ECLI:NL:RBAMS:2023:8564

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
C/13/720996 / HA ZA 22-591
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot exclusieve afvaartlocatie in de Middenkom te Amsterdam door Rederij Lovers B.V. tegen Gemeente Amsterdam

In deze civiele zaak vordert Rederij Lovers B.V. (hierna: Lovers) een exclusieve afvaartlocatie in de Middenkom van het Open Havenfront te Amsterdam van de Gemeente Amsterdam (hierna: de Gemeente). Lovers stelt dat zij sinds 1987 een exclusieve afvaartlocatie heeft en dat de Gemeente onrechtmatig handelt door dit gebruik te beëindigen. De rechtbank heeft de vordering van Lovers afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er een overeenkomst bestaat die Lovers het exclusieve gebruik van de steiger garandeert. De rechtbank oordeelt dat de steiger een openbare steiger is en dat Lovers deze niet exclusief gebruikte. De Gemeente heeft voldoende voorzien in de behoefte van Lovers door openbare steigers ter beschikking te stellen, en de vordering tot een exclusieve afvaartlocatie is niet onderbouwd. De rechtbank wijst de vorderingen van Lovers af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/720996 / HA ZA 22-591
Vonnis van 22 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REDERIJ LOVERS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
hierna te noemen: Lovers,
advocaat: mr. S. Levelt te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelende te Amsterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 november 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 februari 2023;
- het B16-formulier van de Gemeente van 9 maart 2023, en het B-16 formulier van Lovers van 21 maart, beide met het verzoek het proces-verbaal te corrigeren.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Lovers is sedert de jaren vijftig van de vorige eeuw actief in de passagiersvaart op het binnenwater van de Gemeente. Lovers verzorgt de passagiersvaart vanuit het Open Havenfront, het water tussen het Stationseiland met daarop het Centraal Station en het centrum van Amsterdam. Het Open Havenfront bestaat uit een Westkom, een Middenkom en een Oostkom. Lovers heeft verspreid over de stad verschillende op- en afstaplocaties. De thuisbasis van Lovers is gelegen in de Westkom.
2.2.
Vanaf 1987 verzorgt Lovers vanaf een steiger aan de noordzijde van de Middenkom passagiersvervoer in de vorm van een lijndienst. Vanaf 1991 onder de naam Artis Express, en sinds 1993 als onderdeel van NS dagtochtarrangementen.
2.3.
In de Middenkom was ook Holland International aanwezig, dat in 2005 onderdeel is geworden van Canal. Kooij had, aan de andere zijde van de Middenkom, twee steigers in gebruik.
2.4.
Sinds 1992 bevindt zich op de steiger waarvan Lovers in de Middenkom gebruik maakt een kassahuisje met bijbehorende voorzieningen en vlaggenmasten. In 1997 heeft de Gemeente een besluit tot handhaving genomen tegen de aanwezigheid van het kassahuisje. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 8 september 1998 geoordeeld dat dit besluit van de Gemeente niet in stand kan blijven. De Gemeente heeft daarna afgezien van handhaving.
In de genoemde uitspraak heeft de Raad van State onder meer het volgende overwogen:
“Het geschil betreft het in de vergunning opgenomen voorschrift A6 dat het niet is toegestaan passagiers op een andere plaats te laten in- of uitstappen dan die, welke op de hij deze vergunning behorende bijlage zijn aangegeven (hierna; het voorschrift) . In de bedoelde bijlage is als halteplaats van de Artis Express onder meer genoemd: Open Havenfront voor het Centraal Station. Bij deze halteplaats is in de bijlage verder vermeld; “uitsluitend voor het laten in- en uitstappen van passagiers; overig gebruik van de steiger niet toegestaan; er mag slechts met één vaartuig tegelijk aan de steiger worden afgemeerd’.
(…)
De vergunning betreft het gebruik van een openbare steiger. Appellante heeft een afvaartlocatie, waarvandaan haar rondvaartboten vertrekken, op geringe afstand van deze steiger. De bestreden voorwaarde strekt ertoe te voorkomen dat ook de openbare steiger door appellante wordt gebruikt als ware het een afvaartlocatie. Niet kan worden geoordeeld dat de gestelde voorwaarde niet in het door burgemeester en wethouders gevoerde volmebeleid past. Verder gaat het voorschrift het kader van artikel 2.12, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 2.2, derde lid, van de Vhb, niet te buiten. Door de steiger te gebruiken als afvaartiocatie voor de Artis Express zou appellante immers het gebruik van het openbaar water kunnen belemmeren.
