ECLI:NL:RBAMS:2023:8579

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
13/173657-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van diefstal met geweld in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal met geweld op 18 september 2018 in Amsterdam. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting, die plaatsvond op 9 november 2023. De officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Raaijmakers, pleitte voor vrijspraak. De verdediging stelde dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal en dat het bewijs onrechtmatig was verkregen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de tenlastegelegde datum een diefstal met geweld heeft plaatsgevonden, waarbij een aanzienlijke som geld en een tas zijn weggenomen van de aangever. De rechtbank concludeerde echter dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte op de hoogte was van het plan om de aangever te beroven. Ondanks sterke aanwijzingen dat de verdachte betrokken was bij het handelen in cryptovaluta en contact had met de aangever, ontbrak het wettig en overtuigend bewijs voor het opzet van de verdachte. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging.

De rechtbank oordeelde dat de overige verweren van de verdediging niet verder hoefden te worden besproken, aangezien deze tot dezelfde uitkomst zouden leiden. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. G. Oldekamp, en de rechters mrs. P.P.C.M. Waarts en R. Godthelp, in aanwezigheid van griffier mr. N. Heida.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/173657-22
Datum uitspraak: 23 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
[BRP-adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en van wat de gemachtigd raadsvrouw van verdachte, mr. A.H.J. Raaijmakers, naar voren heeft gebracht. Verdachte is niet verschenen.
Deze zaak is gelijktijdig - maar niet gevoegd - behandeld met de zaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] met parketnummer 13/665419-18.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van
9 november 2023 – ten laste gelegd dat hij zich op 18 september 2018 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van medeplegen van diefstal met geweld. Alhoewel verdachte niet betrokken is geweest bij de uitvoering van de overval, blijkt uit de chatgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] dat verdachte in de fase daaraan voorafgaand een wezenlijke bijdrage aan het delict heeft geleverd. Uit die chatgesprekken blijkt ook dat verdachte opzet heeft gehad op zowel de samenwerking met [naam medeverdachte] als op de diefstal met geweld.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit nu er geen enkele betrokkenheid van de verdachte is vast te stellen bij het tenlastegelegde feit. Zelfs in het geval verdachte aan het telefoonnummer van ‘ [bijnaam] ’ kan worden gelinkt, blijkt uit het dossier niet dat deze persoon wetenschap van de beroving heeft gehad. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat het nog maar de vraag is of de overval daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat in deze zaak bewijs is vergaard terwijl daarvoor geen wettelijke grondslag bestond. De in het dossier opgenomen beelden, op basis waarvan de medeverdachte [naam medeverdachte] is herkend zijn door aangever [naam aangever] bij de politie aangeleverd en in het dossier gevoegd, terwijl die door justitie hadden moeten worden opgevraagd.
Het gaat hier om onrechtmatig verkregen bewijs, zodat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, aldus de raadsvrouw. Omdat verdachte vervolgens alleen in beeld is gekomen naar aanleiding van nader onderzoek op basis van deze herkenning van de medeverdachte, moeten deze onderzoeksresultaten van het bewijs worden uitgesloten. Dit betekent dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank vindt dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit en spreekt verdachte daarvan vrij. Zij overweegt daartoe als volgt.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat op 18 september 2018 aan [locatie] in Amsterdam een diefstal met geweld heeft plaatsgevonden waarbij van aangever [naam aangever 2] een tas en een geldbedrag van € 127.600,- zijn weggenomen. De verklaring van aangever [naam aangever 2] dat hij voor aangever [naam aangever] die dag naar Amsterdam was gevlogen om cryptovaluta aan te kopen, wordt voldoende ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier, zoals de chatberichten waarin over de betreffende afspraak met aangever wordt gesproken en de stukken ter onderbouwing van de inklaring van het geldbedrag bij de douane die dag.
De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [naam medeverdachte] bij een eerdere verkoop van cryptovaluta aan aangever [naam aangever] in Amsterdam betrokken is geweest en dat [naam medeverdachte] aangever [naam aangever 2] uiteindelijk op 18 september 2018 met anderen heeft beroofd.
De rechtbank ziet zichzelf vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich als medepleger aan het ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt. Alhoewel op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting sterke aanwijzingen naar voren komen dat verdachte zich bezig heeft gehouden met het handelen in cryptovaluta en dat verdachte in contact is gekomen met aangever [naam aangever] , kan op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk wetenschap heeft gehad van het plan om aangever [naam aangever 2] te beroven. Nu wettig en overtuigend bewijs voor het vereiste opzet ontbreekt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde.
Nu de rechtbank verdachte vrij zal spreken, behoeven de overige verweren van de raadsvrouw geen nadere bespreking, nu deze, bij een geslaagd verweer, tot dezelfde uitkomst zouden leiden.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart
niet bewezendat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Heida, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 23 november 2023.
[....]
.