdachte is donker getint en zij voldoet als enige in de groep aan het signalement van de vriendin van ‘ [naam 1] ’ die de drankjes heeft gemaakt.
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat zij onder andere met verdachte in de woning van aangever is geweest - wordt ondersteund door de reisbewegingen van beide verdachten. Uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat het telefoonnummer van verdachte op 27 januari 2020, op de dag van de beroving, gedurende de dag verschillende basisstations in Amsterdam aanstraalt. Vanaf 18.23 uur verplaatst het telefoonnummer zich vanuit Amsterdam naar Den Haag. Vanaf 19.57 uur tot en met 22.32 uur wordt er met dit mobiele telefoonnummer een drietal basisstations in Den Haag gebruikt, gelegen aan [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] . Deze drie basisstations geven dekking op de woning van aangever gelegen aan [adres 5] in Den Haag. Na verdere analyse van de historische verkeersgegevens is gebleken dat het telefoonnummer van verdachte op 27 januari 2020 te 23.37 uur voor het laatst gebruik maakt van een basisstation in Den Haag (bij [adres 4] ). Vervolgens verplaatst dit telefoonnummer zich naar Amsterdam, alwaar het de gehele nacht gebruikt maakt van basisstations gelegen op [adres 6] en [adres 7] . Deze basisstations geven dekking op de woning van [medeverdachte 1] , gelegen op [adres 8] te Amsterdam. Het telefoonnummer van [medeverdachte 1] heeft voor het laatst op 23.29 uur gebruik gemaakt van een basisstation in Den Haag, te weten [adres 3] . Vervolgens verplaatst dit telefoonnummer zich naar Amsterdam en maakt de gehele nacht gebruik van basisstations, zoals [adres 7] , die dekking geven op haar woning. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte na de overval samen met [medeverdachte 1] weer terug naar Amsterdam is gegaan.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte is als vriendin van ‘ [naam 1] ’ meegegaan naar de woning van aangever en zij heeft in de keuken de drankjes gemaakt, waarna aangever [aangever 3] zijn bewustzijn verloor en gewelddadig is beroofd. Verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven voor haar betrokkenheid bij deze verdenking. In samenhang met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van de diefstal met geweld en de afpersing bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
in de periode van 26 januari 2020 tot en met 5 februari 2020 te Zevenbergen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon van het merk Samsung, toebehorende aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- via een datingapp contact te leggen met die [aangever 1] en zich daarbij voor te doen als ‘ [naam 3] ’ en
- vervolgens als ‘ [naam 3] ’ een afspraak te maken met die [aangever 1] om die ‘ [naam 3] ’ en verdachte te ontmoeten en
- naar het huis van die [aangever 1] te gaan en daar [aangever 1] bezig te houden terwijl de medeverdachten contact met elkaar hebben en
- bij die [aangever 1] in de auto te stappen en met die [aangever 1] in de auto te rijden en
- vervolgens tegen die [aangever 1] te zeggen dat ‘ [naam 3] ’ 15 jaar oud was en vervolgens die [aangever 1] te dwingen die ‘ [naam 3] ’ en verdachte bij een parkeerplaats af te zetten en
- toen die [aangever 1] op die parkeerplaats was de autosleutel uit het contactslot van de auto van die [aangever 1] te halen en terwijl de auto uitrolde uit de auto te stappen en
- in te stappen in de auto bij die [aangever 1] en
- tegen die [aangever 1] te zeggen dat hij moest gaan rijden en dat hij naar een rustige plek in de wijk moest rijden en
- toen [aangever 1] 112 probeerde te bellen de telefoon van die [aangever 1] af te pakken en
- meermalen tegen die [aangever 1] te zeggen dat zij hem zouden neersteken als hij niet zou luisteren en
- met een groot mes bij de nek van die [aangever 1] te komen en
- vervolgens met een groot mes in de hand van die [aangever 1] te snijden toen die zich afweerde;
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
in de periode van 26 januari 2020 tot en met 5 februari 2020 te Zevenbergen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin een geldbedrag van in totaal € 60,- en een rijbewijs en diverse passen, toebehorende aan die [aangever 1] , door
- via een datingapp contact te leggen met die [aangever 1] en zich daarbij voor te doen als ‘ [naam 3] ’ en
- vervolgens als ‘ [naam 3] ’ een afspraak te maken met die [aangever 1] om ’ [naam 3] ’ en verdachte te ontmoeten en
- naar het huis van die [aangever 1] te gaan en daar [aangever 1] bezig te houden terwijl de medeverdachten contact met elkaar hebben en
- bij die [aangever 1] in de auto te stappen en met die [aangever 1] in de auto te rijden en
- vervolgens tegen die [aangever 1] te zeggen dat ‘ [naam 3] ’ 15 jaar oud was en vervolgens die [aangever 1] te dwingen ’ [naam 3] ’ en verdachte bij een parkeerplaats af te zetten en
