ECLI:NL:RBAMS:2023:8501

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
13.115613.23 en 13.314158.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over openlijke geweldpleging op station met vrijspraak voor poging doodslag en zware mishandeling

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en poging tot doodslag. De zaak betreft een incident op 5 mei 2023, waarbij een slachtoffer door een groep jongens op het perron van een station werd belaagd en van het spoor werd geduwd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en poging zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft gecreëerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts een beperkte rol had gespeeld in het geweld, aangezien hij na het geven van één trap het slachtoffer niet verder heeft belaagd en al was weggelopen toen andere geweldshandelingen plaatsvonden.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn trap een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, dat door een grote groep jongeren werd gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met een jaar verlengd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog jong en kwetsbaar is, en de impact van het geweld op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.115613.23
Parketnummer vordering tul: 13.314158.22
Datum uitspraak: 7 december 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
wonende op het adres [adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 7 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P. Figge, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer naar voren is gebracht door [medewerker RvdK] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [medewerker WSS] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS), [medewerker jeugdzorg] , namens [Jeugdzorg] , en [medewerker jeugdhulp] , namens [Jeugdhulp] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 5 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een slachtoffer, waarvan de identiteit tot op heden onbekend is gebleven, opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
- voornoemd slachtoffer heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- voornoemd slachtoffer onderuit heeft getrapt, waardoor hij ten val is gekomen en/of
- (meermaals) met de arm krachtige slaande bewegingen heeft gemaakt tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemd slachtoffer en/of
- (meermaals) met het been krachtige trappende/stampende bewegingen heeft gemaakt tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemd slachtoffer en/of
- voornoemd slachtoffer bij de benen/voeten heeft vastgepakt en over de grond heeft gesleept en/of
- voornoemd slachtoffer van het perron op het spoor heeft geduwd en/of
- stenen in de richting van voornoemd slachtoffer heeft gegooid terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

( art 287, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 mei 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op het station [locatie] , in elk geval of op aan de openbare weg en/of een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, waarvan de identiteit tot op heden onbekend is gebleven, door:
- voornoemd slachtoffer vast te pakken en/of te houden en/of
- voornoemd slachtoffer onderuit te trappen, waardoor hij ten val is gekomen en/of
- (meermaals) met de arm krachtige slaande bewegingen te maken tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemd slachtoffer en/of
- (meermaals) met het been krachtige trappende/stampende bewegingen te maken tegen/op het hoofd en/of het lichaam van voornoemd slachtoffer en/of
- voornoemd slachtoffer bij de benen/voeten vast te pakken en over de grond te slepen en/of
- voornoemd slachtoffer van het perron op het spoor te duwen en/of
- stenen in de richting van voornoemd slachtoffer te gooien;

( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder primair ten laste gelegde poging doodslag en bewezenverklaring gevorderd van de poging zware mishandeling. Daarbij kan aan verdachte niet worden verweten dat het slachtoffer op het spoor is geduwd en stenen tegen hem zijn gegooid. Voor dat gedeelte van de tenlastelegging dient vrijspraak te volgen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integraal vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder primair ten laste gelegde poging doodslag en van de poging zware mishandeling.
Verdachte was op 5 mei 2023 naar een optreden van zijn nicht op een bevrijdingsfestival geweest. Er was een goede sfeer op het festival en hij kwam een aantal festivalgangers op enig moment weer tegen op het station [locatie] . Verdachte kende die jongens verder allemaal niet en hij was zelf op weg naar huis. Verdachte is meteen eerlijk geweest over zijn aandeel. Hij heeft het bij één schop/trap gehouden en is daarna weggegaan. Uit de bewijsmiddelen blijkt onvoldoende dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking met de groep jongens zodat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de andere geweldshandelingen.
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de onder subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldspleging aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak poging tot doodslag
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat door de bewezenverklaarde geweldshandelingen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer is ontstaan. De rechtbank zal verdachte van de poging tot doodslag vrijspreken.
Vrijspraak poging zware mishandeling
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van (het medeplegen van) de poging tot zware mishandeling.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer één trap tegen zijn lichaam heeft gegeven. Verdachte komt in beeld nadat het slachtoffer op de grond terecht is gekomen en al meerdere trappen en schoppen heeft gehad. Na de trap verdwijnt verdachte weer uit beeld. Verdachte heeft verklaard dat hij schrok van de situatie en dat hij toen is weggegaan. Hij heeft niet gezien dat het slachtoffer daarna nog van het perron is geduwd en dat er stenen naar hem zijn gegooid.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere medeverdachten niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht.
Ook heeft verdachte met deze enkele trap geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer aanvaard.
Bewezenverklaring openlijke geweldpleging
De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte als openlijke geweldpleging. Het slachtoffer is door een grote groep jongens in een steeds veranderende samenstelling belaagd.
Verdachte heeft met zijn trap een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. Op het moment dat verdachte trapte lag het slachtoffer al op de grond en voor verdachte was ook duidelijk dat hij toen al meerdere klappen en trappen had geïncasseerd.
Verdachte is daarnaast ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde in de tenlastelegging onder subsidiair genoemde geweld, behoudens het over de grond slepen, op het spoor duwen en het gooien van stenen. De rechtbank stelt vast dat verdachte al was weggelopen toen deze handelingen door anderen werden gepleegd.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 5 mei 2023 te Amsterdam, openlijk, te weten op het station [locatie] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, waarvan de identiteit tot op heden onbekend is gebleven, door:
- voornoemd slachtoffer vast te pakken en te houden en
- voornoemd slachtoffer onderuit te trappen, waardoor hij ten val is gekomen en
- meermaals met de arm krachtige slaande bewegingen te maken tegen het hoofd en het lichaam van voornoemd slachtoffer en
- meermaals met het been krachtige trappende/stampende bewegingen te maken tegen het lichaam van voornoemd slachtoffer.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

