ECLI:NL:RBAMS:2023:8557

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
C/13/729298 / HA RK 23-32
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure met betrekking tot leningsovereenkomst en juridische vertegenwoordiging

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure die was ingediend door MV Audiovisueel B.V. tegen mr. T.T. Hylkema, de behandelend rechter in een aanhangige civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van vragen die de rechter had gesteld aan de eisende partij, Funding Circle Nederland B.V., over de rechtsverhouding en de grondslag van hun vordering. Verzoekers voerden aan dat de vragen van de rechter sturend waren en dat dit de schijn van partijdigheid wekte. De wrakingskamer heeft de processtukken en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bestudeerd. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat zijn vragen bedoeld waren om duidelijkheid te verkrijgen en dat hij niet heeft meegeprocedeerd. De wrakingskamer oordeelde dat de vragen van de rechter niet ongepast waren en dat er geen sprake was van ongerechtvaardigd meeprocederen. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter zijn taak als actieve rechter heeft vervuld en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. Het verzoek tot wraking werd afgewezen en de procedure met zaaknummer C/13/723582 werd hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing van 21 februari 2023 op het op 31 januari 2023 gedane en onder zaaknummer C/13/729298 HA/RK 23/32 ingeschreven verzoek van:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidMV Audiovisueel B.V.,

2.
[verzoeker],
verzoekers,
advocaat mr. V.M. Besters,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. T.T. Hylkema, rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.1. De procedure

De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • de e-mail van mr. C.L. de Rijke, de griffier van de rechter, van 30 januari 2023;
  • het door de advocaat van verzoekers bij e-mail van 31 januari 2023 ingediende wrakingsverzoek;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 9 februari 2023 op het verzoek tot wraking;
  • de e-mail van 13 februari 2023 van mr. V. Jurgens;
  • de pleitnota van mr. Besters ten behoeve van de zitting van de wrakingkamer van 16 februari 2023.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 februari 2023. Verschenen zijn mr. Besters, de rechter en de griffier.
De beslissing is bepaald op 24 februari 2023.

2.De feiten

Bij de rechter is een procedure aanhangig (met zaaknummer C/13/723582), waarin Funding Circle Nederland B.V. als eisende partij en verzoekers als gedaagde partij optreden. Advocaat van de eisende partij is mr. V. Jurgens, advocaat van verzoekers is mr. Besters. De eisende partij heeft een vordering ingesteld tot terugbetaling van een lening.
De comparitie in deze zaak zou plaatsvinden op 2 februari 2023.
Op 30 januari 2023 heeft de griffier een e-mail naar beide advocaten gestuurd waarin onder meer het volgende staat:

Naar aanleiding van de processtukken, zou de behandelend rechter graag op voorhand, in een korte reactie op deze e-mail, antwoord krijgen op de volgende vragen.(…)Aan partij Funding Circle Nederland B.V.:● Zowel in de geldleningsovereenkomst als in de akte van borgtocht staat dat Funding Circle handelt namens één of meerdere (niet nader aangeduide) Investeerders. Funding Circle Nederland B.V. vordert in deze procedure nakoming van de overeenkomst. Hoe moet de rechtbank dat zien? Procedeert Funding Circle Nederland B.V. ten behoeve van zichzelf? En zo ja, is de vordering dan gecedeerd? Of procedeert Funding Circle Nederland B.V. ten behoeve van de Investeerders op basis van lastgeving (art 7:414 BW)?(…)
Bij e-mail van 31 januari 2023 hebben verzoekers de rechter gewraakt.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

De vraag van de rechter aan de wederpartij van verzoekers is sturend. Het verwijt van verzoekers aan de rechter richt zich met name op het tweede gedeelte van die vraag:
“Procedeert Funding Circle Nederland B.V. ten behoeve van zichzelf? En zo ja, is de vordering dan gecedeerd? Of procedeert Funding Circle Nederland B.V. ten behoeve van de Investeerders op basis van lastgeving (art 7:414 BW)?
Hierin worden mogelijke juridische opties benoemd (cessie of lastgeving), zonder dat de processtukken daartoe enige aanleiding gaven en zonder dat Funding Circle Nederland B.V. hiertoe iets had gesteld of onderbouwd. De rechter heeft Funding Circle Nederland B.V. hiermee geholpen, in die zin dat hij haar juridische handvaten heeft aangeboden. De rechter heeft hiermee de grenzen van zijn lijdelijkheid overschreden. Een rechter mag niet eigenhandig juridische standpunten of opties aandragen die niet door partijen zijn aangevoerd en die een procespartij al dan niet zouden kunnen baten. Met het stellen van de vraag is de rechter als het ware gaan meeprocederen met Funding Circle Nederland B.V. Hierdoor is de schijn van partijdigheid gewekt.