- toen die [aangever 1] op die parkeerplaats was de autosleutel uit het contactslot van de auto van die [aangever 1] te halen en terwijl de auto uitrolde uit de auto te stappen en
- in te stappen in de auto bij die [aangever 1] en
- tegen die [aangever 1] te schreeuwen en te zeggen dat hij moest gaan rijden en dat hij naar een rustige plek in de wijk moest rijden en
- tegen die [aangever 1] “geef me je portemonnee” te zeggen;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
zij op 5 februari 2020 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander,
- een portemonnee en
- meerdere telefoons,
toebehorende aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van het onder 5 primair ten laste gelegde:
in de periode van 15 januari 2020 tot en met 27 januari 2020 te ‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
- meerdere telefoons van het merk Samsung en
- een sleutelbos,
toebehorende aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- via een datingsite en/of datingapp contact te leggen met die [aangever 3] en
- vervolgens als ‘ [naam 1] ’ een afspraak te maken met die [aangever 3] om elkaar te ontmoeten en
- met meerdere personen naar de woning van die [aangever 3] toe te gaan en
- die [aangever 3] een bedwelmend middel te laten drinken en
- terwijl die [aangever 3] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en zich niet goed voelde meerdere personen uit te nodigen en de woning binnen te laten en
- met gezichtsbedekkende kleding voor die [aangever 3] te gaan staan en een mes op de keel van die [aangever 3] te zetten;
Ten aanzien van het onder 6 primair ten laste gelegde:
in de periode van 15 januari 2020 tot en met 27 januari 2020 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin een geldbedrag van in totaal € 60,- en een ID-kaart en een bankpas en diverse passen, toebehorende aan [aangever 3] , door
- via een datingsite en datingapp contact te leggen met die [aangever 3] en
- vervolgens als ‘ [naam 1] ’ een afspraak te maken met die [aangever 3] om elkaar te ontmoeten en
- met meerdere personen naar de woning van die [aangever 3] toe te gaan en
- die [aangever 3] een bedwelmend middel te laten drinken en
- terwijl die [aangever 3] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en zich niet goed voelde meerdere personen uit te nodigen en de woning binnen te laten en
- met gezichtsbedekkende kleding voor die [aangever 3] te gaan staan en een mes op de keel van die [aangever 3] te zetten en
- die [aangever 3] op dwingende en agressieve toon om zijn bankpas en bijbehorende code te vragen
- die [aangever 3] met de vlakke hand op zijn lip te slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf en maatregelen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 45 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan dat voorwaardelijk strafdeel dient als bijzondere voorwaarde het contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] te worden opgelegd gelet op de beïnvloedbaarheid van verdachte. Tot slot dient aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, te worden opgelegd.
De raadsvrouw heeft bepleit om bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. Zij vindt - net als de officier van justitie - dat de verdenkingen jegens verdachte zorgelijk zijn. In beginsel is de strafeis daarom niet onredelijk, maar op dit moment heeft een onvoorwaardelijke straf geen pedagogische meerwaarde meer voor verdachte. Verdachte komt van ver; zij heeft een belast verleden en zij heeft op jonge leeftijd op verschillende plekken gewoond, omdat het contact met haar moeder (tot op heden) moeizaam verloopt. Haar aanhouding is voor verdachte een omslagpunt geweest en zij heeft sindsdien hard gewerkt om haar leven op orde te krijgen. Zij heeft een baan, zal binnenkort starten met een opleiding, woont samen met haar vriend en is niet meer gerecidiveerd. Verdachte is als mens gegroeid; zij is niet meer beïnvloedbaar en zij denkt nu eerst na over de gevolgen van haar handelen. Zij wil absoluut geen politiecontacten meer. Gelet op de positieve ontwikkelingen van de afgelopen jaren, de geringe rol van verdachte bij de ten laste gelegde feiten en haar meerderjarigheid, zal een geheel voorwaardelijke werkstraf meer recht doen aan deze zaak.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal en twee berovingen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft samen met verdachte (en anderen), verschillende diefstallen en overvallen gepland, waarbij zij telkens oudere mannen via datingssites of -apps in een hinderlaag lokte. Deze misdrijven zijn uiteindelijk niet allemaal aan verdachte ten laste gelegd, maar uit de chatgesprekken in het dossier blijkt dat verdachte op de hoogte is van de criminele activiteiten van [medeverdachte 1] en dat zij zelf ook met ideeën komt om berovingen te laten slagen. Het was een zeer goed georganiseerde groep met geraffineerde werkwijze.
