ECLI:NL:RBAMS:2023:8511

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/13/742899 / RK HA 23-377
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verschoning in wrakingsprocedure

Op 30 november 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op het verzoek tot verschoning van mr. T.L. Fernig-Rocour, ingediend door een verzoeker. Het verzoek tot wraking werd op 5 december 2023 mondeling behandeld, waarbij mr. A.W.J. Ros als voorzitter optrad. De verzoeker stelde dat er een schijn van vooringenomenheid was ontstaan, omdat de rechter eerder een wrakingsverzoek van dezelfde verzoeker had behandeld en afgewezen. De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 40 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) in een verschoningsprocedure moet worden vastgesteld of er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank concludeerde dat de betrokkenheid van de rechter bij een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak niet voldoende is om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig kan zijn. De enkele betrokkenheid bij een eerdere zaak levert geen feit of omstandigheid op die de onpartijdigheid van de rechter zou kunnen schaden. De rechtbank wees het verzoek tot verschoning af en bepaalde dat de beslissing aan de betrokken partijen zou worden toegezonden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het onder rekestnummer C/13/ 742899 / HA RK 23- 377 ingeschreven verzoek tot verschoning ingediend door: C/13/742899 HA RK 23-377
mr. A.W.J. Ros, kantonrechter bij de rechtbank Amsterdam, in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Wrakingskamer van 5 december 2023 hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het door [verzoeker] bij de Wrakingskamer van de rechtbank te Amsterdam ingediende verzoek tot wraking van mr. T.L. Fernig-Rocour wordt op 5 december 2023 om 16.15 uur mondeling behandeld (zaaknummer C/13/742297 / HA RK 23-363). De rechter is ingeroosterd als voorzitter van die Wrakingskamer.

2.Het verzoek

2.1.
Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat de schijn van vooringenomenheid kan zijn ontstaan. De rechter is als voorzitter opgetreden van een Wrakingskamer die een eerder wrakingsverzoek van verzoeker gericht tegen dezelfde rechter heeft behandeld. In die zaak is op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan en is het verzoek zonder mondelinge behandeling afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 40 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) dient in een verschoningsprocedure te worden beslist of sprake is van de in artikel 36 Rv genoemde feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit voormelde bepaling valt af te leiden dat de behandeling van een verschoningsverzoek, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting behoeft plaats te vinden. De rechtbank zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van (het vertrouwen in) de rechterlijke onpartijdigheid.
3.3.
Vooropgesteld wordt dat uit het verschoningsverzoek niet blijkt dat de rechter zelf van mening is dat hij de zaak niet meer onpartijdig zou kunnen behandelen. Door de rechter is enkel aangevoerd dat het hem om iedere schijn van partijdigheid te vermijden verstandig lijkt om het onderhavige wrakingsverzoek niet te behandelen.
3.4.
Hoewel de wrakingskamer begrip heeft voor het standpunt van de rechter, laten de wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad verschoning om die reden niet toe. De enkele betrokkenheid van de rechter bij een eerdere uitspraak in een geschil over een soortgelijk onderwerp levert geen feit of omstandigheid op waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, ook niet indien één van partijen bij dat eerdere geschil betrokken was. Waar uit HR 25 september 2018 (ECLI NL:HR:2018:1413) volgt dat een rechterlijke (tussen)beslissing nooit grond kan zijn voor het aannemen van (de schijn van) vooringenomenheid, geldt dat des te sterker voor de rechterlijke beslissing in een andere zaak dan die waarin het verschoningsverzoek is gedaan.
Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot verschoning af;
 beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 41, tweede lid Rv wordt toegezonden aan:
 verzoeker;
 de rechter.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mr. M.V. Ulrici en K.A. Brunner, leden, op 30 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.