4.De reactie van de rechter

De rechter berust niet in de wraking. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie – samengevat weergegeven – aangevoerd dat hij door het stellen van de vragen niet is gaan meeprocederen. Hij heeft beide partijen op voorhand een aantal vragen gesteld over de grondslag van de vordering en over het verweer. Het betrof vragen die hij anders ook op de mondelinge behandeling had gesteld. In het kader van een goede regievoering is ervoor gekozen die vragen vooraf te stellen, zodat partijen zich daarover op voorhand konden uitlaten, hetgeen het debat op de zitting ten goede zou komen. Van belang is dat in de door beide partijen overgelegde geldleningsovereenkomst Funding Circle Nederland B.V. als contractspartij is aangeduid “
handelend als gevolmachtigde namens één of meerdere Investeerders”. Het partijdebat roept aldus de vraag op naar de rechtsverhouding tussen eiseres en gedaagden en de niet nader aangeduide Investeerders. Dit roept tevens de vraag op in welke hoedanigheid Funding Circle Nederland B.V. nakoming van de geldleningsovereenkomst vordert: voor zichzelf of ten behoeve van een of meer investeerders. Dit geldt temeer nu in artikel 15.2 van de overeenkomst verschillende mogelijkheden staan genoemd. Zo staat daar onder meer dat Funding Circle Nederland B.V. in geval van niet-nakoming juridische procedures namens de Investeerders kan initiëren. Dit kwalificeert als lastgeving (artikel 7:414 BW). Daarnaast staat in artikel 15.2 dat de vordering op de geldnemer ook kan worden gecedeerd aan (onder andere) Funding Circle Nederland B.V. De vragen van de rechter waren erop gericht hierover meer duidelijkheid te verkrijgen. Met het stellen van de vragen zijn de grenzen van de lijdelijkheid niet overschreden. Niet kan worden gezegd dat de vragen volkomen onverwacht waren of dat de vragen zijn gesteld zonder dat de processtukken daartoe aanleiding gaven.

5.De gronden van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomen is, althans dat de bij verzoeker(s) bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig dan wel vooringenomen is, objectief is gerechtvaardigd.
5.2
Het verwijt van verzoekers richt zich er niet op dat de rechter voorafgaand aan de mondelinge behandeling vragen heeft gesteld. Het gaat verzoekers specifiek om het tweede gedeelte van de hiervoor geciteerde vraag. In de kern komt het verwijt van verzoekers erop neer dat dit een sturende vraag is die zonder enige aanleiding is gesteld en dat de wederpartij van verzoekers door het stellen van die vraag is geholpen. De wrakingskamer is echter van oordeel dat de vraag niet uit de lucht kwam vallen omdat de tekst van de door beide partijen in het geding gebrachte overeenkomst (met name artikel 15.2) aanleiding gaf om die vraag te stellen. Het behoort tot de taak van een rechter om tijdig inlichtingen in te winnen en probleempunten aan de orde te stellen, ook in het kader van de verplichting ambtshalve rechtsgronden aan te vullen (artikel 25 Rv), zodat partijen in de gelegenheid zijn daarop te reageren. Laat hij dit na dan kan sprake zijn van een verrassingsbeslissing. Dat het stellen van een bepaalde vraag mogelijk leidt tot een nadere onderbouwing van een standpunt van een van beide procespartijen, maakt op zichzelf niet dat sprake is van ongerechtvaardigd “meeprocederen” door de rechter. Dit zou anders zijn indien (de gegronde vrees bestaat dat) met het stellen van de vraag is beoogd een van partijen te helpen ten koste van de andere partij, maar daarvan is de wrakingskamer niet gebleken. De rechter heeft kortom gehandeld als een gewone ‘actieve’ rechter.
5.3
Het verzoek tot wraking zal dus worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure met zaaknummer C/13/723582 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. K.A. Brunner, voorzitter, en H.M. Patijn en
A.R.P.J. Davids, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2023.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.