ECLI:NL:RBAMS:2023:8576

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
AMS 23/6836 en 23/6838
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verlenging exploitatievergunningen voor horecazaken wegens nadelige invloed op woon- en leefklimaat en openbare orde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeksters, V.O.F. [verzoekster 1] en V.O.F. [verzoekster 2], hebben bezwaar gemaakt tegen de weigering van de burgemeester van Amsterdam om de exploitatievergunningen voor hun horecazaken te verlengen. De burgemeester heeft deze weigering gebaseerd op de vrees dat de verlenging van de vergunningen het woon- en leefklimaat in de omgeving nadelig zou beïnvloeden en dat er een ernstig gevaar bestaat dat de vergunningen zouden worden gebruikt voor strafbare feiten. De verzoeksters hebben aangevoerd dat de onderbouwing van de besluiten niet deugdelijk is en dat zij jarenlang zonder problemen hun ondernemingen hebben geëxploiteerd. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester op basis van de beschikbare informatie, waaronder rapporten van de Belastingdienst en andere instanties, terecht heeft geconcludeerd dat er sprake is van een ernstige aantasting van de openbare orde en veiligheid. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van de burgemeester bij onmiddellijke uitvoering van de besluiten zwaarder weegt dan het belang van de verzoeksters om hun ondernemingen open te houden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/6836 en 23/6838

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 december 2023 in de zaak tussen

[verzoekster 1] V.O.F . en V.O.F. [verzoekster 2] (handelsnaam [naam 2] )te Amsterdam, verzoeksters,
in deze vertegenwoordigd door [gemachtigde]
(gemachtigde: mr. B.A.S. Touserkani),
en

de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: mrs. M. Boermans en M. Potman).

Inleiding

1.1.
Bij besluiten van 27 november 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvraag voor de verlenging van de exploitatievergunningen voor [verzoekster 1] en [verzoekster 2] (hierna: [naam 2] ) geweigerd.
1.2.
Verzoeksters hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Zij hebben daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat verzoeksters de ondernemingen mogen blijven exploiteren tot in ieder geval de te nemen beslissing op bezwaar.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [gemachtigde] , namens verzoeksters, vergezeld door zijn echtgenote en zoon, de gemachtigde van verzoeksters en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van de besluiten

2.1.
[gemachtigde] is samen met zijn broer [naam 1] medevennoot van de ondernemingen die [verzoekster 1] , gevestigd aan de [adres] [nummer] (hierna: [naam 3] ) en [naam 2] , gevestigd aan de [adres] [nummer] (hierna: het café) exploiteren. Verzoekers hebben een aanvraag ingediend om de exploitatievergunningen van [naam 3] en het café te verlengen.
2.2.
Verweerder heeft in het kader van deze aanvragen informatie verzameld over de ondernemingen en de vennoten. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder met de bestreden besluiten de aangevraagde verlenging van de exploitatievergunningen geweigerd op grond van artikel 3:11, tweede en derde lid, van de APV [1] en artikel 3, eerste lid, onder b van de Wet Bibob [2] . Verweerder heeft daar een reeks constateringen ten aanzien van de bedrijfsvoering van de ondernemingen aan ten grondslag gelegd. Daarnaast blijken verzoeksters en de vennoten aangemerkt te zijn als verdachte in een (financieel) strafrechtelijk onderzoek. Verweerder heeft daarom geconcludeerd dat de woon- en leefsituatie nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de ondernemingen en dat er sprake is van een ernstige aantasting van de openbare orde en veiligheid in en rondom de ondernemingen. Ook bestaat er volgens verweerder een ernstig gevaar dat de vergunningen mede gebruikt zullen worden om strafbare feiten te plegen. [naam 3] en het café zullen daarom met ingang van 11 december 2023 gesloten moeten worden en blijven, aldus verweerder.
2.3.
Verweerder heeft verklaard dat [naam 3] en het café open mogen blijven tot op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist.

Standpunt verzoeksters

3.1.
Verzoeksters hebben gesteld dat de onderbouwing van de besluiten niet deugdelijk is. Er wordt gebruik gemaakt van oude en onjuiste informatie. Ook zijn bepaalde overtredingen nog niet onherroepelijk vastgesteld. [gemachtigde] heeft als enige zijn verantwoordelijkheid genomen voor de ondernemingen, terwijl zijn broer zich persoonlijk failliet heeft laten verklaren. Verzoeksters hebben ter zitting nog aangevoerd dat ze jarenlang zonder problemen beide bedrijven hebben geëxploiteerd en niet te snappen dat verweerder nu een probleem maakt van oudere overtredingen.
3.2.
Verzoeksters hebben om een voorlopige voorziening verzocht omdat zij geen inkomsten zullen hebben wanneer [naam 3] en het café gesloten moeten blijven. Zij kunnen dan niet hun verplichtingen aan het personeel, verhuurder en leveranciers nakomen. Ook kan [gemachtigde] zijn privékosten zoals de hypotheek op de gezinswoning door de sluiting straks niet meer voldoen. Bovendien zal sluiting ook de eventuele verkoop van de ondernemingen bemoeilijken.