Burgemeester en wethouders hebben niet aannemelijk hoeven achten dat het stellen van het voorschrift het exploiteren van de Artis Express onmogelijk zou maken, nu de afvaartlocatie van appellante vlak bij de steiger ligt. Gezien de belangen die zijn gediend met het volumebeleid, bestaat onder die omstandigheden geen grond voor het oordeel dat burgemeester en wethouders het voorschrift niet in redelijkheid aan de vergunning hebben kunnen verbinden.”
2.5.
In verband met de afsluiting van de Sint Nicolaasbrug in 2002 vanwege werkzaamheden aan het Stationsplein en de Noord/Zuidlijn is de Middenkom (tijdelijk) opnieuw ingericht. De door Lovers gebruikte steiger met kassahuisje diende te worden verwijderd, en in de plaats daarvan werden twee ‘vingersteigers’ gecreëerd, waarvan Lovers en Canal gebruik konden maken voor hun lijndiensten. Over de herinrichtingsplannen communiceerde de Gemeente bij brief van 25 november 2002:
“Het plan ziet er als volgt uit (zie ook bijgaande tekening):

De lijndiensten van Lovers en Canalbus krijgen ieder een halteplaats, direct aan de westzijde van de westelijke voetgangersroute. Daarbij worden twee diagonale steigers gerealiseerd om te voorkomen dat de uitstapsteiger van Kooij niet meer bereikbaar is. (…)

De huidige openbare steiger wordt niet vervangen. Binnenkort gaat een afmeerverbod van kracht.

(…)
Voor alle duidelijkheid wil ik hierbij nog melden dat bovenstaande betekent dat er geen kassahuisjes of andere voorzieningen worden toegestaan op de nieuwe steigers, (…).
Tenslotte wil ik benadrukken dat het hier gaat om een tijdelijke situatie. Hier kunnen geen rechten aan worden ontleend voor de inrichting van de definitieve situatie.”
2.6.
Vanaf 2003 voorziet het bestemmingsplan Stationseiland in de mogelijkheid om bij de steiger in de Middenkom, noordzijde, een kassahuisje te creëren. Bij besluit van 30 juli 2004 is aan Lovers een bouwvergunning verstrekt voor het oprichten van een kassahuisje. Er was sprake van een tijdelijke instandhoudingstermijn, die verband hield met de werkzaamheden voor de Noord/Zuidlijn. Lovers heeft het vergunde kassahuisje gebouwd en in gebruik genomen.
2.7.
De gemeenteraad heeft op 30 november 2005 het Masterplan Stationseiland Amsterdam goedgekeurd. Ten aanzien van de Middenkom, noordzijde, wordt vermeld:
“Om het eilandkarakter te benadrukken en de rondvaartboten ruimte te geven wordt het historische Open Havenfront vergroot. Voorzieningen voor de rondvaartrederijen vinden plek in een familie van kassahuisjes op de verlaagde kades. Met deze herinrichting ontstaat een entree die Amsterdam waardig is.”
Op de tekening is een lange steiger met ruimte voor vier rondvaartboten ingetekend met in het midden plaats voor een “familie van kassahuisjes”.
2.8.
Het Masterplan is later verwerkt in het Ontwerpboek Stationseiland-Prins Hendrikkade van 1 januari 2012, waarin de beoogde eindsituatie van de Middenkom wordt beschreven en verbeeld. In de beschrijving is opgenomen dat een van de steigers bedoeld is voor de Artis Express en de Canalbus. De verbeelding komt overeen met het Voorlopig Ontwerp Maaiveld Stationseiland en Prins Hendrikkade.
2.9.
De Gemeente heeft in 2012 meerdere gesprekken gevoerd met de rederijen over de nadere invulling van de beoogde eindsituatie. De heer [naam 4] heeft per e-mail van 7 juli 2016 over deze gesprekken verklaard:
“In mijn functie van projectdirecteur Zuidelijke IJ oevers (2010-2014) heb ik begin 2012 overleg opgestart met de rondvaartrederijen, die een vestiging hebben in het Open Havenfront. De gemeente wilde, na afronding van de werkzaamheden van de NoordZuidlijn, overgaan tot de definitieve herinrichting van het Open Havenfront.