Uit de vordering die aangever [aangever 1] als benadeelde partij heeft ingediend, volgt dat hij ontzettend is geschrokken van de beroving. Sinds het incident kijkt hij op straat goed om zich heen en scant de omgeving op mogelijke aanwezigheid van de verdachten. Hij kent een bepaalde mate van angst en vreest voor zijn veiligheid als hij op straat loopt, maar ook als hij thuis is. De verdachten kennen immers zijn woonadres en zij hebben de huissleutel meegenomen, die hij om deze reden heeft moeten vervangen. Naast deze angstklachten heeft hij ook last van spannings- en slaapklachten, is hij zijn vertrouwen in de mensheid kwijtgeraakt en is hij achterdochtig geworden.
Aangever [aangever 3] heeft tijdens zijn aanvullend verhoor toegelicht dat het incident veel impact op hem heeft gemaakt en dat hij niet meer kon slapen. Uit zijn vordering als benadeelde partij volgt dat hij veel last heeft gehad van herbelevingen. In zijn slaap zag hij telkens de beelden van de verdachte met de bivakmuts voor zich. Omdat aangever in de nacht zijn rust niet kreeg, voelde hij zich overdag futloos. Hij zat de hele dag in zijn woning en had geen energie voor eenvoudige taken. Op het moment van indiening van de vordering slaapt [aangever 3] nog met een honkbalknuppel naast zich, doet hij de deur niet open voor vreemden en moet het bezoek zich eerst telefonisch melden voordat hij de deur opendoet. Hij voelt zich niet meer veilig in zijn huis. Het liefst wil hij verhuizen.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Gelet op de feiten en de omstandigheden in de zaak - waarbij slachtoffers in hun woning of auto zijn beroofd of bestolen - heeft de rechtbank in beginsel de mogelijkheid om aan verdachte een forse jeugddetentie op te leggen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 januari 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor een misdrijf. Verdachte wordt dan ook aangemerkt als first offender. Daaruit volgt ook dat zij na deze feiten geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt, waaronder:
  • het rapport van de Raad van 16 mei 2022;
  • het meest recente gezinsplan van JBW van 20 januari 2023.
Ter terechtzitting heeft
de Raadhaar advies gewijzigd en toegelicht. Er zijn geen behandeldoelen meer waar verdachte de komende periode aan dient te werken. De Raad vraagt zich daarom af wat de pedagogische meerwaarde is van een straf. Verdachte loopt al ruim 2,5 jaar in een schorsing en zij heeft zich gehouden aan alle afspraken met de hulpverlening. De Raad vindt een onvoorwaardelijke werkstraf niet langer passend. Ook vanwege de dagbesteding van verdachte. Zij werkt veel - en dit zal de komende periode ook nog zo zijn - om haar schulden af te lossen. Een onvoorwaardelijke werkstraf zal haar drukke rooster doorkruisen. De Raad heeft daarom geadviseerd om aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
JBWkan zich vinden in het strafadvies van de Raad. Verdachte heeft veel spijt van haar delictgedrag en zij is nog steeds bang voor de medeverdachten. Zij heeft geprobeerd om met een psycholoog hierover en over andere traumatische ervaringen uit haar verleden te praten, maar dat bleek lastig voor haar. Zij wil niet over haar gevoelens praten; verdachte heeft alles weggestopt en zij is bang dat zij zal worden overspoeld door de heftige gebeurtenissen uit haar verleden als zij er eenmaal over begint te praten. Het zal in het belang zijn van verdachte als zij in de toekomst wel ruimte voelt om deel te nemen aan een therapie. In de afgelopen twee jaar heeft verdachte haar leven verbeterd. Er wordt op dit moment geen meerwaarde gezien om het reclasseringstoezicht, dat positief is verlopen, opnieuw op te leggen.
