Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
de Vve,
ING,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
primair)voor zover het de Vve betreft,
subsidiair)voor zover het de Vve betreft waarvan de appartementseigenaren natuurlijke personen zijn,
4.De beoordeling
uiteindelijk belanghebbende) als: “
natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een cliënt, dan wel de natuurlijke persoon voor wiens rekening een transactie of activiteit wordt verricht.”
eigendomsbelanggedefinieerd als:
“het recht op uitkering uit het vermogen van een rechtspersoon of personenvennootschap, waaronder de winst of de reserves, of op overschot na vereffening.”
“De vereffenaar draagt hetgeen na voldoening der schuldeisers van het vermogen van de ontbonden vereniging is overgebleven, over aan hen die bij de opheffing van de splitsing appartementseigenaar waren, ieder voor een aandeel als bedoeld in artikel 113 lid 1”.
teneinde af te dwingen dat de Vve zal handelen conform het standpunt van ING”. Hieraan legt de Vve opnieuw ten grondslag dat de ubo-opgave die de Vve heeft gedaan conform wet- en regelgeving is, maar dat betoog heeft de rechtbank hiervoor al verworpen (vordering I meer subsidiair).
bij kleine vve’s(bestaande uit 4 of minder leden) dit onderzoek niet complex is. ING hanteert echter niet die categorie maar de categorie van vve’s in het algemeen. Voor zover de Vve wil betogen dat ING een dergelijke nadere differentiatie in haar categorisering voor de kostendoorberekening zou moeten aanbrengen gaat dat de onderhavige marginale toetsing te buiten. Bovendien is onvoldoende gesteld en ook anderszins niet gebleken dat de Vve niet zou kunnen uitwijken naar een andere bank.
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)