Voor de gemeente was daarbij naast de financiële haalbaarheid van de plannen ook het verhogen van de stedenbouwkundige kwaliteit van belang, waarbij het onder meer ging over de vormgeving en locatie van de diverse gebouwen, die door de rondvaartrederijen gebruikt werden. Duidelijk was voor mij dat de operatie alleen kans van slagen had als wij in overleg met betrokken partijen tot zoveel mogelijk gezamenlijk gedragen oplossingen zouden kunnen komen. Met verkregen posities, opgebouwde rechten en gerechtvaardigde belangen van de rederijen moest natuurlijk ook rekening worden gehouden.
Een van de besproken onderwerpen betrof de kwestie van de steiger aan de CS zijde, met de vraag welke rederij daar welke afvaarplek zou kunnen innemen.
De behandeling van de betrokken rederijen Kooij, Lovers en Canal berustte op de historische vestiging van Kooij in dit gebied (met diverse verplaatsingen in verband met de NoordZuidlijn werkzaamheden), en de in 2003 vastgelegde wens van de gemeente om bij de gewenste openbare steiger kaartverkoop ten behoeve van de lijndiensten van Canal en Lovers mogelijk te maken. Voor dat laatste punt had de gemeente in 2004 al medewerking verleend aan het plaatsen van tijdelijke kiosken op de vingerpieren waar zij nu nog staan. Uitgaande van de gedachte de vingerpieren te vervangen door een lange steiger langs de gehele oever zouden dan ook de tijdelijke bouwsels vervangen kunnen worden door definitieve gebouwen, zoals ook in het bestemmingsplan voorzien.
(...)
Aan het eind van het proces restte nog de discussie welke rederij, welke afvaartpiek en daarbij behorende gebouwtje zou gaan innemen. In mijn herinnering waren daar nog verschillende gedachten over maar het leek alleszins oplosbaar.
Ik heb de gesprekken niet tot een afronding kunnen brengen omdat de gemeente eind 2012 besloot een nieuw beleid ten opzichte van de rondvaart te gaan ontwikkelen, waarbij het onduidelijk was welke consequenties dit nieuwe beleid voor de locatie Open Havenfront en voor de betrokken rederijen zou hebben. (…)”
2.10.
Eind november 2012 besloot de Gemeente de gesprekken met de reders te staken. In de notulen van een overleg van 21 november 2012 [1] waarbij de Gemeente en diverse reders, waaronder Lovers, aanwezig waren, wordt vermeld:
Steiger midden openhavenfront (verdeling en capaciteit):
[naam 1] geeft aan dat het hem niet helemaal duidelijk is hoe het nu zit met de huidige openbare steiger. De steiger die namelijk in het midden openhaven front ligt (noordzijde) is ook te gebruiken als openbare steiger. Deze wordt nu gebruikt voor OV te water (Canal bus en Lovers), maar ook door salonboten etc. Deze steiger is als openbaar aangemerkt.
[naam 2] merkt op dat in de regels van het bestemmingsplan alleen staat aangemerkt dat het een steiger betreft en in de toelichting dat deze te gebruiken is voor OV te water.
De vraag die beantwoord moet worden, is het een openbare steiger of is het een steiger voor OV te water.
[naam 3] geeft aan dat het nieuw is dat Kooij apart als rederij voor één van de noordelijke steigers wordt genoemd.
[naam 4] merkt op dat het verzoek bij Holland International, Lovers en Kooij lag om gezamenlijk uit de verdeling te komen van de noordelijke steigers. Dit is niet gelukt. De bal ligt nu bij de gemeente om de verdeling te bepalen.
[naam 4] concludeert het volgende. De discussie gaat om twee steigers in het midden openhavenfront aan de noordzijde. Het gaat om een steiger voor rederij Kooij en om een openbare steiger voor OV te water, die nu door twee partijen gebruikt wordt en mogelijk door meer partijen gebruikt mag worden.
(…)
[naam 4] wil voorstellen om dit overleg bij deze op te heffen. Hier wordt mee ingestemd.”
2.11.
Het onderscheid tussen rondvaarten en lijndiensten is met de inwerkingtreding van de herziene Verordening op het binnenwater per 2013 vervallen.
2.12.