9.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de Raad zijn geadviseerd.
De officier van justitie vordert daarnaast een gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf in de zaak met het parketnummer 13.314158.22, te weten een tenuitvoerlegging van 25 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat die wordt omgezet in een werkstraf voor de duur van 50 uren.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gelet op de persoon van verdachte en het kleine aandeel dat verdachte heeft gehad is de raadsvrouw van mening dat een werkstraf met aftrek van de voorlopige hechtenis volstaat.
De raadsvrouw verzoekt de proeftijd van de voorwaardelijke straf in de zaak met het parketnummer 13.314158.22 met een jaar te verlengen, zodat de bijzondere voorwaarden en het toezicht en begeleiding van verdachte nog een jaar langer doorlopen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 5 mei 2023 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging van een onbekend gebleven slachtoffer. Het slachtoffer is door een grote groep jongeren op het perron van het station [locatie] belaagd. De ervaring leert dat dergelijke feiten een grote impact op slachtoffers hebben, die nog lange tijd de lichamelijke en/of psychische gevolgen kunnen ervaren. Bovendien is een filmpje van dit geweld verspreid via sociale media en is er veel media-aandacht voor dit feit geweest. Binnen de samenleving is geschokt gereageerd op dit buitensporige en zinloze geweld. Dergelijke feiten versterken de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 september 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal met geweld in vereniging.
De Raadheeft geen rapportage opgesteld. Ter zitting heeft de Raad geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. In de zaak met parketnummer 13.314158.22 zijn bijzondere voorwaarden opgelegd onder toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering. Deze voorwaarden lopen nog 1,5 jaar door.
De Raad is van mening dat een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf opgelegd in de zaak met parketnummer 13.314158.22 op zijn plaats is, aangezien verdachte drie voorwaarden heeft overtreden.
De WSSheeft ter zitting naar voren gebracht dat de persoon van verdachte om maatwerk vraagt. Verdachte heeft inderdaad een aantal voorwaarden overtreden maar er is voor een officiële waarschuwing gekozen in plaats van de zaak terug te sturen naar het openbaar ministerie. De WSS ziet een oprechte maar onhandige jongen. Hij staat nog wankel in het leven en het is de taak van de WSS en de ingezette hulpverlening om hem verder op weg te helpen.
Namens
[Jeugdzorg]is ter zitting naar voren gebracht dat verdachte een lieve jongen is met een gunfactor. Hij is nog jong en kwetsbaar en ziet risico’s niet goed in en heeft het soms nodig om bij de hand te worden genomen. Enige tijd geleden speelden er veel zorgen wanneer verdachte buiten was. De laatste tijd gaat het beter. Verdachte is meer aanwezig op de woongroep en hij geeft aan waar hij verblijft als hij naar buiten gaat.
Namens
[Jeugdhulp]is ter zitting aangevoerd dat verdachte zijn best doet en zich begeleidbaar opstelt. Er zijn geen nieuwe verdenkingen en hij gaat sinds twee weken naar school.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf in deze zaak een passende straf is. In het voordeel van verdachte is meegewogen dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en zijn aandeel in het geweld heeft bekend en oprecht spijt heeft betuigd. Verdachte is jong en kwetsbaar en groeit buiten zijn gezinsomgeving op. Daartoe is veel hulp en begeleiding ingezet en worden kleine positieve stappen gezet.
De rechtbank is gebleken dat in de zaak met parketnummer 13.314158.22 een reeks bijzondere voorwaarden zijn gesteld onder toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering en dat de proeftijd daarvan nog geruime tijd loopt. Het heeft geen meerwaarde deze voorwaarden opnieuw op te leggen.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 29 september 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13.314158.22 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 15 maart 2023 van de meervoudige kamer, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 47 dagen, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 6 oktober 2023 aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank ziet echter aanleiding om in plaats van de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te bevelen de proeftijd te verlengen met een jaar. Dit betekent dat verdachte zich nog een jaar langer aan de gestelde voorwaarden moet houden en dat de jeugdreclassering nog langer toezicht houdt en begeleiding biedt. De rechtbank is van oordeel dat dit in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte is en dat de samenleving hier ook bij gebaat is.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden, dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde heeft begaan
zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren,met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Verlengtde bij vonnis van 15 maart 2023 in de zaak met parketnummer 13.314158.22 bepaalde
proeftijd met 1 (één) jaar.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans, voorzitter,
mrs. M.J.M. Marseille en M.R. Bruning, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Nijland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2023.