In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal met geweld op 18 september 2018 in Amsterdam. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting, die plaatsvond op 9 november 2023. De officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Raaijmakers, pleitte voor vrijspraak. De verdediging stelde dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal en dat het bewijs onrechtmatig was verkregen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de tenlastegelegde datum een diefstal met geweld heeft plaatsgevonden, waarbij een aanzienlijke som geld en een tas zijn weggenomen van de aangever. De rechtbank concludeerde echter dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte op de hoogte was van het plan om de aangever te beroven. Ondanks sterke aanwijzingen dat de verdachte betrokken was bij het handelen in cryptovaluta en contact had met de aangever, ontbrak het wettig en overtuigend bewijs voor het opzet van de verdachte. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging.
De rechtbank oordeelde dat de overige verweren van de verdediging niet verder hoefden te worden besproken, aangezien deze tot dezelfde uitkomst zouden leiden. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. G. Oldekamp, en de rechters mrs. P.P.C.M. Waarts en R. Godthelp, in aanwezigheid van griffier mr. N. Heida.