De Sint Nicolaasbrug ging op 7 november 2013 weer open. De eindsituatie in het Open Havenfront, waaronder de Middenkom, zou aanvankelijk worden bereikt met het voltooien van de Noord/Zuidlijn. Door de uitvoering van het project De Entree kon nu pas na het gereedkomen van dat project de eindsituatie in de Middenkom worden gerealiseerd.
2.13.
Bij besluit van 19 december 2013, en gewijzigd bij besluit van 1 juli 2015 is een nieuw bestemmingsplan Stationseiland vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet aan de noordzijde van de Middenkom in een steiger met kassahuisjes. Bij besluit van 17 maart 2016 heeft het college van B&W aan Rederij Lovers een omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd voor het kassahuisje op de steiger aan de noordzijde in de Middenkom verleend.
2.14.
De Gemeente heeft bij brief, door Lovers per exploot ontvangen op 27 oktober 2017, de ‘mogelijkerwijs’ tussen de gemeente en Lovers geldende overeenkomsten ter zake van het gebruik van de locatie Middenkom Open Havenfront opgezegd onder aanzegging van ontruiming tegen diezelfde datum wegens het project De Entree. Lovers heeft zich tegen de opzegging verzet.
2.15.
Partijen hebben vervolgens onderhandeld over een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de ontruiming van de locatie in de Middenkom en een bruikleenovereenkomst met betrekking tot de tijdelijke verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten van Lovers naar de Westkom. Deze onderhandelingen leidden tot een bruikleenovereenkomst en een vaststellingsovereenkomst. De vaststellingsovereenkomst vermeldt onder meer:
“d) de Rederij uitdrukkelijk niet akkoord gaat of berust in een definitieve opzegging van de Gemeente aangezien een tijdelijke verplaatsing uit de Middenkom is ingegeven door de werkzaamheden vanuit het project, zodat de terugkeer naar de locatie en faciliteiten na voltooiing van deze werkzaamheden het uitgangspunt dient te zijn, de Rederij zich op het standpunt stelt dat zij recht en aanspraak heeft op (het gebruik van) de Percelen, althans dat aan de Gemeente het recht moet worden ontzegd de voortzetting van het bestaande gebruik van de Percelen te (doen) beëindigen, zodat de Rederij zich daarom alle rechten en aanspraken voor wat betreft de terugkeer naar de huidige situatie en faciliteiten op de Percelen na voltooiing van het project voorbehoudt;”
2.16.
Vanaf 2018 heeft de Gemeente een nieuw vaarbeleid ontwikkeld. Dit heeft geresulteerd in de Nota’s Varen Deel 1 en Deel 2. De belangrijkste maatregel uit de Nota Varen Deel 1 voor de passagiersvaart is de introductie van een volumebeleid waarbij ook toetreders tot de markt een kans krijgen. Er worden maximaal 550 exploitatievergunningen voor passagiersvaart verstrekt. Deze vergunningen zijn tijdelijk. De Nota Varen Deel 2 beschrijft maatregelen die nodig zijn ter ondersteuning van een nieuw op- en afstap- en ligplaatsbeleid.
2.17.
De Middenkom is eind 2022 opgeleverd. Momenteel zijn drie steigers in de Middenkom ten minste tot 1 maart 2024 openbaar te gebruiken. Lovers maakt momenteel van die steigers gebruik.

3.Het geschil

3.1.
Lovers vordert - samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de Gemeente te veroordelen te voorzien in een afvaartlocatie voor Lovers aan de noordzijde van de Middenkom van het Open Havenfront, tenminste bestaande uit een steiger met een breedte van 3 meter en een lengte van 30 meter en voorzien van een kassahuisje, en waarvan de instandhoudingtermijn onbepaald is dan wel in ieder geval tot het moment van de feitelijke uitvoering van het Nota Varen deel 2 voorziene verdeling. Ook vordert Lovers de Gemeente te verbieden de aanwezigheid op, en het gebruik van, de op- en afstapsteiger, waaronder het innemen van ligplaats met twee vaartuigen, aan Lovers te ontzeggen of te beletten en deze aanwezigheid en het gebruik te gehengen en te gedogen, alsmede voor recht te verklaren dat de Gemeente de schade van Lovers, die het gevolg is van het niet voorzien in de genoemde op- en afstaplocatie voor Lovers, te vergoeden, nader op te maken bij staat. Een en ander met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de uitspraak.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Lovers – kort samengevat – ten grondslag dat tussen de Gemeente en Lovers in 2012 een overeenkomst tot stand is gekomen waarbij Lovers aan een openbare steiger een afvaartlocatie mag hebben en een verkooplocatie mag exploiteren. Verder beroept Lovers zich erop dat zij sinds 1987 een exclusieve afvaartlocatie had in de Middenkom. De Gemeente zou onrechtmatig handelen door een einde te maken aan dit gebruik. De omstandigheid dat Lovers ten behoeve van de werkzaamheden in het project De Entree heeft meegewerkt aan een tijdelijke verplaatsing zou niet in haar nadeel mogen werken.