De rechtbankis van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, met name door schending van de redelijke termijn met bijna 1,5 jaar en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, er aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van de vordering van de officier van justitie. De hulpverlening heeft geen zorgen meer over verdachte. Zij maakt al een geruime tijd een positieve ontwikkeling door. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat zij momenteel veel werkt in een winkel. Zij is blij dat zij een baan heeft, omdat zij op deze manier ook haar schulden kan aflossen. Verdachte heeft goed contact met haar collega’s en voelt zich gewaardeerd. Verdachte zal op korte termijn starten met een opleiding en zij hoopt dat het haar deze keer gaat lukken om een opleiding af te ronden. Verdachte wil in de toekomst graag haar eigen winkel starten. Zij is gemotiveerd om haar toekomstdoelen te behalen. Het is voor de rechtbank duidelijk dat verdachte dit hoofdstuk wil afsluiten om de positieve stappen richting de toekomst voort te kunnen zetten. Gelet op de tijd die sinds de feiten is verstreken en de positieve ontwikkelingen van de afgelopen jaren, ziet de rechtbank - net als de hulpverlening - in beginsel geen pedagogische meerwaarde meer in een voorwaardelijke strafdeel met bijzondere voorwaarden en toezicht en begeleiding. Ter zitting heeft verdachte echter verzocht om haar een contactverbod op te leggen met de medeverdachten. Zij komt ze weleens tegen en is nog altijd bang dat zij door hen aangesproken zal worden, ook omdat zij een verklaring heeft afgelegd over hun betrokkenheid bij de delicten. Een contactverbod zal haar helpen om de medeverdachten op afstand te houden. De rechtbank heeft begrip voor het verzoek van verdachte en zal een deels voorwaardelijke werkstraf opleggen (met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht) met daaraan verbonden het contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Hierbij is het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf gelijk aan de aftrek, waardoor verdachte per saldo geen (taak)straf hoeft uit te voeren als de voorwaarden niet worden overtreden. De rechtbank acht daarbij van belang dat verdachte al voldoende consequenties heeft ervaren door de lange schorsingsperiode en het verlies van de vriendschappen met de medeverdachten. Die vriendschappen waren - hoe ongezond ook - belangrijk voor haar in een periode van haar leven dat zij er alleen voor stond. De plotselinge breuk als gevolg van het contactverbod is moeilijk geweest voor haar. Verdachte heeft laten zien dat zij haar leven goed heeft opgepakt en een volledige dagbesteding heeft. Dat verdient op dit moment de voorkeur, mede gelet op de schadevergoedingen die zij zal moeten betalen en de schulden die zij al had. Gelet op de lange periode waarin verdachte in een schorsing heeft gelopen, zal de proeftijd worden beperkt tot één jaar.
9.1.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij
[aangever 1]vordert € 2.796,58 aan vergoeding van materiële schade.
Dit bedrag bestaat uit
- € 2.282,08 aan kosten schade auto;
- € 413,50 aan kosten nieuwe sloten woning;
- € 41,- aan kosten nieuw rijbewijs;
- € 60,- cash geld dat is weggenomen.
Tevens vordert de benadeelde partij € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, alsmede een bedrag dat op nihil kan worden gesteld aan proceskosten.
De benadeelde partij
[aangever 3]vordert € 2.571,62 aan vergoeding van materiële schade.
Dit bedrag bestaat uit
- € 481,88 aan toekomstige medische kosten;
- € 138,27 aan kosten voor de aanschaf van een nieuwe mobiele telefoon;
- € 153,30 aan kosten voor de vervanging van de inhoud van de ontvreemde portemonnee;
- € 44,39 aan kosten voor de vervanging van sleutels;
- € 50,98 aan kosten voor de twee weggenomen flessen cognac;
- € 1.180 aan kosten voor huishoudelijke hulp;
- € 338,- aan verhuiskosten;
- € 184,80 aan reiskosten van familie.
Tevens vordert de benadeelde partij € 3.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
De officier van justitie heeft samengevat weergegeven verzocht om de vorderingen - conform de beslissing in de strafzaken van medeverdachte [medeverdachte 1] - toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleitte vrijspraken voor de ten laste gelegde feiten. Subsidiair kan zij zich vinden in het standpunt van de officier van justitie. De raadsvrouw heeft daarbij benadrukt dat vooral de vorderingen ten aanzien van de immateriële schade fors gematigd dienen te worden, omdat de aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar is met deze zaken. Zo kan de raadsvrouw niet vaststellen dat de benadeelde partijen gediagnosticeerd zijn met PTSS en/of dat zij langdurig arbeidsongeschikt zijn geweest.
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 1] (zaaksdossier 3)
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door de feiten 1 primair en 2 primair rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de gevorderde kosten voor de nieuwe sloten
van de woning en het rijbewijs, alsmede het weggenomen geldbedrag toewijzen. De vordering is op die punten voldoende onderbouwd en niet betwist. Ten aanzien van de kosten voor de schade aan de auto zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu het feit is gepleegd in de periode van 26 januari tot en met 5 februari 2020 en de auto pas op 15 september 2020 naar een autoschadebedrijf is gebracht. Uit de aangifte volgt niet dat deze schade is geleden. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat de door het autoschadebedrijf geconstateerde en herstelde schade een rechtstreeks gevolg is geweest van het feit. Dit gedeelte van de vordering is dan ook - ondanks de nadere mondelinge toelichting van de advocaat van de Raad ter zitting - onvoldoende onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 514,50vermeerderd met de wettelijke rente vanaf, de datum waarop de schade is geleden.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de
vergoeding van immateriële schade naar billijkheid op
€ 750,-.De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 1.264,50vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden.