Beoordeling

4.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.2.
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeksters dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Als algemeen uitgangspunt geldt dat er geen reden bestaat een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter het weigeringsbesluit rechtmatig acht.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat op grond van artikel 3:11, tweede en derde lid, van de APV een vergunning kan worden geweigerd als het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen, de aard van het horecabedrijf, de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat, de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende en het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende. Uit artikel 3, eerste lid, onder b van de Wet Bibob volgt voorts dat verweerder een vergunning kan weigeren indien ernstig gevaar bestaat dat deze mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen.
4.4.
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op meerdere onderliggende stukken, waaronder een rapport van de Belastingdienst over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 [3] , gegevens van de Nederlandse Arbeidsinspectie en de Douane, diverse handhavingsberichten van de gemeente en een bericht van het Openbaar Ministerie. Hieruit volgt onder meer dat er vermoedens zijn van het doen van valse (aanvullende) aangifte in 2016 en 2017 over de hoogte van gestolen kasgeld uit [naam 3] . Ook is de ontvreemde contante omzet onterecht niet in de administratie verantwoord. In het café is een overtreding wettelijk minimumloon in juni 2018 waargenomen waarna een bestuurlijke boete is opgelegd. Er is bij [naam 3] sprake geweest van het opzettelijk doen van onjuiste aangifte omzetbelasting waarna een vergrijpboete is opgelegd. Aan beide vennoten zijn ook vergrijpboetes opgelegd wegens het opzettelijk te weinig verantwoorden aan verzamelinkomen (over de periode 2012 tot en met 2016). Ook zijn er valselijk lening overeenkomsten opgemaakt ten behoeve van de administratie van [naam 3] . Er is meerdere keren geconstateerd dat er geen leidinggevende aanwezig was in het café (2019 en 2021). In het café is een hoeveelheid waterpijptabak aangetroffen zonder accijnszegel, waarmee de Accijnswet is overtreden (2019). Er is bij het café sprake geweest van meerdere terrasovertredingen (2021 en 2022). Daarnaast bestaat het vermoeden dat er door [gemachtigde] valsheid in geschrifte is gepleegd met het Bibob-formulier dat bij de aanvraag is ingediend (2021). Ten slotte volgt uit informatie van het Openbaar Ministerie dat verzoeksters en de vennoten als verdachte zijn aangemerkt in een onderzoek naar valsheid in geschrifte en misbruik van NOW-subsidiegelden over de periode 6 april 2020 tot en met 29 maart 2023.
4.5.
De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat verweerder op grond van voornoemde informatie heeft kunnen concluderen dat door het verlengen van de exploitatievergunningen van verzoeksters het woon- en leefklimaat in de omgeving van de ondernemingen en de openbare orde en de veiligheid nadelig worden beïnvloed. Ook heeft verweerder kunnen stellen dat ernstig gevaar bestaat dat de exploitatievergunningen mede zullen worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Hoewel deels sprake is van overtredingen van enige tijd geleden heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een opbouw en dat de maat een keer vol is. Daarbij is ter zitting bovendien gebleken dat de bevindingen van de Belastingdienst voor verweerder het zwaartepunt vormen voor de weigering van de gevraagde vergunningen. Het rapport van de Belastingdienst dateert (pas) van oktober 2022, zodat verweerder daarmee niet eerder bekend kon zijn.
Van belang daarbij is verder dat verzoeksters de inhoud van de door verweerder gebruikte stukken niet voldoende onderbouwd hebben betwist. De bestreden besluiten houden naar verwachting van de voorzieningenrechter daarom stand in de bezwaarfase.
4.6.
Verweerder heeft gelet op het voorgaande een belang bij onmiddellijke uitvoering van de bestreden besluiten. De voorzieningenrechter begrijpt dat daartegenover staat dat verzoeksters een groot belang hebben om de gevraagde vergunningen te krijgen, zodat uit de exploitatie van [naam 3] en het café inkomsten kunnen worden verworven. Bij de huidige stand van zaken weegt het algemene belang dat verweerder dient echter zwaarder. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat verzoeksters niet met stukken hebben onderbouwd dat het financiële belang dat zij hebben bij het verlenen van de vergunningen zodanig groot is dat zij bij weigering van de vergunningen binnen korte tijd in grote problemen komen. Dat als gevolg van de sluiting (logischerwijs) geen inkomsten kunnen worden gegenereerd is daartoe onvoldoende, omdat dit niets zegt over de vermogenspositie van verzoeksters. Het had op de weg van de gemachtigde van verzoeksters gelegen ter onderbouwing van het gestelde financiële belang meer inzicht in de financiën van verzoeksters (en vennoot [gemachtigde] ) te verschaffen. Van een onomkeerbare situatie is dan ook niet gebleken.
5. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Voor een vergoeding van het griffierecht dan wel voor een proceskostenveroordeling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Dolfing, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Wettelijk kader
Algemene Plaatselijke Verordening 2008 | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl)
APV Amsterdam 2008
Artikel 3.11 Bijzondere weigeringsgronden
1.De burgemeester weigert de vergunning als de exploitant of de leidinggevende van een alcoholvrij bedrijf niet voldoet aan de in artikel 3.10 gestelde eisen.
2.De burgemeester kan de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
3.Bij de toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
a. het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen;
b. de aard van het horecabedrijf;
c. de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat;
d. de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende en
e. het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.
Wet Bibob
Artikel 3
1. Voorzover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
a. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of
b. strafbare feiten te plegen.

Voetnoten

1.Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam.
2.Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
3.Rapport inzake ingesteld boekenonderzoek bij V.o.f. [verzoeksters] van 19 oktober 2022.