3.3.
De Gemeente voert verweer. De Gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Lovers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Lovers, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Lovers in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Middenkom op 1 november 2022 is opgeleverd. Er zijn onder andere drie openbare steigers gerealiseerd waarvan ook Lovers gebruik kan maken, in ieder geval tot 1 maart 2024 zijnde de datum van de beoogde herverdeling van de op- en afstaplocaties. Volgens de Gemeente wordt met het ter beschikking stellen van deze openbare steigers in de Middenkom reeds voorzien in de door Lovers gevorderde op- en afstaplocatie.
4.2.
Met het ter beschikking stellen van de openbare steigers is Lovers inderdaad verzekerd van een openbare op- en afstaplocatie in de Middenkom tot het moment dat op grond van het vaarbeleid een herverdeling plaatsvindt. Voor zover de vordering van Lovers daarop ziet, heeft Lovers bij haar vordering geen belang meer. De vordering van Lovers houdt echter méér in dan dat. De Gemeente gaat er ten onrechte aan voorbij dat de vordering van Lovers ziet op een ‘exclusieve’ afvaartlocatie die zij niet met derden zou hoeven te delen. Gevorderd wordt immers een afvaartloctie ‘voor Lovers’ met kassahuisje waarvan de Gemeente, kort gezegd, het gebruik van de op- en afstaplocatie (waaronder het gebruik van twee ligplaatsen) en haar aanwezigheid niet zou mogen ontzeggen of beletten. Dit duidt op een door Lovers gewenst exclusief gebruik van de afvaartlocatie. Lovers stelt overigens ook belang te hebben bij een exclusieve locatie, gelet op de beoogde herverdeling van de op- en afstaplocaties vanaf 1 maart 2024, zoals Lovers tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht.
4.3.
Lovers meent recht te hebben op een exclusieve afvaartlocatie met bijbehorende verkooplocatie in de Middenkom op grond van een tussen haar en de Gemeente in 2012 gesloten overeenkomst. De Gemeente zou ten aanzien van de exclusieve afvaartlocatie en verkooplocatie een aanbod hebben gedaan, en Lovers zou dit aanbod hebben geaccepteerd.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Lovers haar stelling dat zij met de Gemeente voornoemde overeenkomst heeft gesloten onvoldoende onderbouwd. Dat plannen zijn ontwikkeld met betrekking tot de beoogde eindsituatie in de Middenkom, en dat door de Gemeente en de drie reders over de invulling van die plannen is gesproken, wil niet zeggen dat ten aanzien van de beoogde eindsituatie sprake was definitieve plannen van de Gemeente of van een aanbod door de Gemeente - inhoudende het
exclusievegebruik van een afvaartlocatie - dat door Lovers zou zijn aanvaard. Weliswaar volgt uit de plannen van de Gemeente een beoogde eindsituatie van de Middenkom, en dat het de bedoeling was om Lovers in de Middenkom te laten terugkeren, maar niet gebleken is dat de Gemeente concrete toezeggingen heeft gedaan over de eindsituatie, laat staan over het exclusieve gebruik van een afvaartlocatie. Het overleg was nu juist bedoeld om tot een invulling van de plannen te komen. Uit de verklaring van de heer [naam 4] (zie onder 2.9) blijkt dat nog geen overeenstemming was bereikt en het niet tot afspraken is gekomen omdat de gemeente eind 2012 besloot een nieuw beleid ten opzichte van de rondvaart te gaan ontwikkelen.
