ECLI:NL:RBAMS:2023:854

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
13.184056-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door een sterk verminderd toerekeningsvatbare verdachte in een GGZ-kliniek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 juli 2022 te Amsterdam een medewerker van een GGZ-kliniek heeft bedreigd. De verdachte, geboren in 1973 en thans verblijvende in een GGZ-kliniek, is sterk verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.R. Zetsma, en de verdediging door mr. J.T. Brassé. De tenlastelegging omvatte bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling. Tijdens de zittingen op 19 oktober 2022, 29 november 2022 en 9 februari 2023 is het bewijs besproken, waaronder dreigende uitspraken van de verdachte en zijn gedrag tijdens het incident. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging, maar heeft ook rekening gehouden met zijn psychische toestand, waaronder schizofrenie en een licht verstandelijke beperking. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op 2 weken gevangenisstraf, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De vordering na voorwaardelijke veroordeling is afgewezen, en de rechtbank heeft de tijd in voorlopige hechtenis in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht, teams Strafrecht
Parketnummer: 13.184056.22
Parketnummer vordering tul: 13.034633.21
Datum uitspraak: 9 februari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
thans verblijvende in het kader van een civiele zorgmachtiging in een GGZ-kliniek van Mentrum, locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 19 oktober 2022, 29 november 2022 en 9 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.R. Zetsma, en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. J.T. Brassé, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich op 20 juli 2022 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling van een medewerker van een GGZ-kliniek.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 20 juli 2022 te Amsterdam [naam medewerker] (medewerker GGZ Kliniek [locatie] , gelegen aan de [adres] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- voornoemde [naam medewerker] dreigend de woorden toe te voegen: "Kom maar, kom maar. Ik ben niet bang. Ik sla jullie dood. Bombaclat. Het is oorlog." en
- daarbij slaande bewegingen te maken en
- nadat hij zijn horloge af deed en zijn shirt uit trok, met zijn vinger naar voornoemde [naam medewerker] te wijzen en vervolgens haar dreigend de woorden toe te voegen: "Jij gaat dood. Er gaat 1 iemand dood en dat ben jij" en
- daarbij telkens een gevechtshouding aan te nemen en zijn gebalde vuisten op schouderhoogte te houden.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar. De vordering na voorwaardelijke veroordeling kan worden afgewezen.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoon en de gezondheid van de verdachte. Verdachte heeft de medewerkster van de GGZ-kliniek uit boosheid en onmacht bedreigd, en niet zozeer vanuit zijn stoornis. Dat is een ernstig feit, maar kan hem, zoals door de deskundigen gerapporteerd, slechts in sterk verminderde mate worden toegerekend. Tijdens de periode van het voorarrest is een civiele zorgmachtiging afgegeven en verdachte is op 25 januari 2023 opgenomen in een kliniek van Mentrum.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het feit is gepleegd tijdens een stressvolle situatie in de GGZ-kliniek. Voor het vaststellen van de toerekeningsvatbaarheid is van belang of dit is gebeurd vanuit zijn boosheid of stoornis. Het is misgegaan vanwege het ontbreken van copingvaardigheden. Verdachte is na zijn aanhouding niet gehoord door de politie en direct overgebracht naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC). Hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Indien de rechtbank met betrekking tot de toerekenbaarheid tot een andere conclusie komt, dient rekening te worden gehouden met de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De beslissing om hem zolang vast te houden in het PPC was voor verdachte een periode van stilstand. Dat brengt de raadsvrouw tot het subsidiaire verzoek om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging van een GGZ-medewerkster in een kliniek door te handelen zoals hiervoor bewezen is verklaard. De rechtbank heeft verder gelet op het strafblad van verdachte van 8 februari 2023, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van bedreigingen.
Met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op de volgende stukken:
  • een consult rechtspleging van 22 juli 2022, opgesteld door C.A.M. van der Meijs, psychiater NIFP;
  • een advies betreffende de detentiegeschiktheid van verdachte van 26 juli 2022, opgesteld door [naam 1] , arts, medisch adviseur DJI;
  • een reclasseringsadvies van het Leges des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, van 25 november 2022;
  • een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 25 november 2022, opgesteld door drs. [naam 2] , aio psychiatrie, en drs. S.C.J. Frehe, psychiater;
  • een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 27 december 2022, opgesteld door GZ-psycholoog drs. J. Yntema.
Uit de rapportages van de gedragsdeskundigen blijkt, kort samengevat, dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde sprake was van een licht verstandelijke beperking, schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. Hoewel een gehele ontoerekenbaarheid niet kan worden uitgesloten, aangezien verdachte op 20 juli 2022 vanwege een persoonlijke situatie veel spanning ervaarde en vanuit zijn ziektebeeld nauwelijks beschikt over adequate copingvaardigheden, is door de deskundigen geadviseerd om het feit sterk verminderd toe te rekenen aan de verdachte. De rechtbank volgt deze conclusie van de deskundigen.
Verdachte heeft 133 dagen in voorlopige hechtenis (artikel 72 lid 5 Wetboek van Strafvordering) doorgebracht. Na het afgeven van de civiele zorgmachtiging en ook na opheffing van het bevel voorlopige hechtenis door de rechtbank op 29 november 2022, bleek het vinden van een geschikte plaats in een GGZ-instelling vanwege de problematiek van de verdachte lastig.
Gelet hierop, alsmede gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf niet passend en geboden en zal aan de verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 2 weken.
7.4.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 23 september 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.034633.21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van 7 april 2022, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot 27 dagen gevangenisstraf, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 3 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is blijkens het strafblad van verdachte op 22 april 2022 onherroepelijk geworden en de proeftijd loopt tot 20 april 2025. Hoewel is gebleken dat verdachte zich voor het einde van deze proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis, acht de rechtbank het - gelet ook op de persoon van veroordeelde - niet opportuun om deze vordering thans ten uitvoer te leggen, zodat deze zal worden afgewezen.

8.Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst af de vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 13.034633.21.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2023.
Bijlage
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 20 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam medewerker] (medewerker GGZ Kliniek [locatie] , gelegen aan de [adres] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- voornoemde [naam medewerker] en/of een of meerdere collega's van voornoemde
instelling dreigend de woorden toe te voegen: "Kom maar, kom maar. Ik ben niet
bang. Ik sla jullie dood. Bombaclat. Het is oorlog.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- daarbij een of meerdere slaande bewegingen te maken en/of
- ( nadat hij zijn horloge af deed en zijn shirt uit trok) met zijn vinger naar voornoemde [naam medewerker] te wijzen en (vervolgens) haar dreigend de woorden toe te voegen: "Jij gaat dood. Er gaat 1 iemand dood en dat ben jij", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- daarbij (telkens) een gevechtshouding aan te nemen en/of zijn gebalde vuisten op schouderhoogte te houden;