ECLI:NL:RBAMS:2023:8552

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5996
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor dakterras zonder toestemming van de VvE

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras. De vergunninghouder had op 14 februari 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd, die door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was verleend. Eisers, die ook bewoners zijn van het wooncomplex, maakten bezwaar tegen deze vergunning, omdat zij van mening waren dat de vergunninghouder geen belanghebbende was bij de aanvraag, aangezien de Vereniging van Eigenaren (VvE) geen toestemming had gegeven voor het dakterras. Het college verklaarde de bezwaren ongegrond, waarna eisers in beroep gingen.

Tijdens de zitting op 6 november 2023 werd het standpunt van eisers besproken, waarbij zij stelden dat de VvE geen medewerking zou verlenen aan het bouwplan en dat er een evidente privaatrechtelijke belemmering was. De rechtbank oordeelde echter dat de aanvrager in beginsel als belanghebbende wordt beschouwd, tenzij aannemelijk is dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. De rechtbank concludeerde dat de VvE's weigering om toestemming te geven niet voldoende was om aan te nemen dat er sprake was van een evidente belemmering. Bovendien kan de vergunninghouder vervangende toestemming vragen aan de civiele rechter.

De rechtbank verwierp ook het beroep van eisers op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, omdat deze uitspraak betrekking had op een verzoek om een voorlopige voorziening en niet op de (on)rechtmatigheid van de omgevingsvergunning. De rechtbank benadrukte dat het college bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning moet toetsen aan de weigeringsgronden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging als de aanvraag niet in strijd is met deze weigeringsgronden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de omgevingsvergunning terecht was verleend.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5996

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2023 in de zaak tussen

[eiser 1]

[eiser 2]
[eiser 3]
[eiser 4]
allen uit Amsterdam, eisers
(gemachtigde: mr. H.L.M. Scholten),
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,verweerder (hierna: het college)
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder], uit Amsterdam (hierna: vergunninghouder).

Procesverloop

Op 14 februari 2022 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Op 2 november 2022 heeft het college de bezwaren ongegrond verklaard.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2023. Namens eisers zijn verschenen [eiser 1] en [eiser 3] , bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Wat aan deze zaak vooraf ging
1. Eisers en vergunninghouder zijn allen eigenaar en bewoner van appartementen en/of maisonnettes in het wooncomplex gelegen aan het [adressen] te Amsterdam (hierna: het wooncomplex). Eisers en vergunninghouder zijn ook allen lid van de Vereniging van Eigenaren Parkzicht (hierna: de VvE).
2. Op 17 november 2021 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een dakterras op de [adres] te Amsterdam. Op 14 februari 2022 heeft het college de omgevingsvergunning aan vergunninghouder verleend.
3. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Het college heeft de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een advies van de bezwaarschriftencommissie ten grondslag.
Het oordeel van de rechtbank
Is vergunninghouder belanghebbende bij zijn aanvraag?
4. Eisers stellen zich op het standpunt dat vergunninghouder geen belanghebbende is bij zijn aanvraag, omdat aannemelijk is dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. De VvE heeft vergunninghouder namelijk geen toestemming gegeven voor het realiseren van een dakterras en zal dit in de toekomst ook niet doen. De VvE heeft zelfs al ingestemd met het plaatsen van zonnepanelen op het dak van het wooncomplex. Hoewel vergunninghouder vervangende toestemming kan vragen aan de kantonrechter, zal de kantonrechter die weigeren. Daarmee is sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor het realiseren van het vergunde dakterras. Het college had de aanvraag daarom niet in behandeling mogen nemen, althans niet-ontvankelijk moeten verklaren, zo stellen eisers. In dit verband hebben eisers op de zitting verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 oktober 2021. [1]
5. De rechtbank overweegt dat een aanvrager om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in beginsel wordt verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op de door hem ingediende aanvraag. Dit is anders als aannemelijk is dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. [2]
6. Dat de VvE geen medewerking wil verlenen aan het bouwplan is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om op voorhand aan te nemen dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering als gevolg waarvan het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. Vergunninghouder kan namelijk vervangende toestemming vragen aan de civiele rechter en het is aan de civiele rechter om te beoordelen of die toestemming kan worden verleend. De rechtbank – dat wil zeggen de bestuursrechter – kan in deze zaak niet op voorhand uitsluiten dat de civiele rechter deze toestemming zal verlenen. De grond slaagt niet.
7. Ook het beroep van eisers op de uitspraak van de rechtbank Den Haag slaagt niet. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag (de voorzieningenrechter) heeft in die uitspraak beslist op een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft zich daarom beperkt tot een beoordeling van de vraag of de omgevingsvergunning die in die procedure voorlag op dat moment moest worden geschorst. De voorzieningenrechter heeft zich daarbij niet uitgelaten over de (on)rechtmatigheid van de omgevingsvergunning.
Had de omgevingsvergunning moeten worden geweigerd?
8. Eisers betogen verder dat de omgevingsvergunning had moeten worden geweigerd wegens het ontbreken van toestemming van de VvE of de civiele rechter. Ook had de omgevingsvergunning volgens eisers geweigerd moeten worden omdat het verlenen daarvan kan leiden tot precedentwerking; de overige eigenaren kunnen dan ook een terrasvergunning aanvragen en krijgen. Eén (of meerdere) dakterras(sen) is nadelig voor de stabiliteit en stevigheid van het dak. Als het dak lekkages vertoont of moet worden gerenoveerd, zal de aanwezigheid van een dakterras extra problemen opleveren.
9. De rechtbank overweegt dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend voor de activiteit ‘bouwen van een bouwwerk’. Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor deze activiteit moet het college toetsen aan de weigeringsgronden uit artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het systeem van dit artikel is dwingend en limitatief. Dit betekent dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd als de bouwactiviteit in strijd is met één of meer van deze weigeringsgronden en moet worden verleend als er geen strijd is met deze weigeringsgronden.
10. Artikel 2.10 van de Wabo biedt het college geen ruimte om een aanvraag af te wijzen als de aanvrager (nog) geen toestemming heeft van de VvE of de civiele rechter. Dat het dakterras in strijd is met regelgeving omtrent stabiliteit en kwaliteit van het dak, op grond waarvan de vergunning zou moeten worden geweigerd, is gesteld noch gebleken. Dit betekent dat het college in principe gehouden is de omgevingsvergunning te verlenen. Het college heeft daarom in dit geval bij zijn besluit om de omgevingsvergunning te verlenen geen ruimte voor een belangenafweging, waarbij de gestelde precedentwerking eventueel een rol zou kunnen spelen. [3] Ook deze grond slaagt niet.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Het college hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.
12. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat het college op zitting erop heeft gewezen dat eisers het college kunnen verzoeken de omgevingsvergunning in te trekken. Vergunninghouder heeft namelijk na een jaar nog geen gebruik gemaakt van de omgevingsvergunning.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.W. Steenhoff, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 november 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1253.
3.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:328 en van 21 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2393.