Ook uit de onder 2.10 aangehaalde notulen blijkt dat er geen afspraken zijn gemaakt en dat het overleg werd afgebroken. Uit niets blijkt dat op het moment dat het overleg door de Gemeente is stopgezet tussen de gemeente Lovers en de andere betrokkenen overeenstemming was bereikt over relevante aspecten, zoals de hoogte van de financiële vergoedingen en de toedeling van de steigers. Van een overeenkomst ten aanzien het exclusieve gebruik van een afvaartlocatie in de Middenkom was dan ook geen sprake.
4.5.
De rechtbank begrijpt de stellingen van Lovers zo dat zij ook aan haar vordering ten grondslag legt dat zij recht heeft op het exclusieve gebruik van een afvaartlocatie in de Middenkom vanwege de omstandigheid dat zij door middel van de Artis Express reeds sinds 1987 exclusief van een steiger in de Middenkom gebruik maakt, en dat zij zich dit recht heeft voorbehouden op het moment dat zij de Middenkom heeft ontruimd in verband met de werkzaamheden voor project De Entree. Daarbij doet Lovers bovendien een beroep op het gelijkheidsbeginsel; de Gemeente zou het exclusieve gebruik van de steigers door Canal en Kooij, die ook lange tijd in de Middenkom aanwezig waren, wel erkennen.
4.6.
Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat Lovers sinds 1987 vanaf een steiger in de Middenkom de Artis Express exploiteert, heeft Lovers onvoldoende onderbouwd dat die steiger
exclusiefdoor haar werd gebruikt en mocht worden gebruikt. Uit de onder 2.10 weergegeven notulen van het overleg tussen de Gemeente en reders van 21 november 2012 volgt dat de steiger waarvan Lovers gebruik maakte een openbare steiger betreft, en dat deze niet alleen door Lovers werd gebruikt, maar ook door ‘salonboten etc.’. Dit beeld wordt bevestigd door een plattegrond van de Middenkom tot 2002 (conclusie van antwoord, p. 7) waarin de steiger waarvan Lovers gebruik maakte, anders dan de andere steigers, ook expliciet wordt aangeduid als ‘openbare steiger’. Ook in de brief van 25 november 2002 wordt alleen specifiek ten aanzien van de door Lovers gebruikte steiger gesproken van de ‘huidige openbare steiger’. Gelet hierop heeft Lovers onvoldoende onderbouwd dat zij de steiger wél exclusief gebruikte.
4.7.
Overigens heeft Lovers ook onvoldoende gesteld dat zij de steiger als afvaartlocatie met twee ligplaatsen gebruikte. Uit de onder 2.4 geciteerde uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 september 1998 volgt juist dat de Gemeente ten aanzien van het gebruik van de steiger voor de Artis Express als voorwaarden stelde dat Lovers deze steiger slechts gebruikte voor het laten in- en uitstappen van passagiers, dat overig gebruik van de steiger niet was toegestaan en dat slechts met één vaartuig tegelijk aan de steiger mocht worden afgemeerd. De Afdeling heeft in die uitspraak bevestigd dat de Gemeente die voorwaarden mocht stellen. In het licht hiervan heeft Lovers onvoldoende omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het gebruik van de locatie meer inhield dan een op- en afstaplocatie, namelijk dat sprake zou zijn van een exclusieve afvaartlocatie met twee ligplaatsen.
4.8.
Voor zover de feitelijke situatie anders is geworden door het verplaatsen van de op- en afstaplocatie van Lovers naar de in 2002 in gebruik genomen vingerpieren, leidt dat niet tot een ander oordeel, omdat de gemeente daarbij uitdrukkelijk heeft bedongen dat het een tijdelijke situatie betrof, waaraan geen rechten konden worden ontleend (zie onder 2.5).
4.9.
Het feit dat Lovers een omgevingsvergunning heeft gekregen voor een kassahuisje kan niet tot het oordeel leiden dat zij een exclusieve op- afstapplaats had.
4.10.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van Lovers worden afgewezen.
4.11.
Lovers is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Gemeente als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.872,00
4.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Lovers af,
5.2.
veroordeelt Lovers in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot dit vonnis vastgesteld op € 1.872,00,
5.3.
veroordeelt Lovers in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 173,00 aan salaris advocaat,
  • te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Lovers niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, bijgestaan door mr. R.W. Keus, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.

Voetnoten

1.Op de zitting in het geding gebracht; in het proces-verbaal is ten onrechte als datum van dit stuk vermeld 21 november 2021 in plaats van 21 november 2012.