ECLI:NL:RBAMS:2023:8505

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
AMS 22/5671
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) beoordeeld. De aanvraag was afgewezen door de minister voor Rechtsbescherming op 17 mei 2022, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 11 oktober 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 22 september 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiser zelf niet. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag voor de VOG terecht heeft afgewezen, omdat het risico voor de samenleving zwaarder weegt dan de belangen van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een VOG voor een chauffeurskaart, maar had relevante justitiële gegevens in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) die een belemmering vormden voor de afgifte van de VOG. Eiser was eerder veroordeeld voor drugsmisdrijven en had een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen. De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de VOG mocht weigeren. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 22/5671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. S. Guman),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Singh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verklaring omtrent het gedrag (VOG).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 17 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser voor een VOG mocht afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Verweerder heeft de aanvraag van afgifte van een VOG mogen weigeren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
4. Op 21 februari 2022 heeft eiser een aanvraag voor een VOG ingediend voor een chauffeurskaart bij Kiwa Register B.V.
5. Bij brief van 4 april 2022 heeft verweerder eiser meegedeeld voornemens te zijn de aanvraag af te wijzen. Eiser heeft op 19 april 2022 een zienswijze ingediend. Vervolgens heeft verweerder met het primaire besluit de afgifte van de VOG geweigerd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Voor de beoordeling van eisers aanvraag geldt een terugkijktermijn van vijf jaren. Binnen de terugkijktermijn zijn in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) de volgende relevante justitiële gegevens geregistreerd:
- Op [medio februari] 2022 is eiser in eerste aanleg veroordeeld wegens twee gevallen van het aanwezig hebben van drugs tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Verweerder is van mening dat hiermee aan het objectieve criterium is voldaan. De justitiële gegevens die zijn aangetroffen in het JDS vormen immers, als deze worden herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering voor het uitoefenen van de functie van taxichauffeur. Ook is volgens verweerder voldaan aan het subjectieve criterium. Het risico voor de samenleving weegt zwaarder dan het belang van eiser om als taxichauffeur te werken.
6. Eiser is [medio december] 2022 in hoger beroep veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar (17 december 2022 tot 17 december 2024). Hiernaast is een taakstraf van 180 uren opgelegd. Op 17 december 2022 is de veroordeling onherroepelijk geworden.
7. Eiser heeft op de zitting zijn beroepsgronden ten aanzien van het objectieve criterium laten vallen. Hierdoor is tussen partijen niet langer in geschil dat voldaan is aan het objectieve criterium. De rechtbank zal daardoor de beroepsgronden ten aanzien van het objectieve criterium niet bespreken. Wel staat ter discussie of verweerder een juiste beoordeling heeft gemaakt ten aanzien van het subjectieve criterium. Het subjectieve criterium betreft de beoordeling of de omstandigheden van het geval ertoe moeten leiden dat toch een VOG moet worden afgegeven. [1]
Subjectieve criterium
8. Eiser is van mening dat verweerder ten onrechte de aanvraag voor een VOG heeft afgewezen. Eiser stelt namelijk dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen. Verweerder had rekening moeten houden met de feitelijke situatie, alsmede het feit dat eiser kosten heeft moeten maken om als taxichauffeur te werken. Door de leningen en schulden niet af te lossen, ontstaat er een schuldenlast. Ook stelt eiser dat nu verweerder bekend is met zijn persoonlijke situatie, er in ieder geval had moeten worden onderzocht of bij een afwijzing van de VOG aanvraag geen schade aan hem wordt toegebracht.
9. Ondanks dat voldaan is aan het objectieve criterium, kan verweerder toch overgaan tot verstrekking van de VOG als het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het aan de hand van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. [2] Verweerder heeft hierbij beoordelingsruimte en de rechtbank toetst het bestreden besluit van verweerder dan ook terughoudend. In de belangenafweging wordt in ieder geval rekening gehouden met de hoeveelheid antecedenten, de strafrechtelijke afdoening daarvan en de mate van tijdsverloop sinds het laatste justitiële gegeven.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval minder gewicht heeft mogen toekennen aan het belang dat eiser heeft bij het verstrekken van de VOG dan aan het risico voor de samenleving dat bij de beoordeling van het objectieve criterium is vastgesteld. Dat verweerder bij de belangenafweging geen rekening heeft gehouden met de – niet onderbouwde – stelling dat eiser kosten heeft gemaakt om als taxichauffeur aan de slag te gaan en dat er nu een schuldenlast ontstaat bij eiser, maakt het bestreden besluit niet gebrekkig. Eiser heeft dit immers pas in beroep aangevoerd. Verweerder heeft deze belangen daardoor niet mee kunnen wegen in de belangafweging. Het standpunt dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de vraag of de afwijzing van de aanvraag schade toebrengt aan eiser, volgt de rechtbank ook niet. Verweerder is hier niet toe gehouden. Het is aan eiser om zijn belangen naar voren te brengen en vervolgens aan verweerder om deze belangen te wegen en te toetsen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder alle relevante omstandigheden bij de belangenafweging betrokken. Dat verweerder een ander gewicht aan deze omstandigheden toekent, betekent niet dat de belangenafweging onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt en dat de weigering van de VOG niet evident disproportioneel is. De door verweerder gemaakte belangenafweging betekent niet dat eiser nooit meer in aanmerking kan komen voor een VOG voor de functie van taxichauffeur. Bij een eventuele nieuwe aanvraag moeten alle feiten en omstandigheden worden meegewogen, waaronder het verdere tijdsverloop. De beroepsgronden van eiser slagen dus niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de gevraagde VOG mocht weigeren. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Roefs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Beleidsregels VOG-NP-RP-2022.
2.Zie paragraaf 3.3 van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018, Stcrt. 2017, 68620.