In het belang van [aangever 1] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegde ter hoogte van
€ 1.264,50vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, welk bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade. De rechtbank zal de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen, nu verdachte minderjarig was ten tijde van de ten laste gelegde periode en zij volgens het jeugdstrafrecht wordt berecht.
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 3] (zaaksdossier 9)
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door de feiten 5 en 6 rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de kosten voor een nieuwe mobiele telefoon,
vervanging van de inhoud van de portemonnee en vervanging van sleutels toewijzen zoals
gevorderd (zijnde een totaalbedrag van
€ 335,96). De vordering is op die punten voldoende onderbouwd en niet betwist. Ten aanzien van de toekomstige medische
kosten zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu deze kosten op dit moment niet adequaat kunnen worden begroot. Ten aanzien van de twee flessen cognac merkt de rechtbank op dat de diefstal hiervan niet ten laste is gelegd. De rechtbank kan dan ook geen rechtstreeks verband vaststellen tussen de feiten 5 en 6 en de schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden. Ten aanzien van deze kostenpost zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van de kosten voor huishoudelijke hulp, verhuiskosten en reiskosten zal de vordering van de benadeelde
partij worden afgewezen, wegens onvoldoende verband met de bewezenverklaarde feiten.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door de feiten 5 en 6 rechtstreeks immateriële
schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de
benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële
schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel
heeft opgelopen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de vergoeding van immateriële schade op
€ 1.500,-.De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 1.835,96vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden.
In het belang van [aangever 3] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegde ter hoogte van
€ 1.835,96vermeerderd met wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, welk bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade. De rechtbank zal de maximale duur van de gijzeling wederom bepalen op 0 dagen.
9.2.
Beslag
Onder verdachte is blijkens de beslaglijst het volgende in beslag genomen:
- 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: Apple 7, merk: [nummer]
De officier van justitieheeft gevorderd dat de in beslag genomen telefoon - gelet op de hoeveelheid aangetroffen chatgesprekken die verband houden met de gepleegde strafbare feiten - verbeurd moet worden verklaard.
De raadsvrouw van verdachteheeft geen verweer gevoerd.
De rechtbankoverweegt als volgt. Nu verdachte met behulp van deze telefoon veel contact heeft gehad met de medeverdachten over het beroven van (oudere) mannen via datingssites en ook contact heeft gehad met aangever [aangever 1] en deze gesprekken deels ook gevoerd werden op het moment van een deel van de in rubriek 5 bewezen geachte feiten, zal de rechtbank dit voorwerp verbeurd verklaren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde:
eendaadse samenloop van
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en
afpersing door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het onder 5 primair en 6 primair bewezen verklaarde:
eendaadse samenloop van
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en
afpersing door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren,met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten zestien (16) dagen, naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen, onder aftrek van de dagen, omgerekend in uren, die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Beveelt dat een gedeelte, groot
118 (honderdachttien) uren, van deze werkstrafnietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 59 (negenenvijftig) dagen.
Stelt de proeftijd vast op
1 (één) jaaronder de algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- op geen enkele wijze contact opneemt met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedag 2] 2001), [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedag 3] 2003) en [medeverdachte 3] (geboren op [geboortedag 4] 2002).
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- haar medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming West tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 514,50 (zegge vijfhonderdveertien euro en vijftig cent) voor materiële schade en € 750,- (zegge zevenhonderdvijftig euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [aangever 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van
[aangever 1]ter hoogte van € 1.264,50 (zegge duizend tweehonderdvierenzestig euro en vijftig cent). Voormeld bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 3]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 335,96 (zegge driehonderdvijfendertig euro en zesennegentig cent) voor materiële schade en € 1.500,- (zegge duizend vijfhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [aangever 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van
[aangever 3]ter hoogte van € 1.835,96 (zegge duizend achthonderdvijfendertig euro en zesennegentig cent). Voormeld bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] af ten aanzien van de schadeposten ‘huishoudelijke hulp’, ‘verhuiskosten’ en ‘reiskosten voor familie’.
Bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 3] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaartverbeurd:
1 STK Telefoontoestel, omschrijving: Apple 7, merk: [nummer]
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr.K. Oldekamp-Bakker, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M. van der Kaay en C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2023.
[…]